Ambtenarenrecht – plaatsing andere functie – vermindering bezoldiging

In de zaak die hier centraal staat (Rechtbank Limburg, 13-12-2013 ECLI:NL:RBLIM:2013:11422) wordt door de rechtbank geoordeeld:

(a) dat de plaatsing in een andere functie binnen de gemeente voor onbepaalde tijd is, gelet op het niet zorgvuldig omgaan met informatie die eiser uit hoofde van zijn functie heeft verkregen (doorzenden van vertrouwelijke rapportage via email aan derden), gerechtvaardigd is,
maar eveneens:
(b) dat de eveneens opgelegde vermindering van bezoldiging voor onbepaalde tijd, gelet op de duur van eisers dienstverband, diens staat van dienst en het feit dat niet onomstotelijk vast is komen te staan dat eiser verantwoordelijk is geweest voor het lekken naar de pers, onevenredig is.

Hebt u omtrent ambtenarenrecht en/of ontslag of overplaatsing vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een ambtenarenrecht advocaat aan de telefoon. Bel ons op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
[…]
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser onvoorwaardelijk strafontslag met bevel tot onmiddellijke tenuitvoerlegging opgelegd.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht ter zake dit besluit een voorziening te treffen.
Bij besluit van 15 december 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het onvoorwaardelijk strafontslag met bevel tot onmiddellijke tenuitvoerlegging ingetrokken en eiser daarvoor in de plaats de disciplinaire straf van plaatsing in een andere functie voor onbepaalde tijd en met vermindering van bezoldiging opgelegd. Eiser heeft naar aanleiding van dit besluit het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2013.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het beroep is gevoegd behandeld met het beroep met kenmerk AWB 12 / 850. Na de zitting zijn de zaken gesplitst en zal apart uitspraak worden gedaan.
Overwegingen
1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór 1 januari 2013.
2.
Eiser was werkzaam als raadsadviseur/plaatsvervangend griffier bij de gemeenteraad van de gemeente [woonplaats]. Verweerder heeft mevrouw[naam], directeur van een adviesbureau voor organisatieontwikkeling en interim-management ([naam]) opdracht gegeven onderzoek te doen naar het functioneren van de griffier van de gemeenteraad van [woonplaats], de heer [naam] (de raadsgriffier). [naam] heeft haar bevindingen vastgelegd in een conceptrapportage en deze op
13 juli 2011 per email aan een vijftal medewerkers van de griffie, waaronder eiser, gezonden met het verzoek per ommegaande opmerkingen/aanvullingen door te geven, zodat zij de rapportage uiterlijk 15 juli 2011 zou kunnen doorzenden aan de werkgeverscommisie en de griffier. Een week later zijn er in Dagblad de Limburger twee artikelen verschenen over de positie van de raadsgriffier. De inhoud van deze twee artikelen is, blijkens de vermelding, gebaseerd op de conceptrapportage van [naam]. Uit een op verzoek van de burgemeester ingesteld onderzoek is vervolgens gebleken, en door eiser ook bevestigd, dat deze de conceptrapportage via email heeft doorgezonden aan de heer [naam] ([naam]), voormalig lid van de gemeenteraad en actief als adviseur van de Christelijke Volkspartij (CVP). Op 12 augustus 2011 is eiser in verband met een vermoeden van ernstig plichtsverzuim met ingang van 22 augustus 2011 buitengewoon verlof verleend.
Op 19 augustus 2011 heeft verweerder eiser het voornemen kenbaar gemaakt hem vanwege ernstig plichtsverzuim met toepassing van artikel 8:13 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente [woonplaats] (AGM) de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk strafontslag met bevel tot onmiddellijke tenuitvoerlegging daarvan op te leggen.
Bij brief van 7 september 2011 heeft eiser zijn zienswijze kenbaar gemaakt, waarna verweerder eiser met het primaire besluit vanwege schending van de geheimhoudingsplicht de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk strafontslag met onmiddellijke tenuitvoerlegging heeft opgelegd.
3.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het onvoorwaardelijk strafontslag ingetrokken en eiser daarvoor in de plaats op grond van artikel 16:1:2, eerste lid, aanhef en sub h, van de AGM de disciplinaire straf van plaatsing in een andere functie voor onbepaalde tijd en met vermindering van bezoldiging opgelegd. Ter onderbouwing van dit standpunt stelt verweerder dat een andere straf dan onvoorwaardelijk strafontslag, gelet op eisers persoonlijke omstandigheden, het lange dienstverband en diens leeftijd in combinatie met de moeilijke positie van eiser op de arbeidsmarkt passender is. Daarbij heeft verweerder bepaald dat eiser zal worden geplaatst in de functie van medewerker in algemene dienst in de interim-poule van het team Loopbaan en Mobiliteit en zal worden belast met projectmatige werkzaamheden op het niveau van functieschaal 10. De salarisbetalingen worden met ingang van 1 oktober 2011 hervat op het niveau van maximaal schaal 10, met verrekening van het bedrag dat was uitbetaald in verband met de eindafrekening van het dienstverband per 1 oktober 2011. Verder wordt er, ook al was er volgens verweerder geen sprake van een aan de werkgeverscommissie te verwijten onrechtmatigheid, uit coulance een proceskostenvergoeding (van € 874,-) toegekend.
4.
Bij de beoordeling van het beroep is het volgende wettelijke kader van belang.
Op grond van artikel 15:1 van de CAR/UWO is de ambtenaar gehouden zijn betrekking nauwgezet en ijverig te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Op grond van artikel 16:1:1, eerste lid, van de CAR/UWO kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing ten aanzien van hem van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel van de Ambtenarenwet, deswege disciplinair worden gestraft. Op grond van het tweede lid, van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Op grond van artikel 16:1:2, aanhef en onder g, van de AGM kan er, voor zover relevant, vermindering van salaris met ten hoogste het bedrag van de laatste twee periodieke verhogingen, een en ander voor de tijd van niet langer dan twee jaren, worden opgelegd. Het bepaalde in aanhef en onder h, van dat artikel kan er plaatsing in een andere betrekking, al of niet in een ander onderdeel van de dienst, voor bepaalde of onbepaalde tijd en met of zonder vermindering van bezoldiging worden opgelegd.
5.1.
Ten aanzien van eisers stelling dat de werkgeverscommissie niet bevoegd is om ten aanzien van eiser, zijnde een medewerker van de griffie, besluiten te nemen, overweegt de rechtbank dat deze bevoegdheid rechtstreeks volgt uit het bepaalde in de artikelen
107e, tweede lid, juncto artikel 83 van de Gemeentewet. Deze beroepsgrond faalt.
5.2
Ten aanzien van de door eiser betwiste onafhankelijkheid van de bezwarencommissie overweegt de rechtbank dat eiser weliswaar heeft gesteld, maar niet gemotiveerd heeft onderbouwd waarom de bezwarencommissie niet zou voldoen aan de vereisten ex artikel 7:13 van de Awb. De door eiser eerst ter zitting ingebrachte stelling dat de voorzitter van deze commissie, Maes, niet onpartijdig zou zijn als gevolg van verstrengeling van belangen, is, wat daarvan verder ook zij, tardief ingebracht, zodat ook deze beroepsgrond faalt.
5.3.
Met betrekking tot de door eiser gestelde schending van het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur staat vast dat eiser niet de enige medewerker binnen de griffie is die de rapportage aan zijn partner heeft laten lezen. Dit heeft verweerder eiser, evenals de andere medewerkers van de griffie, ook niet aangerekend. Dit doet echter niet af aan het feit dat uit onderzoek van de mailboxen van de medewerkers van de griffie en waartoe verweerder op grond van hoofdstuk 4 van het Privacyreglement e-mail en internetgebruik gemeente [woonplaats] bevoegd was, is gebleken dat eiser de conceptrapportage, als enige medewerker van de griffie, integraal heeft doorgezonden aan een externe derde, [naam]. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat er daarbij wel degelijk verschil bestaat tussen het laten lezen van de betreffende rapportage door een partner binnen de vertrouwelijkheid van een vaste relatie en het laten lezen van de rapportage door een externe derde, in dit geval [naam]. Dat [naam] bij het toezenden van de rapportage aan (onder meer) eiser niet heeft gewezen op de vertrouwelijkheid van de rapportage, doet hieraan niet af. Het had eiser, gezien de aard en de inhoud van de rapportage, duidelijk had moeten zijn, dat hij de rapportage niet had mogen bespreken met c.q. doormailen aan een derde, zoals [naam]. Dat [naam] eiser vertrouwelijkheid zou hebben toegezegd en de betreffende mail na kennisneming ook zou hebben verwijderd uit zijn mailbox, maakt dit niet anders. Ook deze beroepsgronden falen.
5.4.
Door de betreffende rapportage per email door te zenden aan [naam] is eiser niet zorgvuldig omgegaan met informatie die hij uit hoofde van zijn functie heeft verkregen. Dit is te kwalificeren als (ernstig) plichtsverzuim. Dat niet is komen vast te staan dat er een direct verband bestaat tussen het door eiser ter beschikking stellen van de rapportage aan [naam] en de publicatie van de artikelen in Dagblad de Limburger en dat er volgens eiser kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de beveiliging van de gemeentelijke ICT-systemen doet hieraan niet af. Verweerder kon derhalve overgaan tot het opleggen van een disciplinaire maatregel.
5.5.
Met betrekking tot de opgelegde maatregel is duidelijk, en ook ter zitting door eiser erkend, dat hij niet langer werkzaam kan zijn binnen de griffie van de gemeenteraad.
De plaatsing in een andere functie binnen de gemeente voor onbepaalde tijd op grond van artikel 6:1:2, aanhef en onder h, van de AGM is naar het oordeel van de rechtbank dan ook evenredig aan het gepleegde plichtsverzuim.
5.6.
Dit geldt echter niet voor de eveneens opgelegde vermindering van bezoldiging (van schaal 12 naar maximaal schaal 10) voor onbepaalde tijd. Deze is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de duur van eisers dienstverband, diens staat van dienst en het feit dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat eiser verantwoordelijke is geweest voor het lekken naar de pers, onevenredig.
6.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de bezoldiging voor onbepaalde tijd is verminderd. Voor een finale geschillenbeslechting ziet de rechtbank gelet op de instrumenten die verweerder ten behoeve van een nieuwe beslissing ter beschikking staan geen ruimte. Verweerder zal daarom binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen
van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart het beroep gegrond;
• vernietigt het bestreden besluit, voor zover dit betrekking heeft op de vermindering van de bezoldiging van eiser voor onbepaalde tijd;
• draagt verweerder op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
• draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152,- aan eiser te vergoeden;
• veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,- te betalen aan eiser.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2013.
(bron: www.rechtspraak.nl)