Ontslag op staande voet – geen ondubbelzinnige en duidelijke verklaring

In de zaak die hier wordt besproken oordeelde het hof dat een eventuele telefonische uitlating van werknemer: `dat hij nooit meer zou komen werken´ niet te gauw mag worden opgevat als een ondubbelzinnige en duidelijke verklaring van zijn wil de arbeidsovereenkomst (met onmiddellijke ingang) te beëindigen. Zelfs niet indien werkgever in datzelfde gesprek, op uitnodiging van werkgever, die uitlating niet heeft willen terugnemen en werknemer die dag niet is komen werken.

Deze werknemer had immers als reden van zijn afwezigheid opgegeven dat hij geen geld had om het vervoer van zijn huis naar het werk te betalen. Uit de afwezigheid kan dus niet worden afgeleid dat werknemer een weloverwogen beslissing had genomen.

In dit kader speelden de volgende omstandigheden een rol:
(rechtsoverweging 1.)
a. Met ingang van 15 mei 2008 is werknemer als taxibuschauffeur in dienst getreden van werkgever tegen een brutoloon van € 1.516,57 per maand.

b. Op vrijdag 18 juli 2008 is werknemer niet op zijn werk verschenen. Partijen hebben in de morgen van die dag een telefoongesprek met elkaar gevoerd.

c. Werkgever heeft zich in een op diezelfde dag aan werknemer verzonden e-mail op het standpunt gesteld dat werknemer in bedoeld telefoongesprek ontslag had genomen, maar dat zij, gelet op door hem aangeboden excuses, onder zekere voorwaarden bereid was de arbeidsovereenkomst alsnog met hem voort te zetten.

d. Die voorwaarden hielden, kort gezegd, in dat werknemer ook weekenddiensten zou moeten verrichten; van zodanige diensten was hij in de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst vrijgesteld.
e. In verband met genoemde voorwaarden heeft werkgever als bijlage bij haar e-mailbericht aan werknemer een gewijzigd dienstrooster toegezonden, met het verzoek dat uiterlijk op zaterdagavond 19 juli 2008 voor akkoord aan haar te retourneren met mededeling dat, indien hij daaraan niet zou voldoen, zij hem zou houden aan het genomen ontslag.

f. Bij e-mail van zaterdagavond 19 juli 2008 heeft werknemer aan werkgever bericht dat hij erover verbaasd was dat werkgever zich op het standpunt stelde dat hij ontslag had genomen en medegedeeld dat dit standpunt onjuist was. Ter toelichting vermeldde hij dat hij slechts gezegd had dat hij (op vrijdag 18 juli 2008) een probleem had gehad om op het werk te komen vanwege de geringe reiskostenvergoeding. Hij gaf aan op maandagmorgen weer op het werk te verschijnen.

g. Op 20 juli 2008 heeft werkgever per e-mail aan werknemer geschreven dat, nu hij het toegezonden rooster niet tijdig had geretourneerd, er niets anders restte dan te blijven bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ingevolge de door werknemer gedane opzegging.

h. Hierop heeft werknemer, eveneens per op 20 juli 2008 (in de middag) verzonden e-mail, gereageerd. Hij vermeldt daarin: “Ik vind het feit dat u mij ontslagen hebt onterecht handelen is, terwijl dat ik geen werk voor u geweigerd heb” Na een uiteenzetting van zijn vervoerproblemen op vrijdag 18 juli 2008 en zijn eerder getoonde bereidheid om op maandag 21 juli 2008 het werk te hervatten, schrijft hij in deze e-mail nog: “Ik vind het jammer dat u deze stap genomen hebt om mij alsnog te ontslaan terwijl dat ik heel gemotiveerd ben om te werken!!.Ik hoop dat u afziet van deze ontslag, en een tegenbericht stuurt waarin u mij de kans geeft om mijn werk bij uw bedrijf te komen hervatten. Mocht dit niet het geval zijn, dan stel ik u aansprakelijk voor de consequenties van uw genomen stap (…)”.

i. Op deze laatste e-mail heeft werkgever niet meer geantwoord. werknemer is vervolgens op maandag 21 juli 2008 en daarna niet meer op het werk verschenen.

j. werknemer] heeft daarna de nietigheid van het – volgens hem – aan hem door werkgever gegeven ontslag ingeroepen.

Het hof oordeelde als volgt:
(rechtsoverweging 4.)
Het telefoongesprek van 18 juli 2008, waarin werknemer ontslag zou hebben genomen, vond plaats in een emotionele sfeer. Beide partijen hebben daarop gewezen en hetgeen de kantonrechter daarover heeft vastgesteld is in hoger beroep niet bestreden. Reeds vanwege dit emotionele karakter van het gesprek mocht werkgever een eventuele uitlating van werknemer “dat hij nooit meer zou komen werken” niet te gauw opvatten als een ondubbelzinnige en duidelijke verklaring van zijn wil de arbeidsovereenkomst (met onmiddellijke ingang) te beëindigen, zelfs niet indien hij in datzelfde gesprek, na daartoe door werkgever uitgenodigd te zijn, die uitlating niet heeft willen terugnemen. Dit geldt mede omdat, naar werkgever moest begrijpen, aan een vrijwillige beëindiging van het dienstverband voor werknemer ernstige gevolgen zouden zijn verbonden.

(rechtsoverweging 5.)
Werkgever heeft aangevoerd dat werknemer vrijdagmorgen 18 juli 2008 niet op het werk was verschenen alvorens bedoeld telefoongesprek werd gevoerd en dat óók daaruit kan worden afgeleid dat hij een afgewogen beslissing had genomen niet meer voor werknemer te willen werken.
Deze stelling miskent echter dat, naar de onbestreden vaststelling van de kantonrechter, in bedoeld telefoongesprek door werknemer ter sprake is gebracht dat de reden van zijn niet verschijnen was dat hij geen geld had voor zijn vervoer van huis naar de werkplek. Daargelaten het antwoord op de vraag of deze reden voor zijn wegblijven toereikend was, kan werkgever na het aanhoren van de daarop betrekking hebbende mededeling van werkgever niet in redelijkheid hebben begrepen dat het wegblijven van werknemer duidde op een weloverwogen beslissing het dienstverband te willen beëindigen.

(rechtsoverweging 7.)
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de stelling van werkgever dat werknemer in het telefoongesprek, mede gelet op zijn niet-verschijnen, weloverwogen en ondubbelzinnig ontslag heeft genomen met onvoldoende feiten heeft onderbouwd.

Bron: Gerechtshof Den Haag, 12 februari 2013 (LJN: CA3052).