Bestuurdersaansprakelijkheid BV en NV – wettelijk vermoeden onbehoorlijke taakvervulling

Artikel 2:138 lid 2 BW bepaalt (voor wat betreft de NV):

Indien het bestuur niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de artikelen 10 of 394, heeft het zijn taak onbehoorlijk vervuld en wordt vermoed dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Hetzelfde geldt indien de vennootschap volledig aansprakelijk vennoot is van een vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap en niet voldaan is aan de verplichtingen uit artikel 15i van Boek 3. Een onbelangrijk verzuim wordt niet in aanmerking genomen.

Voor bestuurders van een besloten vennootschap is een soortgelijke bepaling neergelegd in artikel 2:248 lid 2 BW.

Artikel 2:10 BW bepaalt (voor zowel bestuurders van de NV als de BV):

1.            Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de rechtspersoon en van alles betreffende de werkzaamheden van de rechtspersoon, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend.

2.            Onverminderd het bepaalde in de volgende titels is het bestuur verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de rechtspersoon te maken en op papier te stellen.

3.            Het bestuur is verplicht de in de leden 1 en 2 bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.

4.            De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.

Artikel 2:394 BW bepaalt (voor zover hier van belang) voor zowel de NV als de BV:

1.            De rechtspersoon is verplicht tot openbaarmaking van de jaarrekening binnen acht dagen na de vaststelling. De openbaarmaking geschiedt door nederlegging van een volledig in de Nederlandse taal gesteld exemplaar of, als dat niet is vervaardigd, een exemplaar in het Frans, Duits of Engels, ten kantore van het handelsregister dat wordt gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken die overeenkomstig artikel 18, zesde en zevende lid, van de Handelsregisterwet 2007 bevoegd is tot inschrijving. Op het exemplaar moet de dag van vaststelling en goedkeuring zijn aangetekend.

2.            Is de jaarrekening niet binnen twee maanden na afloop van de voor het opmaken voorgeschreven termijn overeenkomstig de wettelijke voorschriften vastgesteld, dan maakt het bestuur onverwijld de opgemaakte jaarrekening op de in lid 1 voorgeschreven wijze openbaar; op de jaarrekening wordt vermeld dat zij nog niet is vastgesteld. Binnen twee maanden na gerechtelijke vernietiging van een jaarrekening moet de rechtspersoon een afschrift van de in de uitspraak opgenomen bevelen met betrekking tot de jaarrekening neerleggen ten kantore van het handelsregister, met vermelding van de uitspraak.

3.            Uiterlijk dertien maanden na afloop van het boekjaar moet de rechtspersoon de jaarrekening op de in lid 1 voorgeschreven wijze openbaar hebben gemaakt.

(…)

Uitleg artikel 2:138 lid 2 BW (en 2:248 lid 2 BW)

Een redelijke uitleg van artikel 2:138 lid 2 BW brengt mee dat voor het ontzenuwen van het daarin neergelegde vermoeden dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement volstaat dat de aangesproken bestuurders aannemelijk maken dat andere feiten of omstandigheden dan hun onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest.

Stelt de bestuurder (of stellen de bestuurders) daartoe een van buiten komende oorzaak, en wordt de bestuurder door de curator verweten dat hij heeft nagelaten het intreden van die oorzaak te voorkomen, dan zal de bestuurder (tevens) feiten en omstandigheden moeten stellen en zo nodig aannemelijk maken waaruit blijkt dat dit nalaten geen onbehoorlijke taakvervulling oplevert.

Als hij daarin slaagt, ligt het op de weg van de curator op de voet van het eerste lid van artikel 2:138 BW aannemelijk te maken dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. (bron: www.rechtspraak.nl)

Handelen in strijd met statutaire beschermingsbepalingen

Daarnaast vormt handelen in strijd met statutaire beschermingsbepalingen een zwaarwegende omstandigheid die in beginsel aansprakelijkheid van de bestuurder met zich meebrengt op de voet van artikel 2: 9 BW (HR 29-11-2002, JOR 2003, 2 inzake de Berghuizer Papierfabriek). Het niet-naleven van administratie- of publicatieverplichtingen levert een vermoeden op van onbehoorlijke taakvervulling door de directeur/werknemer van een stichting die daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt, behoudens door de directeur/werknemer te leveren tegenbewijs, zo daarvoor gronden aanwezig zijn (HR 30-3-2001, JAR 2001, 127).

Contact omtrent bestuurdersaansprakelijkheid

Hebt u met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met onze advocaten. Bel ons nu op 030 252 35 20.