Geschil tussen aandeelhouders | uitstotingsprocedure

Hebt u omtrent een geschil tussen aandeelhouders of tussen vennoten vragen en/of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ondernemingsrecht advocaten aan de telefoon. Bel ons op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitstotingsprocedure en overdracht aandelen op de voet van art. 2:336 BW.

Artikel 336 lid 1 BW bepaald: Een of meer houders van aandelen die alleen of gezamenlijk ten minste een derde van het geplaatste kapitaal verschaffen, kunnen van een aandeelhouder die door zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaadt of heeft geschaad, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld, in rechte vorderen dat hij zijn aandelen overeenkomstig artikel2:341 BW overdraagt.

Ingevolge artikel 2:336 lid 1 BW kan een aandeelhouder die door zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaadt dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld, gedwongen worden zijn aandelen over te dragen aan zijn mede-aandeelhouders op de wijze die in artikel 2:341 BW is voorzien.

Blijkens de wetsgeschiedenis en de bestaande jurisprudentie is een gedwongen overdracht van aandelen/uitstoting van een aandeelhouder een verstrekkende maatregel die alleen in zeer bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld wanneer door de (min of meer voortdurende) gedragingen van een aandeelhouder in zijn hoedanigheid van aandeelhouder het functioneren en het voortbestaan van de vennootschap in gevaar worden gebracht, de werkgelegenheid van werknemers dreigt weg te vallen of een impasse moet worden doorbroken.

Indien daaromtrent een geschil bestaat en zich een spoedeisende situatie voordoet zou, na afweging van de in aanmerking komende belangen, een voorlopige voorziening gerechtvaardigd kunnen zijn. De aan het adres van de betreffende aandeelhouder gemaakte verwijten moeten in dat geval wel in hoge mate mate aannemelijk zijn.

De maatstaf van art. 2:336 lid 1 BW is dat er sprake van moet zijn dat de uit te stoten aandeelhouder door zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaadt, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld.

Hierin zijn drie elementen te ontdekken, (i) de gedragingen die aanleiding zijn tot uitstoting; (ii) schade aan het vennootschappelijk belang en (iii) een redelijkheidstoets. Over de invulling van deze toetsingsnorm bestaat enige onduidelijkheid. Niet vereist lijkt te zijn dat het voortbestaan van de onderneming direct in gevaar is. Het draait er om dat de besluitvorming wordt verlamd en daardoor het functioneren en de continuïteit van de vennootschap in gevaar wordt gebracht. Voor wat betreft de redelijkheidstoets neemt de wet maatstaf dat het vennootschappelijk belang moet worden geschaad. (bron:www.rechtspraak.nl)

De uitstoting van een aandeelhouder is uitsluitend mogelijk in verband met gedragingen die door de betreffende aandeelhouder in diens hoedanigheid van aandeelhouder zijn verricht en níet voor het niet-nakomen van verplichtingen als bestuurder van de vennootschap. Voor dat laatste geval biedt de schorsing of het ontslag van een bestuurder op de voet van artikel 2:244 BW eventueel uitkomst. Uitstoting als aandeelhouder van de vennootschap kan niet de remedie zijn op het tekortschieten als bestuurder van de vennootschap.(bron:www.rechtspraak.nl)