Ontslag op staande voet – belangenafweging

Ontslag op staande voet. In deze zaak (LJN: BX1279,Sector kanton Rechtbank Leeuwarden, 24 april 2012) draait het om een ontslag op staande voet (omdat werknemer  roekeloos had gehandeld door verplichting om valbeveiliging te dragen niet na te leven) en het afwegen van de aard en ernst van de dringende reden tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden.

De feiten

Werknemer, geboren op [datum], is sinds 1 april 2006 in dienst van Werkgever, laatstelijk in de functie van cleaner. Op 10 februari 2012 diende Werknemer schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren, bestaande uit het schoonspuiten van een reactor, met behulp van ademlucht (zuurstofmasker) met een hogedrukspuit. De schoonmaakwerkzaamheden betreffen terugkerende werkzaamheden, die Werknemer voordien al regelmatig had verricht. Werknemer was destijds  (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt en bezig was met zijn re-integratie.

Voorafgaand aan uit te voeren schoonmaakwerkzaamheden in de reactor dienen er enkele veiligheidsmaatregelen te worden getroffen. Allereerst wordt het roerwerk afgesloten. Daarnaast dient de cleaner die in het vat afdaalt valbeveiliging te dragen, zodat hij in geval van een calamiteit uit het vat kan worden gehaald.

Werknemer droeg toen bij het schoonmaken van het vat geen valbeveiliging. Nadat was  geconstateerd dat Werknemer de valbeveiliging niet droeg, heeft een collega van Werknemer op dit verzuim heeft gewezen. Naar aanleiding daarvan heeft Werknemer zijn collega verzocht om de valbeveiliging naar beneden te laten komen. Werknemer heeft de valbeveiliging toen niet meteen omgedaan, maar heeft deze aan het roerwerk in het vat gehangen en is verder gegaan met de schoonmaakwerkzaamheden. Naderhand werd geconstateerd dat Werknemer de valbeveiliging nog steeds niet droeg en dat deze aan het roerwerk was vastgezet. Vervolgens is Werknemer hierop aangesproken en is hem verzocht om uit het vat te komen. Hierna is Werknemer, inmiddels met de valbeveiliging om, naar boven gekomen en is gewaarschuwd. Daarop heeft Werknemer, voorzien van valbeveiliging, zijn werkzaamheden vervolgd. Werkgever heeft daarna een vervanger voor Werknemer naar de reactor gestuurd, die de werkzaamheden van Werknemer heeft overgenomen. Werknemer op zijn beurt diende zich op kantoor van Werkgever te vervoegen.

Werkgever heeft Werknemer in een gesprek op 10 februari 2012, bevestigd bij brief van gelijke datum, op staande voet ontslagen. In deze brief meldt Werkgever onder meer: “Middels deze brief bevestigen wij dat je op staande voet en met onmiddellijke ingang ontslagen bent. De reden hiervoor is kort samengevat als volgt: Je hebt je, ondanks waarschuwingen van jouw collega’s ter plaatse niet gehouden aan de geldende veiligheidsvoorschriften. Je hebt hiermee jezelf en jouw collega’s in ernstig in gevaar gebracht. De hierboven beschreven omstandigheden vormen een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW op grond waarvan wij de arbeidsovereenkomst per direct beëindigd hebben. (…)”

Bij brief van 10 februari 2012 heeft de gemachtigde van Werknemer zich namens Werknemer beroepen op de vernietigbaarheid van het gegeven ontslag op staande voet.

De standpunten van partijen

Werknemer legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Er is geen sprake van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Daartoe is allereerst van belang dat Werkgever de op haar rustende zorgplicht jegens haar personeel heeft geschonden door Werknemer de werkzaamheden in het vat alleen te laten verrichten, terwijl dit door minstens twee medewerkers afwisselend diende te gebeuren. Bovendien was Werknemer ten tijde van de werkzaamheden nog (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt en kon hij nog geen zware fysieke arbeid verrichten. In dat opzicht heeft Werjgever eveneens onvoldoende zorg betracht jegens haar werknemer. Ook had Werknemer ten tijde van de werkzaamheden op 10 februari 2012 geen geldig ademluchtcertificaat meer, waarop hij Werkgever voordien al meermalen had gewezen. Ook hier heeft Werkgever veiligheidsvoorschriften geschonden. Daar waar Werkgever zelf veiligheidsvoorschriften jegens Werknemer schendt, kan overtreding van veiligheidsvoorschriften door Werknemer geen dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren. Voorts heeft Werknemer, na gewaarschuwd te zijn, uiteindelijk wel de valbeveiliging omgedaan – waarmee hij zijn verzuim heeft hersteld – en dient te worden bedacht dat de desbetreffende medewerker van BASF Werknemer na de waarschuwing zijn werkzaamheden heeft laten voortzetten. Verder heeft Werknemer niemand in gevaar gebracht toen hij de valbeveiliging niet droeg. Hij was immers alleen aan het werk in het vat. Ten slotte is de opzegging in strijd met de bijzondere opzegverboden ex artikel 7:670 BW, nu Werknemer ten tijde van de opzegging nog steeds (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was en bezig was met zijn re-integratie. Ten slotte merkt Werknemer op dat ook als hem een (ernstig) verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen, ontslag op staande voet in de gegeven omstandigheden een te zware sanctie vormt.

Werkgever voert verweer en voert aan dat het gegeven ontslag op staande voet als rechtsgeldig dient te worden beschouwd. Het niet naleven van de veiligheidsvoorschriften door Werknemer is voor Werkgever onaanvaardbaar. Werknemer heeft opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos, zichzelf of anderen aan ernstig gevaar blootgesteld door het niet dragen van de valbeveiliging. De bij de schoonmaakwerkzaamheden in acht te nemen veiligheidsmaatregelen zijn er niet voor niets en dienen ter bescherming van werknemers tegen gevaarlijke situaties. In de gegeven omstandigheden kon Werkgever niet volstaan met het geven van een waarschuwing aan Werknemer en was het geven van ontslag op staande voet als sanctie gerechtvaardigd. Ten aanzien van het door Werknemer aangehaalde schenden van veiligheidsvoorschriften door Werkgever voert Werkgever aan dat het bezit van een vernieuwd ademluchtcertificaat niet verplicht is. Een eenmaal behaald certificaat blijft volgens Werkgever geldig.

De beoordeling door de kantonrechter (als voorzieningenrechter)

In deze kort geding procedure dient te worden beoordeeld of aannemelijk is dat het door Werkgever aan Werknemer gegeven ontslag op staande voet in een bodemprocedure stand zal houden. Daarvoor dient aannemelijk te zijn dat sprake is van een, onverwijld aan Werknemer meegedeelde, dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 jo. 7:678 BW, die tot gevolg heeft dat van Werkgever redelijkerwijs niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst van partijen langer te laten voortduren.

Een dringende reden kan onder andere aanwezig geacht worden, wanneer de werknemer opzettelijk of ondanks waarschuwing roekeloos, zichzelf of anderen aan ernstig gevaar blootstelt (artikel 7:678 lid 2 aanhef en onder h BW).

Bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet dient de kantonrechter alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking te nemen. Hij moet hierbij de aard en ernst van de dringende reden afwegen tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Relevant daarbij zijn aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer zijn werk heeft vervuld en ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.

Ook indien gevolgen van een ontslag op staande voet ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen aard en ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was (zie o.a. HR 21 januari 2000, LJN: AA4436 en HR 20 april 2012, LJN: BV9532).

De kantonrechter stelt voorop dat de arbeidsongeschiktheid van Werknemer niet aan het geven van een ontslag op staande voet in de weg stond. Het opzegverbod tijdens ziekte, als bedoeld in artikel 7:670 lid 1 sub a BW, is blijkens artikel 7:670b lid 1 BW immers niet van toepassing bij opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden. De dringende reden doorbreekt in een dergelijke situatie dus het opzegverbod.

Voorts overweegt de kantonrechter dat niet in geschil is tussen partijen dat de veiligheidsvoorschriften ter zake de schoonmaakwerkzaamheden in de reactor Werknemer ertoe verplichtten om uitgerust te zijn met valbeveiliging en dat Werknemer – die reeds eerder schoonmaakwerkzaamheden ter plaatse had uitgevoerd – van deze verplichting op de hoogte was. Naar het oordeel van de kantonrechter dienen dergelijke – essentiële – veiligheidsvoorschriften strikt in acht te worden genomen, gelet op de belangen die zij dienen, waaronder het voorkomen van gevaar voor de betrokken werknemer(s). Dit geldt te meer nu de werkzaamheden op de bodem van een zes meter diep vat moesten worden uitgevoerd, waaruit de cleaner niet zomaar kan “ontsnappen”. In geval van een calamiteit kan hij met behulp van de valbeveiliging snel omhoog worden gehaald.

Niet alleen was Werknemer op de hoogte van de verplichting om valbeveiliging te dragen bij de schoonmaakwerkzaamheden in het vat, hij is daarop ook nog eens (indirect) expliciet aangesproken.

Ondanks deze waarschuwing heeft Werknemer nagelaten om zich alsnog met de valbeveiliging uit te rusten. Dit alles in aanmerking nemend, is de kantonrechter van oordeel dat Werknemer ondanks waarschuwing roekeloos heeft gehandeld, waarbij hij zichzelf aan ernstig gevaar heeft blootgesteld.

Dit levert reeds een dringende reden op in de zin der wet voor ontslag op staande voet, waardoor van Werkgever niet kon worden gevergd om de arbeidsovereenkomst nog langer te laten voortduren.

Het is derhalve niet relevant of Werknemer ook anderen dan hemzelf aan gevaar heeft blootgesteld.

Wanneer deze dringende reden vervolgens wordt afgewogen tegen de door Werknemer genoemde omstandigheden van het geval, was onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst naar voorlopig oordeel nog steeds gerechtvaardigd en behoefde Werkgever niet met een minder vergaande sanctie te volstaan.

Ook al had Werkgever een collega moeten meesturen die de schoonmaakwerkzaamheden in het reactorvat afwisselend met Werknemer had kunnen doen, dan nog onthief het nalaten daarvan door Werkgever Werknemer geenszins van zijn verplichting om zich met valbeveiliging uit te rusten bij het uitvoeren van de schoonmaakwerkzaamheden in het reactorvat. Datzelfde geldt voor het (eventueel)
– partijen twisten erover of zulks noodzakelijk was – niet meer in bezit zijn van een geldig ademluchtcertificaat bij het uitvoeren van de schoonmaakwerkzaamheden in het reactorvat. Of een vernieuwd certificaat nu wel of niet vereist was, ook dan had Werknemer zich nog steeds met valbeveiliging moeten uitrusten bij het uitvoeren van de werkzaamheden in het reactorvat. Anders gezegd: Werknemer kan zich in de gegeven omstandigheden, waarbij hij – ondanks waarschuwing – zich niet heeft gehouden aan een essentieel veiligheidsvoorschrift niet vrijpleiten door te wijzen op tekortkomingen zijdens Werkgever.

Een en ander overziende, is de kantonrechter van oordeel dat het door Werkgever gegeven ontslag op staande voet voorshands als rechtsgeldig dient te worden aangemerkt. Dat brengt mee dat de door Werknemer ingestelde vorderingen zullen worden afgewezen.

Contact met onze arbeidsrecht advocaten:

Mocht u omtrent ontslag vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag advocaten aan de telefoon. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.