Alimentatie aanspraak na tijdelijke werkhervatting

Op grond van vaste rechtspraak geldt dat, bij de vaststelling van de aan de welstand gerelateerde behoefte van de alimentatiegerechtigde, rekening dient te worden gehouden met alle feiten en omstandigheden van het geval, waaronder zowel de inkomsten tijdens de laatste jaren van het huwelijk als het uitgavenpatroon in diezelfde periode. De behoefte zal daarnaast zoveel mogelijk aan de hand van concrete gegevens betreffende de reële of met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten kosten van levensonderhoud worden bepaald.

Bij de bepaling van dit alles dient uit te worden gegaan, in beginsel, van het netto gezinsinkomen van partijen in de situatie waarin zij nog samenwoonden.

De zaak die in dit bericht wordt besproken draait om het volgende.

Een man en vrouw zijn minstens 18 jaar getrouwd geweest gedurende welk huwelijk de vrouw niet heeft gewerkt maar de zorg heeft gedragen voor de opvoeding van de zoon.

In de echtscheidingsprocedure moet de behoeftigheid van de vrouw worden vastgesteld.

Tussen partijen staat vast dat de vrouw gedurende twaalf jaren tijdens het huwelijk niet heeft gewerkt. Vlak na het uit elkaar gaan van de man en vrouw heeft zij een half jaar werk kunnen vinden, dit is echter al weer vier jaar geleden en in de tussentijd is zij er niet in geslaagd nog een keer een arbeidscontract af te sluiten.

Het Gerechtshof is uiteindelijk van oordeel dat, gelet op de duur van het huwelijk van partijen, waarin de man de kostwinner is geweest en de vrouw de verzorging en opvoeding van haar zon op zich heeft genomen, haar positie op de arbeidsmarkt negatief is beïnvloed. Om die reden kan van haar op dit moment niet gevergd worden dat zij in haar eigen levensonderhoud voorziet.

Bijzonder is dat het Hof vervolgens aanleiding ziet om in dit geval een termijn te verbinden aan de duur van de alimentatieplicht van de man. Het Hof overweegt, dat nu de vrouw in staat is geweest om na twaalf jaar onderbreking van haar deelname aan het arbeidsproces een goede baan te vinden die aansloot bij haar werkervaring (het half jaar werk dat de vrouw vlak na het uit elkaar gaan had kunnen vinden), zij een verdiencapaciteit heeft van € 2.000.

Gelet hierop, maar ook op het feit dat zij op dit moment nog geen dienstverband heeft kunnen vinden en haar daarvoor enige tijd dient te worden gegund stelt het Hof de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot levensonderhoud op een termijn van drie jaren omdat het Hof ervan uitgaat dat de vrouw vanaf dat moment in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.

Hier is te zien dat, zoals in de literatuur en politiek al menigmaal is beargumenteerd, de verhoudingen in de huidige maatschappij vaker een kortere alimentatietermijn zullen vergen dan de ‘standaard’ twaalf jaar. Hoewel de vrouw in het geheel niet zoveel zekerheid heeft op een baan is de tendens dat alimentatiegerechtigde een motivatie gegeven moet worden om weer aan het werk te gaan.

Heeft u vragen omtrent een alimentatieregeling of hieraan verwante onderwerpen dan zullen onze gespecialiseerde advocaten u graag van dienst zijn. U kunt hiervoor altijd kosteloos contact opnemen met 030 252 35 20.

 

Bron: www.rechtspraak.nl