Bestuurdersaansprakelijkheid – schuldeiser was steeds bekend met zorgelijke financiële situatie

De vraag die in de zaak die hier wordt besproken aan de rechtbank ter beoordeling werd voorgelegd  is of de bestuurder van X BV persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die Schuldeiser lijdt als gevolg van het feit dat X BV de door Schuldeiser geleverde zaken onbetaald heeft gelaten.

De rechtbank oordeelt – samengevat – als volgt (zie LJN: BT2919, Rechtbank Utrecht 21 september 2011)

Schuldeiser stelt zich op het standpunt dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord.

De bestuurder betwist de door Schuldeiser gestelde betalingsachterstanden van X BV niet. Hij erkent zelfs uitdrukkelijk dat X BV in een zorgelijke financiële situatie verkeerde en niet in staat was om al haar opeisbare betalingsverplichtingen jegens Schuldeiser te voldoen. Dit was volgens de bestuurder (vooral) te wijten aan het feit dat X BV er niet in slaagde de 15% hogere inkoopprijzen van Schuldeiser geheel, althans met een gezonde winstmarge voor X BV aan haar grootste afnemers door te berekenen. Evenmin, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist de bestuurder dat X BV onvoldoende verhaal voor alle uitstaande vorderingen van Schuldeiser bood. Desondanks stelt de bestuurder zich op het standpunt dat het onder deze omstandigheden blijven plaatsen van bestellingen niet als onrechtmatig jegens Schuldeiser kan worden beschouwd. Volgens hem was Schuldeiser immers zelf volledig op de hoogte van de zorgelijke financiële situatie van X BV maar heeft zij er om haar moverende redenen willens en wetens voor gekozen om door te gaan met het op bestelling leveren van chocolade.

Dit verweer slaagt.

Aangenomen mag worden dat Schuldeiser al vroeg in 2009 wist dat X BV betalingsproblemen had. Schuldeiser ondervond daar als grootste leverancier en crediteur van X BV immers direct de gevolgen van. Zo ontstonden er al kort na het begin van hun handelsrelatie betalingsachterstanden die, ondanks een verlenging van de betalingstermijn van 75 naar 120 dagen vanaf april 2009, steeds verder opliepen. Verder blijkt uit de door de bestuurder overgelegde correspondentie, dat Schuldeiser in ieder geval in juli 2009 reeds op de hoogte was van het feit dat X BV maar een kleine marge behaalde op de verkoop van chocolade omdat haar grootste afnemers niet bereid waren de 15% hogere inkoopprijzen van Schuldeiser voor hun rekening te nemen. Uit een rapport van Schuldeiser van 27 augustus 2009 blijkt bovendien dat Schuldeiser er zelf niet veel vertrouwen in had dat deze afnemers daar in 2010 wel toe bereid zouden zijn. Toen bovendien de betalingsachterstanden in september 2009 inmiddels waren opgelopen tot circa EUR 800.000,–, daarnaast nog een zestal facturen openstond van circa EUR 300.000,–, Schuldeiser uit de aan haar gerichte brief van X BV van 9 september 2009 kon afleiden dat X BV niet voldoende zekerheid kon bieden om deze bedragen volledig te kunnen dekken, de bestuurder zelf niet bereid bleek persoonlijke zekerheid te verstrekken en Schuldeiser in die periode bovendien bekend werd met de liquiditeitscijfers van X BV en de omvang van de schuld van X BV aan Chocolat Frey van circa EUR 1 miljoen, had Schuldeiser redelijkerwijs kunnen begrijpen dat het nadien doorgaan met leveren van chocolade aan X BV een aanzienlijk risico van niet-betaling inhield.

Dat Schuldeiser zich dat ook realiseerde, blijkt wel uit het feit dat haar eigen juridische adviseur in een gesprek met X BV in september 2009 had aangegeven een voortzetting van de leveringen onverantwoord te vinden. Deze wetenschap bij Schuldeiser vindt ook steun in haar brief van 18 september 2009 aan X BV. Daarin worden de zwakke financiële positie van X BV en het kredietrisico van Schuldeiser ook met zoveel woorden genoemd en lijkt Schuldeiser een voortzetting van haar handelsrelatie met X BV afhankelijk te willen stellen van het verkrijgen van zekerheid en het treffen van een betalingsregeling ter vermindering van het bij haar uitstaande saldo

Door desondanks in september 2009 door te gaan met het op bestelling leveren van chocolade aan X BV, heeft Schuldeiser naar het oordeel van de rechtbank bewust het risico aanvaard dat haar daaruit voortvloeiende vorderingen oninbaar zouden blijken te zijn en kan de bestuurder geen verwijt van het door Schuldeiser gestelde onrechtmatig handelen worden gemaakt.

Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat aan de vordering van Schuldeiser een grondslag ontbreekt. Deze wordt derhalve afgewezen. Daardoor zullen ook de nevenvorderingen van Schuldeiser met betrekking tot de buitengerechtelijke (incasso)kosten en de proceskosten (inclusief beslagkosten) worden afgewezen. Schuldeiser zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

Hebt u met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid of behoefte aan advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.