Ontslag, laatste waarschuwing en algemene fatsoensnormen

Deze zaak draait om een laatste waarschuwing, algemene fatsoensnormen en ontslag.

De kantonrechter overweegt het volgende.

Werkgever heeft onweersproken aangevoerd dat zij er in verband met de continuïteit van de onderneming groot belang bij heeft dat haar klanten/opdrachtgevers tevreden zijn over het gedrag van haar werknemers en het werk dat deze werknemers verrichten. In dat verband heeft Werkgever in deze procedure voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ten aanzien van het gedrag van Werknemer met regelmaat klachten ontving van werknemers en opdrachtgevers, dat zij Werknemer op dit gedrag heeft aangesproken en dat Werknemer zijn gedrag niet wijzigde. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Werkgever dan ook op goede gronden mogen besluiten om aan Werknemer een laatste waarschuwing te geven.

Voor zover Werknemer van mening is dat hem een verbetertraject had moeten worden aangeboden overweegt de kantonrechter dat van een werknemer van 20 jaren oud verwacht mag worden dat hij zich weet te gedragen jegens collega’s, leidinggevenden en opdrachtgevers van zijn werkgever. Met Werkgever is de kantonrechter van oordeel dat algemeen aanvaarde fatsoensnormen niet op kosten van de werkgever door middel van een cursus behoeven te worden aangeleerd. Voor zover Werknemer meent dat hij op dit gebied hulp van een derde nodig heeft, is het aan hem om deze hulp te zoeken.

Ten aanzien van voormelde laatste waarschuwing overweegt de kantonrechter dat een werkgever een werknemer die een dergelijke waarschuwing ontvangt, in beginsel wel enige tijd moet gunnen om zijn gedrag aan te passen. In het onderhavige geval is, reeds één week na het geven van de laatste waarschuwing besloten om het dienstverband te beëindigen. Door Werkgever is aangevoerd dat zij tot dit besluit is gekomen op grond van de mededeling van [F] dat Werknemer volhardde is zijn gedrag plus de omstandigheid dat klachten kwamen over het gedrag van Werknemer op school. De kantonrechter overweegt dat de klachten ten aanzien van zijn gedrag op school geen rol kunnen spelen bij de beslissing om het dienstverband te beëindigen nu gesteld noch gebleken is dat deze klachten dateren van na de laatste waarschuwing of dat Werknemer reeds vóór deze laatste waarschuwing ten aanzien van zijn gedrag op school is aangesproken.

Ten aanzien van de stelling dat Werknemer zijn gedrag niet heeft verbeterd overweegt de kantonrechter dat deze stelling onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Werkgever baseert deze stelling op een mededeling van een meewerkend voorman, [F].

Werknemer heeft ter zitting aangevoerd dat hij, nadat hem een laatste waarschuwing is gegeven, slechts anderhalve dag onder [F] werkzaam is geweest en dat [F] ter zake zijn gedrag na de laatste waarschuwing dus geen goed beeld kan geven. Voorts is door Werknemer aangegeven dat hij wel degelijk actief bezig is geweest om het hem verweten gedrag te wijzigen, in die zin dat hij thans zwijgt waar hij voorheen een weerwoord zou hebben gegeven.

Nu Werkgever verder geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan blijken dat het gedrag van Werknemer na het geven van de laatste waarschuwing zodanig was dat dit ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, moet het oordeel luiden dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op dit moment moet worden afgewezen.

Hebt u met betrekking tot ontslag op staande voet of ontbinding van een arbeidsovereenkomst vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht en ontslag advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

 

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton

Locatie Leeuwarden

zaak-/rolnummer: 362310 \ VZ VERZ 11-178

beschikking van de kantonrechter d.d. 15 september 2011

inzake

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Werkgever Technisch Installatiebedrijf B.V.,
hierna te noemen: Werkgever,
gevestigd te [plaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. X, advocaat

tegen

Werknemer,
hierna te noemen: Werknemer ,
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. Y, advocaat.

Het procesverloop
1.  Werkgever heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 22 juli 2011, verzocht de tussen haar en Werknemer bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.

Het verweerschrift van Werknemer is binnengekomen op 5 augustus 2011.

De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2011. Partijen hebben hun standpunt ter zitting toegelicht. De gemachtigde van Werkgever heeft hierbij gebruik gemaakt van een pleitnotitie. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier.

Motivering
De feiten
Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.

2.1.  Werknemer, geboren op [datum] 1991, is sedert 4 juni 2007 in dienst bij Werkgever, vanaf 27 september 2010 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werknemer was laatstelijk werkzaam in de functie van leerling installatiemonteur, tegen een bruto salaris van € 1.307,20 per vier weken exclusief 8% vakantietoeslag.

2.2.  Bij brief van 20 juni 2011 heeft Werknemer een officiële laatste waarschuwing ontvangen. In de brief staat vermeld:
(…)
Wij geven u met deze brief een officiële laatste waarschuwing met betrekking tot uw gedrag en werkhouding op de bouwplaats tegen klanten en leidinggevenden.
(…)
Wij hebben het afgelopen jaar een aantal klachten over uw gedrag en grote mond ontvangen.
(…)
U heeft eerder een mondelinge waarschuwing gehad van [A]en [B]. Dit heeft echter niet geleid tot enige verbetering van uw gedrag richting collega’s en klanten. Wij tolereren dit gedrag niet langer en geven u hierbij daarom schriftelijk en tevens de laatste waarschuwing. U moet als leerling monteur respect hebben voor collega’s en leidinggevenden en uw gedrag ten aanzien van onze klanten moet vanaf heden keurig en klantvriendelijk zijn.
(…)

2.3.  Bij brief van 19 juli 2011 heeft Werkgever aan Werknemer geschreven:
(…)
Op dinsdag 12 juli jl hebben wij u meegedeeld dat wij de met u bestaande arbeidsovereenkomst willen beëindigen. Ik heb u deze middag in een mondeling overleg de volgende redenen voor dit ontslag meegedeeld:
U bent ongemotiveerd, u heeft een grote mond tegen uitvoerders, leidinggevende monteurs die u het vak willen leren en u bent niet klantvriendelijk.
Ik heb u gewezen op de verslagen van berispingen in uw dossier, zoals de notities van [A]over het project in Eindhoven.
(…)
Wij hadden de intentie om u een laatste waarschuwing en dus nog een kans te geven, maar een week later was uw gedrag niet verbeterd. Wij kregen bovendien bezoek van dhr. [C] van de Friese Poort om uw studievoortgang te bespreken. Op school zijn ze ook niet over u te spreken.
(…)
Ik heb u hierop aangesproken en u heeft toegegeven dat u dan inderdaad naar huis gaat omdat u het zwaar vindt om naar school te gaan en dat u thuis ook nog wel dingen te doen heeft. Dit laatste vinden wij zeer kwalijk en rekenen wij u dan ook aan.
(…)
Wij vinden dat wij onze bereidwilligheid hebben getoond om te willen investeren in uw toekomst en verwachten van u dan ook een behoorlijke inzet. Nu dit laatste er niet is zien wij geen andere mogelijkheid dan de arbeidsovereenkomst met u op te zeggen.
(…)

2.4.  Werkgever heeft aan Werknemer voorgesteld middels het ondertekenen van een vaststellingsovereenkomst de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Werknemer is met dit voorstel niet akkoord gegaan.

2.5.  Werknemer heeft tot op heden zijn werkzaamheden bij Werkgever voortgezet.

Het standpunt van Werkgever
3.  Werkgever baseert haar verzoek op een verstoorde arbeidsverhouding. Deze verstoring is terug te voeren op het gedrag van Werknemer. Werknemer vertoont gebrek aan respect, fatsoen en klantvriendelijkheid. Voorts laat zijn motivatie en inzet om zijn opleiding met goed fatsoen te volgen ernstig te wensen over. Werkgever stelt dat zij van haar personeel mag verwachten dat zij zich richting klanten gedraagt overeenkomstig hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. Dit temeer daar zij voor het gunnen van opdrachten van de tevredenheid van haar klanten afhankelijk is.

Werkgever stelt ten aanzien van het gedrag van Werknemer dat zij bij aanvang van het dienstverband er ten onrechte van uitging dat het gedrag van Werknemer leeftijdsgebonden was. Werkgever voert aan dat tussen de heer Werkgever, de heer [D] (stagebegeleider) en Werknemer op 8 april 2010 is gesproken over het gedrag van Werknemer. Werkgever voert verder aan dat zij ter zake projecten in Eindhoven, Surhuisterveen en Leeuwarden klachten ontving over het gedrag van Werknemer. Ten aanzien van het project in Surhuisterveen is Werknemer op zijn gedrag aangesproken door de heer [E], meewerkend voorman, en ten aanzien van het project in Leeuwarden is Werknemer aangesproken door een andere meewerkend voorman van Werkgever, de heer [F]. Bij het bouwbedrijf Lont, door wie Werkgever was ingeschakeld voor het project in Leeuwarden, is Werknemer niet meer welkom, aldus Werkgever. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Werkgever verklaringen van [D], [E], [F]en [G], uitvoerder van Bouwbedrijf, overgelegd, Voorts wijst Werkgever er op dat zij bezoek heeft gehad van de heer [C] van ROC Poort, alwaar Werkgever mede op haar kosten een opleiding volgt. Werknemer zou matig presteren en zijn houding zou onacceptabel zijn. Ten aanzien van deze houding stelt Werkgever dat Werknemer de school om 16:00 uur verlaat terwijl de lessen pas om 19:00 uur zijn afgelopen. Volgens Werkgever belooft Werknemer elke keer beterschap maar blijft hij volharden in zijn onaangepaste gedrag. Werknemer heeft, ook na het geven van een laatste waarschuwing, zijn gedrag niet willen aanpassen. Op grond van deze omstandigheden verzoekt Werkgever de arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder daarbij een vergoeding aan Werknemer toe te kennen.

Het standpunt van Werknemer
4.  Werknemer heeft verweer gevoerd.
Werknemer stelt dat hij recht door zee is en dat leren niet zijn grote passie is. Werknemer stelt dat Werkgever wist wat zij aan hem had op het moment dat zij hem een contract voor onbepaalde tijd aanbood. Werknemer betwist dat zijn gedrag op de door Werkgever genoemde projecten zodanig is dat dit ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan rechtvaardigden. Voorts is het gestelde schoolgedrag nimmer met hem besproken. Werknemer stelt verder dat hij een laatste waarschuwing heeft gehad en dat hij vervolgens zich zoveel mogelijk heeft aangepast. Voorts kan in zijn gedrag na de gegeven waarschuwing geen grond gevonden worden die ontbinding rechtvaardigt. Werknemer is dan ook de mening toegedaan dat het verzoek moet worden afgewezen.

De beoordeling van het geschil
5.1.  De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.

5.2.  Werkgever heeft onweersproken aangevoerd dat zij er in verband met de continuïteit van de onderneming groot belang bij heeft dat haar klanten/opdrachtgevers tevreden zijn over het gedrag van haar werknemers en het werk dat deze werknemers verrichten. In dat verband heeft Werkgever in deze procedure voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ten aanzien van het gedrag van Werknemer met regelmaat klachten ontving van werknemers en opdrachtgevers, dat zij Werknemer op dit gedrag heeft aangesproken en dat Werknemer zijn gedrag niet wijzigde. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Werkgever dan ook op goede gronden mogen besluiten om aan Werknemer een laatste waarschuwing te geven.

5.3.  Voor zover Werknemer van mening is dat hem een verbetertraject had moeten worden aangeboden overweegt de kantonrechter dat van een werknemer van 20 jaren oud verwacht mag worden dat hij zich weet te gedragen jegens collega’s, leidinggevenden en opdrachtgevers van zijn werkgever. Met Werkgever is de kantonrechter van oordeel dat algemeen aanvaarde fatsoensnormen niet op kosten van de werkgever door middel van een cursus behoeven te worden aangeleerd. Voor zover Werknemer meent dat hij op dit gebied hulp van een derde nodig heeft, is het aan hem om deze hulp te zoeken.

5.4.  Ten aanzien van voormelde laatste waarschuwing overweegt de kantonrechter dat een werkgever een werknemer die een dergelijke waarschuwing ontvangt, in beginsel wel enige tijd moet gunnen om zijn gedrag aan te passen. In het onderhavige geval is, zoals blijkt uit de brief van 19 juli 2011 en ter zitting niet is weersproken, reeds één week na het geven van de laatste waarschuwing besloten om het dienstverband te beëindigen. Door Werkgever is aangevoerd dat zij tot dit besluit is gekomen op grond van de mededeling van [F] dat Werknemer volhardde is zijn gedrag plus de omstandigheid dat klachten kwamen over het gedrag van Werknemer op school. De kantonrechter overweegt dat de klachten ten aanzien van zijn gedrag op school geen rol kunnen spelen bij de beslissing om het dienstverband te beëindigen nu gesteld noch gebleken is dat deze klachten dateren van na de laatste waarschuwing of dat Werknemer reeds vóór deze laatste waarschuwing ten aanzien van zijn gedrag op school is aangesproken. Ten aanzien van de stelling dat Werknemer zijn gedrag niet heeft verbeterd overweegt de kantonrechter dat deze stelling onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Werkgever baseert deze stelling op een mededeling van een meewerkend voorman, [F]. Werknemer heeft ter zitting aangevoerd dat hij, nadat hem een laatste waarschuwing is gegeven, slechts anderhalve dag onder [F] werkzaam is geweest en dat [F] ter zake zijn gedrag na de laatste waarschuwing dus geen goed beeld kan geven. Voorts is door Werknemer aangegeven dat hij wel degelijk actief bezig is geweest om het hem verweten gedrag te wijzigen, in die zin dat hij thans zwijgt waar hij voorheen een weerwoord zou hebben gegeven. Nu Werkgever verder geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan blijken dat het gedrag van Werknemer na het geven van de laatste waarschuwing zodanig was dat dit ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, moet het oordeel luiden dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op dit moment moet worden afgewezen.

5.5.  Gezien het vorenstaande behoeft aan Werkgever geen termijn te worden gegund het verzoek in te trekken.

5.6.  De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

Beslissing
De kantonrechter:

wijst het verzoek af;

compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
(bron: www.rechtspraak.nl)