Afwijzing ontbindingsverzoek – bedrijfseconomische noodzaak

Arbeidsrecht: afwijzing ontbindingsverzoek. Bedrijfseconomische noodzaak onvoldoende aannemelijk gemaakt.

De werkgever verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden. De werkgever heeft dit ter zitting ook nader toegelicht.

De kantonrechter oordeelt in deze zaak, dat de werkgever onvoldoende stukken in het geding heeft gebracht om die bedrijfseconomische noodzaak aannemelijk maken. Zoals de werknemer in zijn verweerschrift terecht heeft aangevoerd, dienen – net als bij een ontslagaanvraag via het UWV-Werkbedrijf – jaarrekeningen en andere bescheiden te worden overgelegd, ter onderbouwing van de gestelde bedrijfseconomische situatie.

Volgens de werkgever is de jaarrekening over 2009 gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel, maar nu de werkgever deze stukken niet in het geding heeft gebracht, kan de kantonrechter hier geen rekening mee houden. De door de werkgever overgelegde kolommenbalans 2010 is, zo heeft de werkgever ter zitting aangegeven, afkomstig uit zijn eigen boekhouding. Van enige accountantscontrole is niet gebleken. Bovendien komen de gegevens in die balans niet overeen met bijvoorbeeld de debetstand op het overgelegde bankafschrift. Ook blijkt uit die balans niet dat de werkgever, zoals hij heeft gesteld, € 380.000,- eigen vermogen in de onderneming heeft gestopt. De juistheid van de door de werkgever gepresenteerde financiële gegevens staat dan ook allerminst vast. Ook de brief van de accountant maakt de bedrijfseconomische noodzaak niet aannemelijk, nu onduidelijk is op basis van welke gegevens de accountant tot de conclusie is gekomen dat er sprake is van een technisch faillissement.

Omdat het verzoek van de werkgever gebaseerd is op bedrijfseconomische omstandigheden, maar die omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden, wordt het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen.

Contact advocaat arbeidsrecht

Hebt u met betrekking tot arbeidsrecht vragen of behoefte aan advies kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een arbeidsrecht advocaat aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton

Locatie Heerenveen

zaak-/rolnummer: 339650 \ VZ VERZ 10-499

beschikking van de kantonrechter d.d. 8 februari 2011

inzake

de besloten vennootschap De werkgever B.V.,
hierna te noemen: De werkgever,
gevestigd te ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. X,

tegen

De werknemer,
hierna te noemen: De werknemer,
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. Y.

Het procesverloop
De werkgever heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 december 2010, verzocht de tussen haar en De werknemer bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.

Het verweerschrift van De werknemer is binnengekomen op 21 januari 2011.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 januari 2011. Ter zitting zijn verschenen De werkgever, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de heer De werknemer, eveneens bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemachtigde van De werkgever heeft voorafgaand aan de zitting producties in het geding gebracht. Van het behandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

Motivering

De feiten
1.  In deze procedure geldt het volgende als vaststaand.
1.1.  De werkgever exploiteert een restaurant.
1.2.  De werknemer, geboren [datum], is sinds 1 juni 2009 in dienst bij De werkgever, laatstelijk in de functie van chef-kok, tegen een bruto salaris van € 2.634,67 per maand, exclusief vakantietoeslag. Na een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is per 1 juni 2010 de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verlengd.
1.3.  De werknemer is op 18 september 2010 op non-actief gesteld. De werknemer heeft sinds december 2010 geen salaris ontvangen.

De standpunten van partijen
2.1.   Op grond van bedrijfseconomische omstandigheden heeft De werkgever verzocht de arbeidsovereenkomst met De werknemer te ontbinden per 1 januari 2011, onder toekenning van een vergoeding aan De werknemer van € 2.634,67 bruto.

2.2.  De werkgever heeft daartoe gesteld dat zij tot op heden verlies lijdt en geen winstgevende onderneming meer drijft. De werkgever heeft ter onderbouwing van die stelling een schrijven van Terpstra Accountants d.d. 19 januari 2011, een rekeningafschrift van de Friesland Bank d.d. 31 december 2010 en een kolommenbalans 2010 overgelegd. De grootste kostenpost van de onderneming is de post salarissen, zodat De werkgever zich genoodzaakt ziet om hierop te bezuinigen. De werkgever heeft voorts aangevoerd dat haar bestuurder(s) ten tijde van het aanbieden van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet op de hoogte wa(s)(ren) van financiële situatie.

3.1.  De werknemer heeft verweer gevoerd. De werknemer heeft daarbij primair verzocht het verzoek af te wijzen. Hij heeft De werkgever in april/mei 2010 uitdrukkelijk gevraagd of hij er vanuit kon gaan dat hij minimaal nog voor één jaar werk had. Toen is meegedeeld dat de financiën voor de komende 2 à 3 jaar voldoende waren. In juni 2010 heeft hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gekregen. In september 2010 werd hem door de heer en mevrouw [X] meegedeeld dat er voor hem geen toekomst meer was bij
De werkgever. Vervolgens heeft De werkgever drie maanden gewacht met het indienen van een ontbindingsverzoek.

3.2.  De werknemer stelt dat De werkgever de door haar gestelde bedrijfseconomische omstandigheden onvoldoende heeft onderbouwd en aangetoond. Naar analogie van de informatie die bij een UWV-procedure verschaft dient te worden, dienen – om te kunnen beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van bedrijfseconomische gronden – diverse bescheiden in het geding te worden gebracht die inzicht verschaffen in de bedrijfseconomische situatie. De werkgever heeft die met de door haar overgelegde bescheiden niet inzichtelijk gemaakt, zodat het verzoekt dient te worden afgewezen.

3.3.  Subsidiair verzoekt De werknemer bij toewijzing van het verzoek om toekenning van een vergoeding ad € 14.227,22 bruto.

De beoordeling
4.1.  De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.

4.2.  De werkgever verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden. De werkgever heeft dit ter zitting ook nader toegelicht.
De werkgever heeft naar het oordeel van de kantonrechter echter onvoldoende stukken in het geding gebracht om die bedrijfseconomische noodzaak aannemelijk maken. Zoals De werknemer in zijn verweerschrift terecht heeft aangevoerd, dienen – net als bij een ontslagaanvraag via het UWV-Werkbedrijf – jaarrekeningen en andere bescheiden te worden overgelegd, ter onderbouwing van de gestelde bedrijfseconomische situatie.

Volgens De werkgever van De werkgever is de jaarrekening over 2009 gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel, maar nu De werkgever deze stukken niet in het geding heeft gebracht, kan de kantonrechter hier geen rekening mee houden. De door De werkgever overgelegde kolommenbalans 2010 is, zo heeft De werkgever ter zitting aangegeven, afkomstig uit zijn eigen boekhouding. Van enige accountantscontrole is niet gebleken. Bovendien komen de gegevens in die balans niet overeen met bijvoorbeeld de debetstand op het overgelegde bankafschrift. Ook blijkt uit die balans niet dat De werkgever, zoals hij heeft gesteld, € 380.000,- eigen vermogen in de onderneming heeft gestopt. De juistheid van de door De werkgever gepresenteerde financiële gegevens staat dan ook allerminst vast. Ook de brief van de accountant maakt de bedrijfseconomische noodzaak niet aannemelijk, nu onduidelijk is op basis van welke gegevens de accountant tot de conclusie is gekomen dat er sprake is van een technisch faillissement.

4.3.  Nu het verzoek van De werkgever gebaseerd is op bedrijfseconomische omstandigheden, maar die omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden, dient het verzoek te worden afgewezen.

5.  De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

Beslissing
De kantonrechter:

wijst het verzoek af;

compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.

(bron: www.rechtspraak.nl)