Aansprakelijkheid voor rechtshandeling van B.V. in oprichting

Op grond van het bepaalde in artikel 2:203, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek zijn degenen die een rechtshandeling verrichten namens een op te richten besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, daardoor hoofdelijk verbonden, tenzij met betrekking tot die rechtshandeling uitdrukkelijk anders is bedongen.

Hebt u met betrekking tot aansprakelijkheid en/of ondernemingsrecht vragen of behoefte aan advies kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een advocaat ondernemingsrecht aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht

zaaknummer: 122693 / KG ZA 11-171
datum vonnis: 22 augustus 2011 (wl)

Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:

1.  [Eiseres sub1]
2.  [Eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat: mr. X, advocaat,

tegen

1.  de besloten vennootschap in oprichting
ABC B.V. i.o.,
gevestigd te Wierden,
2.  [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
niet verschenen,
3.  [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden.

Partijen zullen hierna [eisers], ABC, [gedaagde sub 1] en gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.  De procedure

1.1.  [Eisers] hebben gevorderd als vermeld in de dagvaarding.

1.2.  De zaak is behandeld ter zitting van 19 augustus 2011, waar [eisers] vergezeld door mr. Noordeloos en [gedaagde sub 3] in persoon zijn verschenen.
Namens ABC Bouw B.V. i.o. is niemand verschenen. De standpunten zijn toegelicht.
Tegen de niet-verschenen gedaagden is verstek verleend.

1.3.  Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.  De feiten

2.1  [Gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben samen een onderneming gedreven onder de naam ABC Bouw B.V. i.o.

2.2.  [Eisers] hebben op 15 november 2010 met ABC een overeenkomst van aanneming van werk gesloten.

2.3.  In december 2010 zijn de bouwwerkzaamheden aangevangen. Volgens de door ABC afgegeven planning zou de oplevering van de woning eind juni 2011 plaatsvinden.

2.4.  Vanaf 21 juli 2011 is ABC, zonder enig bericht, van de bouw verdwenen. Sindsdien heeft zij niets meer aan [eisers] van zich laten horen. De voortgang van het werk ligt sindsdien ook volledig stil.

2.5.  Op 22 juli 2011 heeft [gedaagde sub 3] zich uit het handelsregister van de kamer van koophandel laten uitschrijven als vennoot van ABC. Op 2 augustus 2011 heeft ook [gedaagde sub 2] zich laten uitschrijven als vennoot en is ook ABC uitgeschreven.

2.6.  Ondanks toezeggingen van [gedaagde sub 2], wordt geen aanvang gemaakt met verdere werkzaamheden op de bouw.

2.7.  [Eisers] hebben de zesde bouwtermijn voldaan, hoewel de werkzaamheden die behoren tot de zesde bouwtermijn nog niet zijn uitgevoerd.

3.  Het geschil

3.1.  [Eisers] vorderen, kort samengevat, primair:
– veroordeling van gedaagden om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de werkzaamheden uit hoofde van de aannemingsovereenkomst te hervatten en voort te zetten tot en met de correcte oplevering van de werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per dag of dagdeel;
– veroordeling van gedaagden om de hervatte werkzaamheden ook voortvarend uit te voeren zodat het werk op een zo kort mogelijke termijn zal kunnen worden opgeleverd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per werkdag of deel daarvan;
– veroordeling van gedaagden tot betaling van een bedrag van € 15.720,00 bij wijze van voorschot op de schadevergoeding aan eisers binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, welk bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de derde dag na betekening van dit vonnis.

Subsidiair vorderen [eisers] hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot een bedrag van € 82.245,00 bij wijze van voorschot op de schadevergoeding en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de derde dag na betekening van het vonnis, alsmede veroordeling van gedaagden tot teruggave van alle bouwgegevens en bouwtekeningen, daaronder begrepen het bouwboek, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,00 per dag of dagdeel.

3.2.  Naast wat hiervoor aan feiten is gesteld, is door [eisers] aangevoerd dat gedaagden de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van aanneming van werk niet nakomen. De werkzaamheden moeten echter onmiddellijk door gedaagden worden hervat, want anders zal hun schade, die nader is gespecificeerd in de dagvaarding, alleen maar toenemen. Zelf hebben zij geen mogelijkheden meer om de woning af te bouwen, omdat zij over onvoldoende middelen beschikken om (nog) een andere aannemer de opdracht daarvoor te geven.
[Eisers] verblijven nu langer dan voorzien in een vakantiewoning, als gevolg waarvan hun kosten alleen maar oplopen.

3.3.  [Gedaagde sub 3] heeft de stellingen van [eisers] niet op juistheid weersproken.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling

4.1.  Bij de beoordeling van het geschil stelt de voorzieningenrechter het volgende voorop.
Gedaagde sub 1. is een besloten vennootschap in oprichting. Op grond van het bepaalde in artikel 2:203, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek zijn degenen die een rechtshandeling verrichten namens een op te richten besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, daardoor hoofdelijk verbonden, tenzij met betrekking tot die rechtshandeling uitdrukkelijk anders is bedongen. Nu omtrent het laatste niets is gesteld, noch anders is gebleken, zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] als degenen die namens ABC hebben gehandeld hoofdelijk verbonden.

4.3.  Nu [gedaagde sub 3] de juistheid van de stellingen van [eisers] niet heeft betwist, zodat daarvan kan worden uitgegaan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het gevorderde toewijsbaar is. [Gedaagde sub 3] heeft aangevoerd dat hij geen enkel contact meer heeft met [gedaagde sub 2] en dat hij persoonlijke en financiële problemen heeft waardoor hij op 22 juli 2011 is gestopt met zijn werkzaamheden, maar dit rechtvaardigt niet dat de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst worden stopgezet.

4.4.  [Eisers] hebben voldoende recht en belang bij de primair gevorderde voorzieningen en genoegzaam is aangetoond dat zij daarbij een spoedeisend belang hebben.
Aan de gevorderde dwangsommen zal de voorzieningenrechter een maximum verbinden en de gevorderde betalingstermijnen zal de voorzieningenrechter ruimer stellen.

4.5.  Nu evenwel ter zitting is gebleken dat de besloten vennootschap ABC Bouw B.V. niet zal worden opgericht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eisers] thans geen belang meer hebben bij de ten aanzien van gedaagde sub 1. gevorderde voorzieningen. De voorzieningenrechter zal het gevorderde ten aanzien van gedaagde sub 1. afwijzen.

4.6.  Gedaagden [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zullen hoofdelijk als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
– dagvaarding      € 94,32
– griffierecht      € 800,00
– salaris advocaat    € 816,00
Totaal          € 1.710,32

5.  De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.  Veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] om uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de werkzaamheden uit hoofde van de tussen partijen geldende aannemingsovereenkomst te hervatten en deze werkzaamheden voorts zonder onderbreking voort te zetten tot en met de correcte oplevering van de werkzaamheden.

5.2.  Bepaalt, dat indien de werkzaamheden niet uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis zullen zijn hervat, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk een onmiddellijk opeisbare dwangsom aan [eisers] verbeuren van € 2.000,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] geen gevolg geven aan dit vonnis, zulks met een maximum van € 40.000,00.

5.3.  Veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] om de aldus hervatte werkzaamheden ook voortvarend uit te voeren zodat het werk op een zo kort mogelijke termijn zal kunnen worden opgeleverd en bepaalt daarbij dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk een onmiddellijk opeisbare dwangsom aan [eisers] verbeuren van € 1.000,00 per werkdag of deel van een werkdag dat de uitvoering van de werkzaamheden voorvloeiende uit de overeenkomst van aanneming van werk tussen gedaagden en eisers wederom wordt stilgelegd, althans komt stil te vallen, zulks met een maximum van € 20.000,00.

5.4.  Veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] bij wijze van voorschot op de schadevergoeding binnen acht dagen na betekening van dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 15.720,00 te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis, tot aan de dag der algehele voldoening.

5.5.  Veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eisers] begroot op € 1.710,32.

5.6.  Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

5.7.  Wijst af het meer of anders gevorderde.
(bron: www.rechtspraak.nl)