Aansprakelijkheidsrecht, letselschade – schadevergoeding

Aanpassing / vermindering arbeidsduur. In deze zaak vordert eiseres aanzienlijke bedragen ter vergoeding van door ongeval geleden schade. De vordering is volstrekt onvoldoende onderbouwd nu er geen feiten en omstandigheden zijn aangedragen en geen medische gegevens zijn overlegd op grond waarvan kan worden vastgesteld dat er sprake is van ongevalsgerelateerde beperkingen. Geen aanknopingspunten voor nader deskundigenonderzoek. De vordering wordt dan ook afgewezen.

De rechtbank overweegt daartoe – samengevat- het volgende.

Tussen partijen is met name in geschil of [eiseres] door het ongeval niet meer in staat is volledig te werken, althans om overuren te maken, en aangewezen is op huishoudelijke hulp.

[eiseres] heeft in de dagvaarding niet gesteld welke klachten zij ondervindt ten gevolge van het ongeval en tot welke beperkingen (bij het verrichten van betaald en huishoudelijk werk) die leiden. Zij heeft ook geen medische gegevens in het geding gebracht op grond waarvan duidelijk is dat – en in welke mate – zij door het ongeval beperkt is. Een en ander lag wel op haar weg nu zij een bedrag aan schade vordert en er daarbij kennelijk vanuit gaat dat zij bepaalde werkzaamheden door het ongeval niet meer kan verrichten. Om te kunnen beoordelen of er sprake is van verlies aan arbeidsvermogen door een ongeval is in beginsel een medische expertise noodzakelijk. De rechtbank is immers niet deskundig op dat gebied en als partijen het over de gevolgen van een ongeval niet eens zijn, is deskundige voorlichting noodzakelijk om te komen tot een oordeel over de stellingen van partijen. [eiseres] onderkent dat ook. Zij stelt dat zij haar schadeposten voor wat betreft het verlies aan arbeidsvermogen en huishoudelijke hulp heeft geschat omdat De verzekeraar weigerde mee te werken aan de totstandkoming van een expertiserapport over het door het ongeval veroorzaakte letsel en de daaruit voortvloeiende beperkingen. De rechtbank volgt haar echter niet in haar standpunt dat zonder medewerking van De verzekeraar het niet mogelijk was om haar vordering nader – met medische expertise – te onderbouwen. Juist voor die situatie kent de wet immers de mogelijkheid van het voorlopig deskundigenonderzoek, waarbij op verzoek van degene die stelt schade te lijden nader onderzoek kan worden gedaan naar de aard en de omvang van de schade. Van die mogelijkheid heeft [eiseres] geen gebruik gemaakt en zij heeft voor de onderbouwing van haar schadeposten slechts (onvolledige) informatie van de huisarts, de bedrijfsarts en de revalidatiearts overgelegd. Die artsen hebben [eiseres] weliswaar gesproken en behandeld, maar zij hebben geen onderzoek verricht op basis waarvan kan worden beoordeeld of de door [eiseres] genoemde klachten daadwerkelijk door het ongeval zijn veroorzaakt. Dat klemt temeer nu duidelijk is dat [eiseres] in de periode voor het ongeval ook last heeft gehad van rug- en nekklachten en er spanningsklachten waren en voorts dat zij in de periode na het ongeval nog drie kinderen heeft gekregen, zich complicaties hebben voorgedaan bij de zwangerschappen en zij is behandeld wegens nierstenen. Ook als veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat [eiseres] inderdaad niet meer in staat is om volledig te werken en hulp nodig heeft bij het huishouden, kan onder die omstandigheden niet zonder meer worden aangenomen dat dit het gevolg is van het ongeval. De gezinssituatie is immers ingrijpend veranderd en [eiseres] heeft ook andere medische problemen gehad die op haar mogelijkheden van invloed kunnen zijn. Juist omdat er tussen haar en De verzekeraar discussie is ontstaan over de omvang van de schade, was het nodig om in deze procedure in te gaan op deze punten. Zij heeft dat in het geheel niet gedaan en daarmee is de vordering volstrekt onvoldoende onderbouwd.

Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiseres] verklaard over haar klachten en beperkingen. Zij heeft verteld dat zij door het ongeval aldoor nekpijn en hoofdpijn heeft en voorzichtig moet zijn bij alles waar de nekspieren bij aangespannen moeten worden. Daarbij is zij snel vermoeid. Zij wordt nog behandeld door een fysiotherapeut. Het lukt haar hooguit zes maanden achter elkaar om daadwerkelijk 24 uur per week te werken. Daarna wordt het haar teveel en is zij een periode van een maand of zes weken ziek. Ook thuis heeft zij last van de nekklachten; zij kan niet meer bukken en heeft sinds het ongeval acht uur huishoudelijke hulp in de week. Zij heeft voorts verklaard dat het UWV haar aanvraag om een uitkering te krijgen in 2004 heeft afgewezen.

De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan deze weergave van de klachten van [eiseres]. Dat de klachten die [eiseres] ondervindt (geheel) door het ongeval zijn veroorzaakt en dat zij – het ongeval weggedacht – zoveel overuren zou maken als voor het ongeval en geen huishoudelijke hulp nodig zou hebben is daarmee echter niet duidelijker geworden.

Tijdens de comparitie van partijen heeft de raadsman van [eiseres] meegedeeld bereid te zijn om alsnog nadere gegevens in het geding te brengen en verzocht om onderzoek door een neuroloog te gelasten. De verzekeraar verzet zich daartegen.

De rechtbank volgt De verzekeraar in haar standpunt. Er liggen thans geen concrete geschilpunten voor die met zich brengen dat deskundige voorlichting door een neuroloog aangewezen is. Daartoe zijn de stellingen van [eiseres] te summier en te weinig met (medische) gegevens onderbouwd. Daarbij is nog van belang dat uit de verklaring van [eiseres] blijkt dat zij op enig moment is onderzocht door een neuroloog, maar ook omtrent dat onderzoek zijn in deze procedure geen gegevens aangevoerd of in het geding gebracht. Het is aan partijen om de feiten en omstandigheden aan te dragen die naar zij menen tot toewijzing van hun vordering kunnen leiden en daarin is [eiseres] in deze zaak terkortgeschoten. Dat betekent dat, nu hetgeen zij daartoe heeft aangedragen die conclusie niet kan dragen, in deze zaak niet is komen vast te staan dat [eiseres] ten gevolge van het ongeval (blijvend) geen overuren meer kan maken en acht uur per week huishoudelijke hulp nodig heeft. Omdat ook niet is komen vast te staan dat de door [eiseres] gestelde klachten het gevolg zijn van het ongeval en niet duidelijk is of en in hoeverre er sprake is van beperkingen die door het ongeval zijn veroorzaakt, zijn er ook onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat [eiseres] de door haar gestelde immateriële schade lijdt en dat zij meer (buitengerechtelijke) kosten heeft moeten maken dan De verzekeraar reeds heeft voldaan. Gelet op het door De verzekeraar betaalde bedrag van € 15.000,00 is in ieder geval de materiële schade vergoed. De slotsom is dan ook dat niet is komen vast te staan dat [eiseres] schade heeft geleden of nog lijdt die nog niet door De verzekeraar is vergoed zodat haar vorderingen zullen worden afgewezen.

Mocht u op het terrein van aansprakelijkheidsrecht, letselschade en/of schadevergoeding vragen hebben kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze advocaten. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Eerste telefonisch advies van onze advocaten is kosteloos.

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
276952 / HA ZA 09-2556 13 oktober 2010
Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 276952 / HA ZA 09-2556

Vonnis van 13 oktober 2010

in de zaak van

[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr.X, advocaat te Utrecht,

tegen

de naamloze vennootschap
VERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr.Y, advocaat te Utrecht.

Partijen zullen hierna [eiseres] en De verzekeraar genoemd worden.

1.  De procedure

1.1.  Het verloop van de procedure blijkt uit:
•  het tussenvonnis van 6 januari 2010 waarin een comparitie van partijen is gelast;
•  het proces-verbaal van comparitie van partijen, gehouden op 7 april 2010.

1.2.  Ten slotte is vonnis bepaald.

2.  De feiten

2.1.  Op 7 oktober 2001 werd [eiseres], die op een brommer reed, aangereden door een taxi waarvan de eigenaar tegen de risico’s van wettelijke aansprakelijkheid verzekerd was bij (de rechtsvoorganger van) De verzekeraar.

2.2.  In de periode na het ongeval heeft [eiseres] zich onder behandeling gesteld van onder meer een fysiotherapeut in verband met klachten aan de nek en rug. Ook is zij behandeld bij revalidatiecentrum De Hoogstraat.

2.3.  Ten tijde van het ongeval werkte – en ook nu nog werkt – [eiseres] 24 uur per week als buschauffeur in dienst van het Gemeentelijk Vervoersbedrijf Utrecht (hierna: GVU).

2.4.  Na het ongeval heeft [eiseres] een jaar niet gewerkt. Zij werd door haar werkgever volledig arbeidsongeschikt geacht. In oktober 2002 heeft zij haar werk hervat voor 20%, maar dat heeft zij niet volgehouden zodat zij op 29 oktober 2002 weer volledig uitviel. Zij hervatte haar werk voor 50% in januari 2003, maar twee maanden later is dat teruggebracht naar 30%. Na diverse periodes van ziekte en meerdere periodes van zwangerschapsverlof heeft [eiseres] haar werk weer volledig hervat op 1 oktober 2005.

3.  Het geschil

3.1.  [eiseres] vordert veroordeling van De verzekeraar tot betaling van € 320.534,00
vermeerderd met wettelijke rente over het smartengeld ad € 28.000,00 vanaf 7 oktober 2001 en vermeerderd met de wettelijke rente over de post verlies arbeidsvermogen en de kosten van huishoudelijke hulp vanaf het einde van elk jaar dat dit verlies is geleden c.q. deze kosten zijn gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële kosten ad € 12.534,00 vanaf 1 januari 2005 en verminderd met de wettelijke rente over de betaalde voorschotten ad € 15.000,00 vanaf de data waarop deze voorschotten zijn betaald;
en veroordeling van De verzekeraar tot betaling van € 12.636,82 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2009 en met veroordeling van De verzekeraar in de kosten van deze procedure.

3.2.  [eiseres] stelt dat zij als gevolg van het ongeval schade lijdt die De verzekeraar dient te vergoeden. Haar vordering is opgebouwd uit de volgende posten:
– huishoudelijke hulp (totaal € 121.760,00) gematigd tot   € 80.000,00
– verlies arbeidsvermogen (totaal € 274.000,00) gematigd tot   € 185.000,00
– smartengeld        € 28.000,00
– materiële schade       € 12.534,00
– buitengerechtelijke kosten       € 12.636,82
Zij komt daarmee op een totale vordering van € 305.534,00, waarvan reeds € 15.000,00 door De verzekeraar is voldaan.

3.3.  De verzekeraar voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering omdat het vereiste (medisch) causaal verband tussen het ongeval en de gestelde schadeposten ontbreekt. Volgens De verzekeraar blijkt uit de voorhanden zijnde gegevens niet dat [eiseres] door het ongeval beperkingen ondervindt, althans niet dat zij door ongevalsgerelateerde klachten en beperkingen niet meer volledig kan werken. De verzekeraar meent met het reeds betaalde bedrag van € 15.000,00 de schade die [eiseres] door het ongeval lijdt te hebben vergoed en ook met de betaling van in totaal € 6.690,08, de redelijke buitengerechtelijke kosten te hebben voldaan.

3.4.  Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling

4.1.  Tussen partijen is met name in geschil of [eiseres] door het ongeval niet meer in staat is volledig te werken, althans om overuren te maken, en aangewezen is op huishoudelijke hulp.

4.2.  [eiseres] heeft in de dagvaarding niet gesteld welke klachten zij ondervindt ten gevolge van het ongeval en tot welke beperkingen (bij het verrichten van betaald en huishoudelijk werk) die leiden. Zij heeft ook geen medische gegevens in het geding gebracht op grond waarvan duidelijk is dat – en in welke mate – zij door het ongeval beperkt is. Een en ander lag wel op haar weg nu zij een bedrag aan schade vordert en er daarbij kennelijk vanuit gaat dat zij bepaalde werkzaamheden door het ongeval niet meer kan verrichten. Om te kunnen beoordelen of er sprake is van verlies aan arbeidsvermogen door een ongeval is in beginsel een medische expertise noodzakelijk. De rechtbank is immers niet deskundig op dat gebied en als partijen het over de gevolgen van een ongeval niet eens zijn, is deskundige voorlichting noodzakelijk om te komen tot een oordeel over de stellingen van partijen. [eiseres] onderkent dat ook. Zij stelt dat zij haar schadeposten voor wat betreft het verlies aan arbeidsvermogen en huishoudelijke hulp heeft geschat omdat De verzekeraar weigerde mee te werken aan de totstandkoming van een expertiserapport over het door het ongeval veroorzaakte letsel en de daaruit voortvloeiende beperkingen. De rechtbank volgt haar echter niet in haar standpunt dat zonder medewerking van De verzekeraar het niet mogelijk was om haar vordering nader – met medische expertise – te onderbouwen. Juist voor die situatie kent de wet immers de mogelijkheid van het voorlopig deskundigenonderzoek, waarbij op verzoek van degene die stelt schade te lijden nader onderzoek kan worden gedaan naar de aard en de omvang van de schade. Van die mogelijkheid heeft [eiseres] geen gebruik gemaakt en zij heeft voor de onderbouwing van haar schadeposten slechts (onvolledige) informatie van de huisarts, de bedrijfsarts en de revalidatiearts overgelegd. Die artsen hebben [eiseres] weliswaar gesproken en behandeld, maar zij hebben geen onderzoek verricht op basis waarvan kan worden beoordeeld of de door [eiseres] genoemde klachten daadwerkelijk door het ongeval zijn veroorzaakt. Dat klemt temeer nu duidelijk is dat [eiseres] in de periode voor het ongeval ook last heeft gehad van rug- en nekklachten en er spanningsklachten waren en voorts dat zij in de periode na het ongeval nog drie kinderen heeft gekregen, zich complicaties hebben voorgedaan bij de zwangerschappen en zij is behandeld wegens nierstenen. Ook als veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat [eiseres] inderdaad niet meer in staat is om volledig te werken en hulp nodig heeft bij het huishouden, kan onder die omstandigheden niet zonder meer worden aangenomen dat dit het gevolg is van het ongeval. De gezinssituatie is immers ingrijpend veranderd en [eiseres] heeft ook andere medische problemen gehad die op haar mogelijkheden van invloed kunnen zijn. Juist omdat er tussen haar en De verzekeraar discussie is ontstaan over de omvang van de schade, was het nodig om in deze procedure in te gaan op deze punten. Zij heeft dat in het geheel niet gedaan en daarmee is de vordering volstrekt onvoldoende onderbouwd.

4.3.  Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiseres] verklaard over haar klachten en beperkingen. Zij heeft verteld dat zij door het ongeval aldoor nekpijn en hoofdpijn heeft en voorzichtig moet zijn bij alles waar de nekspieren bij aangespannen moeten worden. Daarbij is zij snel vermoeid. Zij wordt nog behandeld door een fysiotherapeut. Het lukt haar hooguit zes maanden achter elkaar om daadwerkelijk 24 uur per week te werken. Daarna wordt het haar teveel en is zij een periode van een maand of zes weken ziek. Ook thuis heeft zij last van de nekklachten; zij kan niet meer bukken en heeft sinds het ongeval acht uur huishoudelijke hulp in de week. Zij heeft voorts verklaard dat het UWV haar aanvraag om een uitkering te krijgen in 2004 heeft afgewezen.

4.4.  De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan deze weergave van de klachten van [eiseres]. Dat de klachten die [eiseres] ondervindt (geheel) door het ongeval zijn veroorzaakt en dat zij – het ongeval weggedacht – zoveel overuren zou maken als voor het ongeval en geen huishoudelijke hulp nodig zou hebben is daarmee echter niet duidelijker geworden.

4.5.  Tijdens de comparitie van partijen heeft de raadsman van [eiseres] meegedeeld bereid te zijn om alsnog nadere gegevens in het geding te brengen en verzocht om onderzoek door een neuroloog te gelasten. De verzekeraar verzet zich daartegen.

4.6.  De rechtbank volgt De verzekeraar in haar standpunt. Er liggen thans geen concrete geschilpunten voor die met zich brengen dat deskundige voorlichting door een neuroloog aangewezen is. Daartoe zijn de stellingen van [eiseres] te summier en te weinig met (medische) gegevens onderbouwd. Daarbij is nog van belang dat uit de verklaring van [eiseres] blijkt dat zij op enig moment is onderzocht door een neuroloog, maar ook omtrent dat onderzoek zijn in deze procedure geen gegevens aangevoerd of in het geding gebracht. Het is aan partijen om de feiten en omstandigheden aan te dragen die naar zij menen tot toewijzing van hun vordering kunnen leiden en daarin is [eiseres] in deze zaak terkortgeschoten. Dat betekent dat, nu hetgeen zij daartoe heeft aangedragen die conclusie niet kan dragen, in deze zaak niet is komen vast te staan dat [eiseres] ten gevolge van het ongeval (blijvend) geen overuren meer kan maken en acht uur per week huishoudelijke hulp nodig heeft. Omdat ook niet is komen vast te staan dat de door [eiseres] gestelde klachten het gevolg zijn van het ongeval en niet duidelijk is of en in hoeverre er sprake is van beperkingen die door het ongeval zijn veroorzaakt, zijn er ook onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat [eiseres] de door haar gestelde immateriële schade lijdt en dat zij meer (buitengerechtelijke) kosten heeft moeten maken dan De verzekeraar reeds heeft voldaan. Gelet op het door De verzekeraar betaalde bedrag van € 15.000,00 is in ieder geval de materiële schade vergoed. De slotsom is dan ook dat niet is komen vast te staan dat [eiseres] schade heeft geleden of nog lijdt die nog niet door De verzekeraar is vergoed zodat haar vorderingen zullen worden afgewezen.

4.7.  [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De verzekeraar worden begroot op:
– vast recht    €  4.938,00
– salaris advocaat  €  4.000,00 (2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal    €  8.938,00

4.8.  De nakosten, waarvan De verzekeraar voorts en kennelijk met het oog op de voldoening van de proceskosten betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.  De beslissing

De rechtbank

5.1.  wijst de vorderingen af,

5.2.  veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van De verzekeraar tot op heden begroot op € 8.938,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.3.  veroordeelt [eiseres] voorts in de na dit vonnis voor De verzekeraar ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen – onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan – met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,

5.4.  verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
(bron:www:rechtspraak.nl)