Franchiseovereenkomst opzeggen

Franchiseovereenkomsten zijn tot dusver door de Nederlandse wetgever niet aangemerkt als benoemde overeenkomsten waarvoor in Boek 7 BW bijzondere wettelijke beschermingsregels zouden moeten gelden. Derhalve gelden voor franchiseovereenkomsten in Nederland slechts de wettelijke regels uit het algemene overeenkomstenrecht in Boek 6 BW.

Ook recent nog is in de literatuur bepleit1 om in navolging van meerdere buitenlandse rechtsstelsels en in navolging van bijvoorbeeld het Nederlandse arbeidsrecht en agentuurrecht ook aan een Nederlandse franchisenemer meer bijzondere wettelijke bescherming te bieden, zulks gelet op de in de praktijk meestal ongelijkwaardige positie van kleine franchisenemers ten opzichte van grote franchisegevers. De Nederlandse wetgever heeft aan die pleidooien uit de literatuur en de rechtspraktijk tot dusver echter geen gevolgen verbonden. (bron: www.rechtspraak.nl)

Hebt u op het terrein van franchise (opzegging franchise overeenkomst) vragen kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze franchise advocaten. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Eerste telefonisch advies van onze advocaten is kosteloos.

De zaak die hier wordt besproken draait om het opzeggen van een franchiseovereenkomst wegens gebrek aan vertrouwen omtrent in toekomstig beleid. Naar aanleiding van het samengaan van Franchisegever Nederland en Serboucoum B.V , hebben drie franchisenemers de franchiseovereenkomst met Franchisegever Nederland buitengerechtelijk ontbonden. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Franchisegever Nederland tot nakoming van de franchiseovereenkomst afgewezen. Sprake van dusdanige eenzijdige beleidswijzigingen dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de franchiseovereenkomst aan de zijde van Franchisegever Nederland. Gerechtvaardigde vrees dat er niet of nauwelijks inspanningen worden gepleegd om Franchisegever -formule op hetzelfde niveau als voorheen in de markt te blijven houden.

De voorzieningenrechter overweegt in dat kader het volgende

Voor een rechtsgeldige ontbinding is vereist, dat voldoende aannemelijk is dat Franchisegever is tekort geschoten in de nakoming van één van haar verbintenissen uit hoofde van de franchiseovereenkomst. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Franchisegever eenzijdig dusdanige beleidswijzigingen doorgevoerd die voor franchisenemers zodanig ingrijpend zijn, dat sprake is van een dergelijke tekortkoming. De franchisenemers hebben voldoende aannemelijk gemaakt, dat zij zijn gedwongen te kiezen tussen de in hun ogen twee kwaden van aansluiting zoeken bij een franchiseformule waar zij niet achter staan en achterblijven in een door hen aangeduide “sterfhuisconstructie” Ook acht de voorzieningenrechter voorshands aannemelijk dat, zoals franchisenemers ook stellen, de omzetten en resultaten van franchisenemers aanzienlijk zullen teruglopen.Ten slotte acht de voorzieningenrechter voorshands aannemelijk, dat de marktpositie van franchisenemers na afloop van het contract zodanig zal zijn verslechterd dat zij een aanzienlijk bedrag zullen mislopen bij het alsdan aansluiting zoeken bij een nieuwe formule.

Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel, dat het niet aan franchisenemers maar aan Franchisegever te wijten is dat de franchiseovereenkomst wordt beëindigd. Onder voornoemde omstandigheden immers kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter nakoming van de franchiseovereenkomst niet van franchisenemers worden gevergd. Bij een zodanige tekortkoming is ontbinding van de franchiseovereenkomst gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat franchisenemers hun overeenkomsten rechtsgeldig hebben beëindigd. Franchisegever kan zich jegens hen dan ook niet beroepen op nakoming van de individuele franchiseovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 237294 / KG ZA 07-924

Vonnis in kort geding van 23 november 2007

in de zaak van

1.  de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRANCHISEGEVER  OUD B.V.,
statutair gevestigd te Den Dolder,
2.  de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRANCHISEGEVER  NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd te Bilthoven,
eiseressen,
procureur mr.X,

tegen

1.  de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
tevens h.o.d.n. [Fa. naam gedaagde sub 1] en tevens h.o.d.n. ABC,
gevestigd te Hattem,
2.  [gedaagde sub 2],
wonende te Hattem,
3.  [gedaagde sub 3],
wonende te Hattem,
4.  de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NN.V.,
tevens h.o.d.n. NNN,
gevestigd te O,
gedaagden,
procureur mr. Y,

Eiseressen zullen hierna “Franchisegever  Oud” respectievelijk “Franchisegever  Nederland” worden genoemd. Gezamenlijk zullen zij worden aangeduid als “Franchisegever ”.

Gedaagden sub 1 t/m 3 zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als “Franchisenemer1”. Gedaagde sub 4 zal hierna worden aangeduid als “Franchisenemer2”. Gedaagden sub 5 t/m7 zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als “Franchisenemer3”. Alle gedaagden tezamen zullen hierna worden aangeduid als ‘franchisenemers”.

1.  De procedure
1.1.  Het verloop van de procedure blijkt uit:
–  de dagvaarding met producties,
–  de op voorhand door alle partijen toegezonden producties,
–  de mondelinge behandeling,
–  de pleitnota van Franchisegever ,
–  de pleitnota van Franchisenemer1 en Franchisenemer2,
–  de pleitnota van Franchisenemer3.

1.2.  Ten slotte is vonnis bepaald.

2.  De feiten
2.1.  Franchisenemer1, Franchisenemer2 en Franchisenemer3 hebben elk voor zich als franchisenemer met Franchisegever Nederland als franchisegever  een franchiseovereenkomst gesloten. Op grond daarvan is het hen toegestaan om een bouwmarkt te exploiteren onder de handelsnaam “Franchisegever ”, alsmede de handelsmerken, de aanduidingen, de reclamezinnen en het Franchisegever assortimentenboek van Franchisegever Nederland te gebruiken.
In mei 2006 waren er 34 Franchisegever -vestigingen. De verwachting was toen dat het aantal vestigingen zou groeien tot 37 à 38 vestigingen in 2006.
Begin 2007 waren in totaal 31 ondernemers als franchisenemer aangesloten bij de Franchisegever -formule.

2.2.   De franchiseovereenkomsten zijn elk aangegaan voor de duur van vijf jaar, waarbij franchisenemer het recht heeft de overeenkomst te verlengen voor een opvolgende periode van vijf jaar. Franchisenemer kan de franchiseovereenkomst niet tussentijds opzeggen.
Op 1 januari 2010 zal de door Franchisenemer1 aangegane franchiseovereenkomst eindigen, op 31 juli 2010 die van Franchisenemer3 en op 1 december 2011 die van Franchisenemer2.

2.3.   In november 2006 heeft Franchisegever Nederland aan al haar franchisenemers te kennen gegeven te willen gaan samenwerken met Franchisegever 2 B.V. (hierna: Franchisegever 2), met als doel het realiseren van schaalvergroting en het verbeteren van de markpositie. Franchisegever 2 exploiteert de franchiseformule MMM, welke formule onder meer qua serviceverlening en opzet en indeling van de winkels verschilt van de Franchisegever -formule.

De voorgenomen samenwerking is onderwerp van bespreking geweest op diverse vergaderingen van alle Franchisegever -franchisenemers. Onder meer is aan de orde gesteld, dat de Franchisegever -bouwmarkten en de MMM-bouwmarkten tot één naam dienden te komen.
Als ingangsdatum is 2 juli 2007 aangekondigd.

2.4.   Bij brieven van hun advocaat van 21 juni 2007 en 28 juni 2007 hebben Franchisenemer2 respectievelijk Franchisenemer1 aan Franchisegever te kennen gegeven de franchiseovereenkomst te willen beëindigen.
Ook Franchisenemer3 heeft gecorrespondeerd met Franchisegever . In haar brief van 28 juni 2007 heeft zij medegedeeld graag bereid te zijn de franchiseovereenkomst uit te dienen indien Franchisegever garandeert dat ook franchisegever  haar verplichtingen ongewijzigd blijft nakomen, waarbij zij een termijn heeft gesteld om die garantie te bieden. Die garantie is binnen de daartoe door Franchisenemer3 gestelde termijn uitgebleven.

2.5.  Kort voorafgaand aan de voorgenomen samenwerking met Franchisegever 2 heeft Franchisegever Nederland haar gehele rechtsverhouding met de franchisenemers overgedragen aan Franchisegever Oud. Bestuurder van Franchisegever Oud is H.D.B. Groep B.V. (hierna: HDB).

2.6.  Per 2 juli 2007 zijn de door HDB en Franchisegever 2 geëxploiteerde franchiseformules samengegaan.
De aandelen in HDB en Franchisegever 2 worden (middellijk) gehouden door een ondermening uit de DGN-groep.

2.7.   Na het samengaan zijn alle franchisenemers geïnformeerd over het voornemen van DGN om de lopende franchiseovereenkomsten aangaande de Franchisegever formule te eerbiedigen. Wél staat het ondernemers die dat wensen vrij om zich al vóór het aflopen van hun franchiseovereenkomst, aan te sluiten bij de MMM-formule. Voor de ombouw naar de MMM-formule heeft franchisegever  een bedrag van EUR 50.000,– per franchisenemer beschikbaar gesteld.

2.8.   Naar aanleiding van een vanwege DGN uitgegeven persbericht, hebben (onder meer) diverse vakbladen vanaf juli 2007 bericht over de samenwerking tussen HDB en Franchisegever 2. In die berichtgeving, alsmede in later gepubliceerde artikelen en interviews heeft HDB steeds uitgedragen dat de opzet is om de formules Franchisegever en MMM op termijn samen te voegen onder de naam MMM.

2.9.   Bij brief van 23 juli 2007 heeft de advocaat van Franchisegever aan Franchisenemer1, Franchisenemer2 en Franchisenemer3 bericht dat zijn cliënt niet akkoord gaat met de ingeroepen beëindiging. Daarbij zijn franchisenemers gesommeerd de franchiseovereenkomst na te komen.

2.10.   Op 9 juli 2007 heeft Franchisenemer3 schriftelijk aan de advocaat van Franchisegever medegedeeld dat zij de franchiseovereenkomst ontbonden verklaart per 1 oktober 2007.
Bij gelijkluidende brieven van 6 augustus 2007 heeft de advocaat van Franchisenemer1 en Franchisenemer2 eveneens aan Franchisegever Nederland en Franchisegever Oud bericht dat zijn cliënten de franchiseovereenkomsten zullen beëindigen per 1 oktober 2007.

2.11. Franchisenemer1 en Franchisenemer2 hebben zich inmiddels aangesloten bij de franchiseorganisatie van Formido. Franchisenemer3 heeft zich aangesloten bij de franchiseformule van Karwei.

3.  Het geschil

3.1.  Franchisegever vordert samengevat- elk van franchisenemers te veroordelen om de verplichtingen uit de franchiseovereenkomst juist en volledig na te komen, primair jegens Franchisegever Oud en subsidiair jegens Franchisegever Nederland totdat deze overeenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd.

3.2.  Aan haar vordering legt Franchisegever ten grondslag dat franchisenemers tot aan de expiratiedatum van hun individuele franchiseovereenkomsten deze overeenkomsten juist en volledig dienen na te komen. Vanwege de fusie heeft Franchisegever belang om de onrustveroorzakende franchisenemers weer in de pas te laten lopen, aldus Franchisegever . Primair stelt Franchisegever dat Franchisegever Oud vanwege de contractsovername als contractspartij c.q. franchisegever  moet worden beschouwd. Zo geoordeeld dient te worden dat van een geldige contractovername geen sprake is, stelt zij zich subsidiair op het standpunt dat franchisegever s hun verplichtingen jegens de oorspronkelijke franchisegever  -Franchisegever Nederland- dienen na te komen.

3.3.  Franchisenemers voeren verweer. Daartoe stellen zij onder meer -kort gezegd-, dat het vereiste spoedeisend belang ontbreekt, dat gedaagde sub 7, mevrouw Leijen, ten onrechte in rechte is betrokken, alsmede dat van een rechtsgeldige overdracht van Franchisegever Nederland naar Franchisegever Oud geen sprake is. Meer inhoudelijk voeren zij ten verwere aan, dat zij een gerechtvaardigde reden hebben om de franchiseovereenkomst ieder eenzijdig tussentijds te beëindigen door middel van ontbinding.

3.4.  Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling
4.1.   Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Franchisegever , anders dan franchisenemers stellen, voldoende aannemelijk gemaakt belang te hebben bij onderhavige vordering. Eveneens is gebleken dat dit belang voldoende spoedeisend is. Dat franchise-nemers al zijn aangevangen met de ombouw van hun winkels naar andere franchisefor-mules, doet daar niet aan af. Immers, Franchisegever heeft zich jegens hen telkens op het standpunt gesteld, dat zij hun franchiseovereenkomst dienen na te komen. De mogelijkheid van het instellen van een gerechtelijke procedure door Franchisegever , met mogelijk als consequentie de terugbouw naar de Franchisegever -formule, komen dan ook redelijkerwijze voor rekening en risico van franchisenemers.

4.2.   De voorzieningenrechter zal allereerst beoordelen óf franchisenemers de franchiseovereenkomsten na dienen te komen. Uitsluitend in het geval deze vraag bevestigend beantwoord wordt, is van belang jegens wie -Franchisegever Nederland of Franchisegever Oud- dient te worden nagekomen en of gedaagde sub 7 eveneens gehouden is na te komen.

4.3.   Tussen partijen is in geschil of franchisenemers hun individuele franchiseovereen-komsten rechtsgeldig hebben beëindigd. Deze beëindiging vond plaats door middel van de buitengerechtelijke ontbinding als vervat in de brief van 9 juli 2007 van Franchisenemer3, alsmede door middel van de brieven van 6 augustus 2007 van Franchisenemer1 en Franchisenemer2, die eveneens als buitengerechtelijke ontbinding dienen te worden aangemerkt.

4.4.   Voor een rechtsgeldige ontbinding is vereist dat sprake is van verzuim aan de zijde van Franchisegever . Franchisegever stelt in dat kader, dat zij door franchisenemers niet in gebreke is gesteld. Franchisenemers betwisten dit. Daarnaast voeren zij aan dat het verzuim zonder ingebrekestelling is ingetreden, omdat uit de uitlatingen van Franchisegever niet anders kon worden afgeleid dan dat deze in de nakoming van de verbintenis zou tekortschieten. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt.

4.5.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter houdt de brief van Franchisenemer3 een ingebrekestelling in als bedoeld in artikel 6:82 BW. Immers, aan Franchisegever is, in overeenstemming met het doel van voornoemd artikel, een redelijke termijn gegund om maatregelen te treffen om de situatie weer in overeenstemming te brengen met de franchiseovereenkomst, althans om aan Franchisenemer3 te bevestigen dat dit het geval zal zijn c.q. zal blijven, hetgeen Franchisegever jegens Franchisenemer3 heeft nagelaten. Niet is gebleken dat Franchisenemer1 en Franchisenemer2 Franchisegever op gelijksoortige wijze in gebreke hebben gesteld. Zij hebben elk voor zich uitsluitend aan Franchisegever medegedeeld dát zij de overeenkomst zouden beëindigen. Echter, ook in hun gevallen is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzuim is ingetreden. De voorzieningenrechter overweegt daartoe, dat uit de stellingen van partijen alsmede uit de overgelegde stukken volgt, dat Franchisegever steeds heeft uitgedragen, niet alleen in de pers maar ook op vergaderingen, dat de Franchisegever -formule al dan niet op langere termijn zou opgaan in de MMM-formule. Uit die mededelingen mochten franchisenemers, die van Franchisegever ongewijzigde uitvoering van de franchiseovereenkomst verlangden, dan ook redelijkerwijze afleiden, dat Franchisegever daarin zou gaan tekortschieten. In dat geval is geen ingebrekestelling vereist om het verzuim te laten intreden (artikel 6:83 sub c).

4.6.  Voorts is vereist voor een rechtsgeldige ontbinding, dat voldoende aannemelijk is dat Franchisegever is tekort geschoten in de nakoming van één van haar verbintenissen uit hoofde van de franchiseovereenkomst. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Franchisegever eenzijdig dusdanige beleidswijzigingen doorgevoerd die voor franchisenemers zodanig ingrijpend zijn, dat sprake is van een dergelijke tekortkoming. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.

4.7.   Franchisegever stelt, dat de verplichtingen voor franchisegever  verbonden aan de door franchisenemers gevoerde Franchisegever -formule ook ná het samengaan met Franchisegever 2 door haar zullen worden nagekomen. Zo mogen franchisenemers het handelsmerk “Franchisegever ” blijven gebruiken tot dat hun contract afloopt en zal zij franchisenemers daarbij blijven ondersteunen voor wat betreft bijvoorbeeld reclame. De voorzieningenrechter kan Franchisegever daarin tot zover volgen, dat daarmee niet langer sprake is van hetgeen franchisenemers eerder veronderstelden, te weten dat hen eenzijdig werd opgelegd om zich bij de MMM-formule aan te sluiten.

4.8.   Echter, de eenzijdige beleidswijziging brengt wél met zich dat, zoals Franchisenemer3 stelt, de aandacht, energie en investeringen van DGN zijn gericht op de MMM-formule. Dit volgt ook uit de overgelegde notulen van vergaderingen en uit de overgelegde publicaties. Daaruit vloeit onder meer voort de verwachting van franchisegever s, en Franchisegever heeft op dit punt geen, althans onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd, dat een
(zeer) groot deel van alle franchisenemers door toedoen van DGN omstreeks medio 2008 overgestapt zal zijn van de Franchisegever -formule naar de MMM-formule. Onder voornoemde omstandigheden acht de voorzieningenrechter de vrees van franchisenemers, dat DGN zich niet of nauwelijks zal inspannen om de Franchisegever -formule op hetzelfde niveau als voorheen in de markt te blijven houden, gerechtvaardigd.

4.9.  Mede in het licht van het vorenstaande hebben franchisenemers voldoende aannemelijk gemaakt, dat de gevolgen van het samengaan met Franchisegever 2 ingrijpend is voor elk van hen. Niet alleen zijn zij door Franchisegever gedwongen te kiezen tussen de in hun ogen twee kwaden van aansluiting zoeken bij een franchiseformule waar zij niet achter staan en achterblijven in een door hen aangeduide “sterfhuisconstructie” Ook acht de voorzieningenrechter voorshands aannemelijk dat, zoals franchisenemers ook stellen, de omzetten en resultaten van franchisenemers aanzienlijk zullen teruglopen. Immers, het in de markt bekend maken dat Franchisegever wordt vervangen door MMM is redelijkerwijze nadelig voor de concurrentiepositie van Franchisegever . Eveneens zal de aanzienlijke terugloop van het aantal vestigingen van de Franchisegever -formule redelijkerwijze ten koste gaan van de naamsbekendheid van de formule. Ten slotte acht de voorzieningenrechter voorshands aannemelijk, dat de marktpositie van franchisenemers na afloop van het contract zodanig zal zijn verslechterd dat zij een aanzienlijk bedrag zullen mislopen bij het alsdan aansluiting zoeken bij een nieuwe formule.

4.10.   Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel, dat het niet aan franchisenemers maar aan Franchisegever te wijten is dat de franchiseovereenkomst wordt beëindigd. Onder voornoemde omstandigheden immers kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter nakoming van de franchiseovereenkomst niet van franchisenemers worden gevergd. Bij een zodanige tekortkoming is ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat franchisenemers hun overeenkomsten rechtsgeldig hebben beëindigd. Franchisegever kan zich jegens hen dan ook niet beroepen op nakoming van de individuele franchiseovereenkomsten. De vordering zal derhalve worden afgewezen.

4.11.   Nu het verweer van franchisenemers op grond van het hiervoor overwogene slaagt en de vordering reeds op die grond zal worden afgewezen, behoeft, gelijk reeds eerder overwogen, op de overige verweren niet te worden beslist.

4.12.  Franchisegever zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van franchisenemers worden begroot op:
– vast recht  EUR    0,00
– overige kosten     0,00
– salaris     527,00
Totaal  EUR   527,00

5.  De beslissing
De voorzieningenrechter

5.1.  wijst de vordering af,

5.2.  veroordeelt Franchisegever in de proceskosten, aan de zijde van franchisenemers tot op heden begroot op EUR 527,00,

5.3.  verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
(bron:www:rechtspraak.nl)