Ontslag op staande voet / Op staande voet ontslagen

Ontslag op staande voet van zaalchef in amusementscenter terecht gegeven wegens overtreding van het speelverbod. De kantonrechter oordeelt in deze zaak, dat de werkgeefster voortvarend en zorgvuldig heeft gehandeld door na klachten van klanten onderzoek naar camerabeelden in te laten stellen en vervolgens werknemer daarover te horen. Vast is komen te staan dat werknemer tijdens werktijd op de roulette heeft gespeeld. De werknemer gold als gewaarschuwd nu in zijn arbeidsovereenkomst een speelverbod was opgenomen en in het daarop van toepassing verklaarde arbeidsreglement ontslag op staande voet als sanctie op het overtreden van het speelverbod stond vermeld. In zijn functie als zaalchef had werknemer als leidinggevende een voorbeeldfunctie naar zijn ondergeschikten. Gelet op de aard van het bedrijf van werkgeefster, een amusementscenter waar dagelijks grote hoeveelheden geldstromen rond gaan, had werkgeefster ook belang bij strikte handhaving van het speelverbod. Zij mag van haar werknemers in dit kader verwachten dat zij integer zijn en elke schijn van belangenverstrengeling op dit punt voorkomen. De door werknemer aangevoerde omstandigheden als de duur van zijn dienstverband, zijn staat van dienst, zijn leeftijd en zijn slechte perspectieven op de arbeidsmarkt wegen hier niet tegen op.

Hebt u omtrent ontslag op staande voet vragen  dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos telefonisch contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Onze ontslag advocaten in Utrecht zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton

Locatie Dordrecht

kenmerk: 258449 CV EXPL 10-5656

vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 21 oktober 2010

in de zaak van:

[naam],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. X,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABC B.V.,
gevestigd te Kerkrade,
gedaagde,
advocaat mr.Y.

Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en ABC.

Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1.  de dagvaarding van 20 mei 2010;
2.  de conclusie van antwoord;
3.  het tussenvonnis van 8 juli 2010 houdende comparitie van partijen;
4.  de akte eiswijziging aan de zijde van [eiser];
5.  de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen die is gehouden op
23 september 2010;
6.  de pleitnota van mr. drs. Verhoeve;
7.  de overgelegde producties.

Omschrijving van het geschil

1.   De feiten
1.1   Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de inhoud van de overgelegde producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
1.2  [eiser] (geboren op [geboortedatum]) is op 1 januari 2001 in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van ABC. Met ingang van 1 januari 2009 is [eiser] met behoud van het arbeidsverleden in dienst getreden van ABC. [eiser] verrichtte (laatstelijk) de functie van zaalchef. Het laatstgenoten salaris bedraagt € 2.954,24 bruto per maand, exclusief toeslagen.
1.3   In artikel 11 van de arbeidsovereenkomst tussen ABC en [eiser] is een speelverbod opgenomen, dat luidt:
“Het is werknemer niet toegestaan om in amusementscenters van werkgever en/of aan werkgever gelieerde ondernemingen te spelen, dan wel speelautomaten ter exploitatie opgesteld door werkgever en/of aan haar gelieerde ondernemingen te bespelen (tenzij de werkgever daartoe opdraagt). Indien het genoemde wordt geconstateerd, zullen passende maatregelen getroffen worden. Hierbij is ontslag op staande voet niet uitgesloten (…)”.
1.4   In artikel 5 van de arbeidsovereenkomst is het Arbeidsreglement (hierna ‘het Arbeidsreglement’) op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard. Artikel 8.4 ad e van het Arbeidsreglement bepaalt:
“Ontslag op staande voet wordt gegeven in geval van ernstige overtredingen, enkele voorbeelden zijn:
(…)
– medewerkers ABC Centers is het niet toegestaan om in eigen amusementscenters te spelen”.
1.5  Op 3 december 2009 heeft [eiser] tijdens werktijd op de roulette in het center te Dordrecht gespeeld. Het spelen op de roulette is door middel van camerabeelden vastgelegd. Daarnaast heeft [eiser] op 3 december 2009 de geldwisselaar en de hopperkleppen van de roulette geopend.
1.6  [eiser] is op 29 december 2009 gehoord door zijn werkgever. In een door [eiser] opgestelde verklaring van diezelfde datum vermeldt [eiser] dat hij niet weet waarom hij heeft gespeeld. Voorts vermeldt hij dat het spelen geen vaste frequentie had, omdat hij wist dat dit niet kon en mocht na de overname door ABC.
1.7  Op 29 december 2009 is [eiser] op staande voet ontslagen door ABC. Het ontslag op staande voet is bij brief van 4 januari 2010 bevestigd. Deze brief vermeldt, voor zover van belang:
“In verband met een aantal door ons geconstateerde feiten, waaronder het feit dat u op
3 december 2009 in uw leidinggevende functie van Zaalchef –ondanks het geldende speelverbod- op de roulette van het ABC Center te Dordrecht heeft gespeeld alsmede het feit dat u geld uit de geldwisselaar hebt genomen zonder dat daarvoor een gegronde reden bestond, hebben de heer [naam particulier onderzoeker] en mevrouw [naam rayonmanager] u op 29 december 2009 met deze feiten geconfronteerd (…). De hierboven beschreven gedragingen dienen op zichzelf maar ook in onderling verband te worden aangemerkt als een dringende reden in de zin van artikel 7:677 jo 7:678 BW. (…)”.
1.8  Bij brief van 30 december 2009 heeft [eiser] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van zijn werkzaamheden.
1.9  De kantonrechter te Dordrecht heeft bij beschikking van 26 maart 2010 op verzoek van ABC de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk ontbonden met ingang van
1 april 2010 onder toekenning van een vergoeding van € 10.000,– bruto aan [eiser]. ABC heeft het ontbindingsverzoek niet ingetrokken.

2.   De vordering
2.1   [eiser] vordert, na wijziging van zijn eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet van 29 december 2009 niet rechtsgeldig is, alsmede veroordeling van ABC tot betaling van een bedrag van € 2.954,24 bruto per maand aan achterstallig salaris over de periode van 29 december 2009 tot 1 april 2010, met nevenvorderingen en met veroordeling van ABC in de proceskosten.
2.2   [eiser] voert daartoe –samengevat- het volgende aan.
Volgens [eiser] is het ontslag op staande voet niet onverwijld gegeven nu ABC al op
3 december 2009 kennis had van het gedrag van [eiser], maar hem daar pas tegen het einde van de maand december op heeft aangesproken.
2.3  Daarnaast ontbreekt volgens [eiser] de vereiste dringende reden. Het enkele feit dat [eiser] op de roulette heeft gespeeld is, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, geen reden voor een ontslag op staande voet. ABC had rekening dienen te houden met de uitstekende staat van dienst van [eiser], de duur van het dienstverband, de bedrijfscultuur, de leeftijd van [eiser] en zijn slechte perspectieven op de arbeidsmarkt.
2.4   [eiser] betwist dat er sprake is van diefstal. Hij heeft enkel storingen in de apparaten willen voorkomen.

3.   Het verweer
3.1   ABC verzoekt afwijzing van de vordering en veroordeling van [eiser] in de proceskosten. ABC voert daartoe –samengevat- het volgende aan.
3.2   Gelet op de inhoud van de arbeidsovereenkomst, alsmede artikel 8.4 van het Arbeidsreglement, wist [eiser] dat het ten strengste verboden was om in het eigen center te spelen. Ook was hij op de hoogte van de hieraan verbonden consequenties. Vast staat dat [eiser] het speelverbod, waarop als sanctie ontslag op staande voet staat, heeft overtreden.
Dit neemt ABC hem des te meer kwalijk nu hij een leidinggevende functie vervulde. ABC past een strikt beleid zonder uitzonderingen toe ten aanzien van het overtreden van het speelverbod.
3.3   Voorts heeft [eiser], in strijd met de daarvoor geldende preventieve instructies, zonder aanleiding de geldwisselaar en de hopperkleppen geopend. Ook indien er wel sprake was geweest van een storing mag deze niet door de zaalchef worden verholpen, maar dient deze te worden opgelost door de technische dienst.
3.4   De gedragingen van [eiser] kunnen ieder op zichzelf en in onderling verband worden gekwalificeerd als een dringende reden.
3.5   Ten aanzien van de eis van onverwijldheid merkt ABC op dat [eiser] weliswaar op 3 december 2009 op de roulette heeft gespeeld, maar dat hierover pas later is geklaagd door klanten. Naar aanleiding van deze klachten heeft ABC op 17 december 2009 opdracht gegeven aan de heer [naam], particulier onderzoeker in dienst van ABC, een onderzoek te verrichten aan de hand van de camerabeelden. De bevindingen van dit onderzoek zijn op vrijdag 18 december 2009 terug gekoppeld aan de heer [naam], Hoofd ABC en mevrouw [naam], rayonmanager. ABC wilde haar bevindingen aan het begin van de daaropvolgende week bespreken met [eiser]. Deze bespreking is wegens het overlijden van de vader van [eiser] op 20 december 2009 verplaatst naar 29 december 2009. ABC is van oordeel dat zij zorgvuldig en voortvarend heeft gehandeld.

Beoordeling van het geschil

Onverwijldheid

4.  Tussen partijen is in geschil of het ontslag op staande voet al dan niet onverwijld is gegeven. Voor het antwoord op deze vraag is beslissend het tijdstip waarop de dringende reden tot dat ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen. Als dan vervolgens bij een werkgever het vermoeden rijst dat zich een dringende reden tot ontslag van een werknemer voordoet en hij zich – alvorens tot ontslagverlening op staande voet over te gaan – van de juistheid van dat vermoeden wil vergewissen, is de daarbij van hem te vergen mate van voortvarendheid afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer valt te denken aan de aard en omvang van eventueel noodzakelijk onderzoek, de behoedzaamheid die bij het instellen van zulk onderzoek geboden kan zijn om geen onrust in het bedrijf van de werkgever te wekken, de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies en tot het verzamelen van bewijsmateriaal, en de door de werkgever in acht te nemen zorg om te vermijden dat, bij ongegrondbevinding van het vermoeden, de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad (Hoge Raad 15 februari 1980, NJ 1980, 328 en Hoge Raad 27 april 2001, JAR 2001, 95).

5.   [eiser] heeft gesteld dat ABC op 3 december 2009 het door haar aangevoerde gedrag heeft gezien. ABC heeft dit gemotiveerd weersproken en ter comparitie aangegeven dat zij een camerasysteem heeft dat vooral is ingericht om mee te kijken bij het openen en sluiten van de filialen in verband met de veiligheid van haar medewerkers. Het camerasysteem wordt niet gebruikt om werknemers te controleren. Alleen in het geval van verdenking van overtredingen van voorschriften door een werknemer na daartoe een aanwijzing te hebben verkregen kunnen camerabeelden, die een beperkte tijd worden bewaard, achteraf worden opgevraagd en nagekeken, aldus ABC. Nu [eiser] zijn stelling niet nader feitelijk heeft onderbouwd is niet komen vast te staan dat ABC op 3 december 2009 al kennis had van het door haar aangevoerde gedrag. [eiser] heeft voorts de door ABC onder 3.5 geschetste handelswijze onvoldoende weersproken, zodat van de lezing van ABC wordt uitgegaan. Dit brengt mee dat ABC eerst na de klachten van de klanten en het daarop verrichte onderzoek van de camerabeelden kennis heeft gekregen van het gedrag van [eiser] dat aanleiding heeft gegeven voor een ontslag op staande voet. Door vervolgens uit piëteit voor het overlijden van de vader van [eiser] in deze periode het hoor en wederhoor gesprek te verzetten kan niet worden gezegd dat ABC niet meer voortvarend heeft gehandeld. Het betrof immers een zware beschuldiging die eerst door het nakijken van de camerabeelden kon worden vastgesteld en waarbij het horen van de werknemer uit het oogpunt van zorgvuldigheid in de rede lag. Het voorgaande leidt ertoe dat de ontslagverlening op staande voet onverwijld heeft plaatsgevonden.

Dringende reden

6.   De kantonrechter stelt voorop dat niet is komen vast te staan en ook niet uit de camerabeelden is af te leiden dat [eiser] voor eigen gewin geld uit de geldwisselaar of de hopperkleppen van de roulette heeft weggenomen. Wel is komen vast te staan dat [eiser] op
3 december 2009 tijdens werktijd op de roulette in het center te Dordrecht heeft gespeeld. In de bevestigingsbrief van het ontslag op staande voet d.d. 4 januari 2010 is door ABC duidelijk aangegeven dat het overtreden van het speelverbod ook op zichzelf al een dringende reden oplevert voor ontslag op staande voet. Thans is tussen partijen in geschil of het enkele spelen op de roulette op zichzelf beschouwd kan worden als een dringende reden voor ontslag op staande voet. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat van een dringende reden slechts sprake is ingeval van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren. Bij de beoordeling of daarvan sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen, onder welke de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem hebben.

7.  In de arbeidsovereenkomst van [eiser] is het speelverbod opgenomen waarbij als sanctie bij overtreding daarvan het ontslag op staande voet wordt vermeld. Ook in het Arbeidsreglement, waarvan [eiser] op de hoogte was, wordt in niet mis te verstane bewoordingen aangegeven dat het spelen in eigen amusementscenters door medewerkers van ABC als een ernstige overtreding wordt gezien waarop ontslag op staande voet staat. In zijn eigen verklaring heeft [eiser] aangegeven dat hij wist dat het spelen op de roulette niet kon en mocht. [eiser] was derhalve gewaarschuwd. Het spelen op de roulette vond plaats onder werktijd, terwijl [eiser] als zaalchef in functie was. In deze functie had [eiser] als leidinggevende een voorbeeldfunctie naar zijn ondergeschikten. Daar had hij zich terdege bewust van moeten zijn. Gelet op de aard van het bedrijf van ABC, een amusementscenter, waar dagelijks grote hoeveelheden geldstromen rond gaan, heeft ABC belang bij strikte handhaving van het speelverbod. ABC mag van zijn werknemers in dit kader verwachten dat zij integer zijn en elke schijn van belangenverstrengeling op dit punt voorkomen. ABC heeft ook onweersproken ter comparitie aangevoerd dat zij ten aanzien van de overtreding van het speelverbod een strikt beleid zonder uitzonderingen hanteert en dit de eerste keer is dat een werknemer het speelverbod overtreedt. Dat sprake was van een bedrijfscultuur waarin overtredingen van de voorschriften plaatsvonden, zoals [eiser] heeft gesteld en door ABC is weersproken, is niet komen vast te staan. [eiser] heeft nog gewezen op de duur van zijn dienstverband (9 jaar), zijn staat van dienst, zijn leeftijd (57 jaar) en zijn slechte perspectieven op de arbeidsmarkt. Deze omstandigheden leiden er echter – afgezet tegen het hiervoor overwogene – niet toe dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd is. Gelet op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, komt de kantonrechter dan ook tot het oordeel dat het ontslag op staande voet op 29 december 2009 terecht is gegeven. Dit brengt mee dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.

8.   [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van ABC bepaald op € 500,00 aan salaris gemachtigde;
(Bron: www.rechtspraak.nl)