Kennelijk onredelijk ontslag – verjaringstermijn | Ontslag advocaat

In de uitspraak die in dit bericht aan de orde is draait het om de vraag wanneer de verjaringstermijn van een vordering wegens kennelijk onredelijk ontslag, welke termijn zes maanden bedraagt,  begint te lopen. De kantonrechter oordeelt, dat deze termijn aanvangt daags nadat een einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst. Bij een onregelmatig ontslag wegens een te korte opzegtermijn is dat niet anders. Een onregelmatig ontslag is wel een geldig omtslag, zij het dat dit aanleiding geeft tot een vordering tot schadevergoeding. De verjaringstermijn wordt dus niet verlengd met de niet in acht genomen wettelijke opzegtermijn.

Mocht u op arbeidsrechtelijk gebied en/of kennelijk onredelijk ontslag verdere vragen hebben kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze advocaten arbeidsrecht / ontslagrecht. Bel ons nu op 030 252 35 20 of – tot 22.00 uur – op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Eerste telefonisch advies altijd kosteloos.

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam

zaak/rolnr.: 292428 CV EXPL 6849-05
datum uitspraak: 30 maart 2006

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

[eiser]
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. X,

tegen

ABC N.V.
te Krommenie,
gedaagde partij,
hierna te noemen ABC,
gemachtigde mr. Y,

De procedure

Bij beschikking van 3 november 2005 is de zaak, die bij verzoekschrift aanhangig was gemaakt, op de voet van het bepaalde in artikel 69 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering naar de dagvaardingsprocedure verwezen.

Vervolgens is ABC bij deurwaardersexploot opgeroepen om verweer te voeren tegen de in het verzoekschrift omschreven vordering tot toekenning van een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag.

Hierop heeft ABC geantwoord.

Vervolgens is schriftelijk voort geprocedeerd.

Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.

De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.

De vordering

[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoer-baar bij voorraad, ABC zal veroordelen aan [eiser] te betalen een door de kantonrechter op de voet van artikel 7.681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek te bepalen schadevergoeding, met rente en kosten.

Het verweer
Het verweer strekt tot niet ontvankelijkheid wegens verjaring van de vordering.

De feiten

In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.

1. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan die door ABC met vergunning van het CWI op 6 januari 2005 per 1 maart 2005 is opgezegd.
2. Bij brief van 10 februari 2005 heeft de gemachtigde van ABC aan de toenmalige gemachtigde van [eiser] laten weten dat een te korte opzegtermijn in acht was genomen, nu een opzegtermijn van drie maanden gold in plaats van één maand. Daarom werd toegezegd dat aan [eiser] wegens onregelmatig ontslag nog twee maanden salaris zou worden uitbetaald, hetgeen is gebeurd.

De beoordeling van het geschil

Ingevolge het bepaalde in artikel 7.683 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek verjaart een vordering wegens kennelijk onredelijk ontslag na verloop van zes maanden. Met ABC ben ik van oordeel dat deze verjaringstermijn is gaan lopen op 2 maart 2005, zodat deze op 31 oktober 2005, toen het verzoekschrift tot toekenning van een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag op de griffie werd ontvangen, ruimschoots was verlopen. Van een eerdere rechtsgeldige stuiting is niet gebleken.

Daaraan kan niet afdoen dat bij het ontslag een te korte opzegtermijn in acht is genomen, nu dat niet leidde tot voortduring van de arbeidsovereenkomst, doch slechts tot schadeplichtigheid wegens onregelmatig ontslag.

Het verweer is dus gegrond, zodat [eiser] niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.

Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.

Beslissing

[eiser] wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
[eiser] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van ABC tot op heden begroot op € 400,– wegens salaris van de gemachtigde.
(bron: www.rechtspraa.nl)