Ontslag wegens verduistering | Ontslag advocaat

Verduistering in dienstbetrekking. Ontdekking op heterdaad. Wilsgebreken gesteld ten aanzien van door werknemer afgelegde verklaringen inclusief schuldbekentenis. Geen misbruik van omstandigheden of bedreiging aangenomen. Niet toegelaten tot tegenbewijs.

Mocht u omtrent ontslag vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor in Utrecht. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag advocaten aan de telefoon. Onze advocaten in Utrecht zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 272787 / HA ZA 09-1964

Vonnis van 23 juni 2010

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WERKGEVER SUPERMARKTEN B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. X,

tegen

[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. Y.

Partijen zullen hierna Werkgever  en [gedaagde] genoemd worden.

1.  De procedure

1.1.  Het verloop van de procedure blijkt uit:
•  het tussenvonnis van 11 november 2009
•  het proces-verbaal van comparitie van 24 maart 2010.

1.2.  Ten slotte is vonnis bepaald.

2.  De feiten

2.1.  [gedaagde] is een dienstverband aangegaan met Werkgever in 2008 en heeft als kassa-medewerker gewerkt in één van de supermarkten van Werkgever .

2.2.  Op 2 december 2008 zijn door [gedaagde] twee verklaringen en een schuldbekentenis voorzien van een handgeschreven goedschrift ondertekend over door hem als kassa-medewerker gepleegde onregelmatigheden. [gedaagde] heeft in de verklaringen aangegeven dat hij voor een bedrag van € 10.070,00 heeft weggenomen op basis van emballagebonnen en zogeheten retouren. In één van de verklaringen (productie 1 bij dagvaarding) verklaart [gedaagde] verder dat hij ook kleinere geldbedragen uit de kassa’s van Werkgever heeft weggenomen. Het totaal door hem weggenomen bedrag wordt door [gedaagde] in deze verklaring op € 12.000,00 gesteld. Daarnaast heeft [gedaagde] aangegeven in deze verklaring en in de door hem ondertekende schuldbekentenis € 400,00 onderzoekskosten als schade van Werkgever te erkennen.

2.3.  [gedaagde] is strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld voor verduistering in verband met de hiervoor genoemde onregelmatigheden.

3.  Het geschil

in conventie
3.1.  Werkgever vordert samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
€ 11.950,12, vermeerderd met rente en kosten. Dit bedrag is het verschil tussen het in de door [gedaagde] ondertekende schuldbekentenis opgenomen bedrag van €12.400,00 en een inhouding op zijn laatste loonbetaling ter grootte van
€ 449,88.

3.2.  [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie
3.3.  [gedaagde] vordert een verklaring voor recht dat de door [gedaagde] op 2 december 2008 ondertekende verklaringen rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn vernietigd.

3.4.  Werkgever voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.  De conventie en reconventie in deze zaak zijn zodanig verweven dat deze gelijktijdig zullen worden behandeld. Aangezien de reconventionele eis tevens het meest verstrekkende verweer tegen de vorderingen in conventie inhoudt zal deze eerst besproken worden.

4.2.  Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] geld verduisterd heeft tijdens zijn dienstbetrekking bij Werkgever , maar de vraag hoeveel geld dat geweest is houdt partijen verdeeld. [gedaagde] stelt zich daarbij op het standpunt dat de op 2 december 2008 door hem afgelegde en ondertekende verklaringen tot stand zijn gekomen als gevolg van misbruik van omstandigheden aan de zijde van Werkgever . Dit zou er uit hebben bestaan dat medewerkers van Werkgever gedreigd hebben met het doen van strafrechtelijke aangifte tegen [gedaagde] als hij de verklaringen niet zou ondertekenen. Uit angst voor de gevolgen daarvan stelt [gedaagde] de door of namens Werkgever opgestelde verklaring te hebben ondertekend en ten aanzien van de tweede – handgeschreven – verklaring stelt [gedaagde] deze te hebben geschreven en ondertekend op instructie van de aanwezige medewerker van Werkgever . Voorafgaand aan deze procedure heeft [gedaagde] buitengerechtelijk de vernietiging van de door hem afgelegde verklaringen ingeroepen.

4.3.  Werkgever heeft gesteld en te bewijzen aangeboden dat het gesprek op 2 december 2008 in een normale sfeer is verlopen en dat [gedaagde] niet is geïntimideerd en/of bedreigd door medewerkers van Werkgever of het door haar ingeschakelde onderzoeksbureau Headline met het doen van aangifte als hij niet zou ondertekenen. Werkgever stelt ook de tekst van de handgeschreven verklaring en de daarop handgeschreven bedragen tot een totaal van
€ 10.070,00 niet aan [gedaagde] gedicteerd te hebben. Daarnaast heeft Werkgever aangegeven dat in gevallen van verduistering altijd aangifte wordt gedaan.Voor het overige beroept Werkgever zich op de bewijskracht van de door [gedaagde] ondertekende verklaringen als onderhandse aktes in de zin van artikel 157 lid 2 Rv. in samenhang bezien met artikel 158 lid 1 Rv.

4.4.  Voor een succesvol beroep op misbruik van omstandigheden in de zin van artikel 3:44 lid 4 BW is niet alleen vereist dat moet worden aangenomen dat [gedaagde] onder zodanige druk is gezet door Werkgever dat hij daardoor bewogen is tot het ondertekenen van de eerste verklaring en het schrijven van de tweede verklaring op 2 december 2008, maar ook dat Werkgever wist of moest begrijpen dat zij [gedaagde] had dienen te weerhouden van het ondertekenen/schrijven van de verklaringen in plaats van te bevorderen dat hij dit deed. Dat laatste is niet gesteld of anderszins gebleken. Uit de op dit punt onweersproken stellingen van Werkgever komt naar voren dat zij kort voor 2 december 2008 de verdenking jegens [gedaagde] heeft gekregen dat hij onregelmatigheden beging. Werkgever heeft toen een onderzoeksbureau – Headline – ingeschakeld en op 2 december 2008 is [gedaagde] op heterdaad betrapt bij het verduisteren van € 700,00 uit de kas. Direct na deze betrapping heeft het gesprek plaatsgevonden waarin [gedaagde] de meergenoemde verklaringen heeft ondertekend, respectievelijk zelf geschreven, en de schuldbekentenis heeft ondertekend. Nergens blijkt uit dat Werkgever voorafgaand aan het gesprek beschikte over informatie met betrekking tot de omvang van de door [gedaagde] gepleegde verduisteringen. Alleen al dat gegeven maakt dat niet in te zien valt dat Werkgever ten aanzien van de omvang van het verduisterde bedrag ontoelaatbare invloed op [gedaagde] heeft uitgeoefend. Daarmee staat ook vast dat Werkgever niet wist of behoorde te weten dat [gedaagde] benadeeld zou worden door het ondertekenen, respectievelijk schrijven van de verklaringen. Nu aan deze voorwaarde niet is voldaan dient het beroep op misbruik van omstandigheden te worden verworpen.

4.5.  Voorzover het beroep van [gedaagde] op vernietigbaarheid van de afgelegde verklaringen gebaseerd is op bedreiging door Werkgever met het doen van aangifte, respectievelijk het ondertekenen van de verklaringen als voorwaarde zou hebben gesteld voor het achterwege laten van het doen van aangifte, stelt de rechtbank voorop dat het doen van aangifte in een geval als het onderhavige, waarin vaststaat dat een misdrijf is gepleegd, niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Ook al zou het juist zijn, een en ander is gemotiveerd betwist door Werkgever , dat medewerkers van Werkgever in het gesprek op 2 december 2008 aan [gedaagde] hebben voorgespiegeld dat geen aangifte zou worden gedaan als hij de verklaringen zou ondertekenen ziet de rechtbank daarin geen onrechtmatig handelen aan de zijde van Werkgever . Het op dit punt geven van een onjuiste voorstelling van zaken aan [gedaagde] door Werkgever is ook geen indicatie voor de rechtbank dat de inhoud van de afgelegde verklaringen niet juist zou zijn. Voorzover de stellingen van [gedaagde] (mede) gelezen moeten worden als een beroep op vernietigbaarheid van de verklaringen wegens bedreiging in de zin van artikel 3:44 lid 2 BW dient dit beroep dan ook te worden verworpen.

4.6.  Op basis van het hiervoor overwogene komt de rechtbank tot een afwijzing van de reconventionele vorderingen van [gedaagde]. Deze afwijzing brengt voor de beoordeling van de conventionele vorderingen met zich dat van de juistheid van de door [gedaagde] afgelegde en ondertekende verklaringen moet worden uitgegaan. Deze verklaringen leveren dwingend bewijs op van de juistheid van de inhoud daarvan op de voet van artikel 157 lid 2 Rv. en voor wat betreft de schuldbekentenis geldt dit op de voet van artikel 158 lid 1 Rv. nu deze handgeschreven in letters het bedrag van de geldsom bevat. Voor het leveren van tegenbewijs heeft [gedaagde] te weinig gesteld om daartoe toegelaten te worden. De verwijzing naar de administratie van Werkgever als bewijsmiddel is onvoldoende. Werkgever heeft gemotiveerd gesteld dat de door [gedaagde] gepleegde verduistering niet in al haar onderdelen uit haar administratie kan blijken. De onterecht in het kassasysteem ingeslagen retouren en emballagegelden kunnen wel gereconstrueerd worden maar de daarnaast opgetreden kastekorten kunnen uit de aard van de zaak niet nader gedocumenteerd worden, althans niet anders dan het opgetreden zijn van dergelijke tekorten. Voor de door [gedaagde] bepleite omkering van de bewijslast bestaat in het onderhavige geval geen aanleiding omdat [gedaagde] zelf verklaard heeft voor een bedrag van € 12.000,00 te hebben verduisterd en de rechtbank hiervoor tot het oordeel is gekomen dat deze verklaringen niet aantastbaar zijn op grond van wilsgebreken aan de zijde van [gedaagde]. De verwijzing naar niet nader genoemde getuigen door [gedaagde] is te vaag om hem op basis daarvan tot tegenbewijs toe te laten en de rechtbank passeert daarom dat aanbod. Daarmee staat vast dat [gedaagde] een bedrag van
€ 12.000,00 heeft verduisterd. Het in de schuldbekentenis opgenomen bedrag van €12.400,00 (€12.000,00 + €400,00 onderzoekskosten Headline) dient gematigd te worden op basis van de in dit geding overgelegde factuur van Headline tot
€ 12.347,02 en dat brengt het in hoofdsom toe te wijzen bedrag op € 11.897,14 (€ 11.950,12 – € 52,98).

4.7.  De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal – mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II – worden afgewezen. Uit de door Werkgever gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De stelling van Werkgever dat het door haar ingeschakelde incassobureau uitgebreid verhaalsonderzoek zou hebben gedaan is op geen enkele wijze onderbouwd. De kosten waarvan Werkgever vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.

4.8.  De wettelijke rente zoals gevorderd vanaf 1 januari 2009 tot en met 29 juli 2009 zal als onweersproken worden toegewezen. Dat brengt het totaal toe te wijzen bedrag op € 12.290,68 (€ 11.897,14 + € 393,54 rente)

4.9.  [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van Werkgever Supermarkten B.V. tot op heden op:
– dagvaarding    €   75,75
– vast recht      316,00
– salaris advocaat    904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal    €   1.295,75

4.10.  [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Werkgever Supermarkten B.V. tot op heden worden begroot op:
– salaris advocaat  €  226,00 (1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 452,00)

5.  De beslissing

De rechtbank

in conventie
5.1.  veroordeelt [gedaagde] om aan Werkgever Supermarkten B.V. te betalen een bedrag van € 12.290,68 (twaalfduizendtweehonderdennegentig euro en achtenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 30 juli 2009 tot de dag van volledige betaling,

5.2.  veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Werkgever Supermarkten B.V. tot op heden begroot op EUR 1.295,75,

5.3.  verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.  wijst het meer of anders gevorderde af,

in reconventie
5.5.  wijst de vorderingen af,

5.6.  veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Werkgever Supermarkten B.V. tot op heden begroot op € 226,00.
(bron: www.rechtspraak.nl)

Mocht u omtrent ontslag van een werknemer vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor in Utrecht. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag advocaten aan de telefoon. Onze advocaten in Utrecht zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.