Ontslag advocaat Utrecht | ontslag UWV – ontbinding arbeidsovereenkomst

Ontslag advocaat. UWV blijkt ontslagvergunning te hebben afgegeven op de dag van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter. Ontbinding arbeidsovereenkomst, tegen een latere datum, is toch geldig, ook wat betreft de ontslagvergoeding.

Zoekt u een ontslag advocaat of heeft u vragen omtrent ontslag of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand? Dan kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met onze advocaten. Dit gaat snel en u krijgt direct een ontslag advocaat aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

BESCHIKKING

in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid  ACCOUNTANTS B.V.,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
APPELLANTE,
advocaat: mr.X,

t e g e n

[VERWEERDER],
wonende te D.,
VERWEERDER,
advocaat: mr.Y.

1. Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Werkgever en [Verweerder] genoemd.

Werkgever is bij beroepschrift met producties, dat op 27 november 2009 ter griffie van het hof is ingekomen, in hoger beroep gekomen van een beschikking die de kantonrechter te Haarlem onder zaak/rep.nr. 427933 AO VERZ 09-558 op 28 augustus 2009 heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad genoemde beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, [Verweerder] alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn inleidend verzoek, althans dat verzoek zal afwijzen en het zelfstandig verzoek van Werkgever zal toewijzen, met veroordeling van [Verweerder] in de kosten van de procedure in beide instanties.

Op 11 januari 2010 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van [Verweerder] ingekomen. Hij verzoekt het hof daarin de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van Werkgever in de kosten van – naar het hof begrijpt – het hoger beroep.

Bij brief van 13 januari 2010 heeft Werkgever het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter aan het hof doen toekomen.

Van de zijde van Werkgever heeft het hof bij brief van 18 januari 2010 nog een productie ontvangen.

Op 19 januari 2010 heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden, die – zoals het hof tevoren aan partijen had meegedeeld – vooralsnog was beperkt tot de vraag of na te noemen appelverbod zou kunnen worden doorbroken. Bij die gelegenheid hebben namens partijen ten aanzien van deze kwestie hun advocaten het woord gevoerd. Mr. Dijkman, voornoemd, heeft daarbij gebruik gemaakt van aan het hof overgelegde aantekeningen.

Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en meegedeeld dat uitspraak zal volgen.

2. De beoordeling

2.1. Het gaat in deze zaak kortweg, en voor zover voor beantwoording van de vraag of het appelverbod kan worden doorbroken van belang, om het volgende.

2.1.1. [Verweerder] is op 1 oktober 2002 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Werkgever.

2.1.2. Werkgever heeft bij brief van 18 juni 2009 aan het UWV toestemming gevraagd de arbeidsovereenkomst met [Verweerder] te mogen opzeggen wegens bedrijfseconomische redenen en verwijtbaar handelen door [Verweerder]. [Verweerder] heeft zich hiertegen verweerd.

2.1.3. Bij inleidend verzoekschrift van 22 juni 2009 heeft [Verweerder] verzocht de arbeidsovereenkomst tussen Werkgever en haar per 1 oktober 2009 te ontbinden wegens gewijzigde omstandigheden. Zij heeft verzocht een vergoeding van € 169.535,47 bruto aan haar toe te kennen.

2.1.4. Werkgever heeft bij haar verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, van 21 augustus 2009 verzocht de arbeidsovereenkomst met [Verweerder] op zo kort mogelijke termijn te ontbinden zonder toekenning van een vergoeding.

2.1.5. Het UWV heeft Werkgever op 27 augustus 2009 toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [Verweerder] tot uiterlijk 22 oktober 2009 op te zeggen met inachtneming van de geldende opzegtermijn.

2.1.6. Op 27 augustus 2009 heeft de mondelinge behandeling van de verzoeken plaatsgevonden.

2.1.7. Bij brief van 28 augustus 2009 heeft Werkgever de arbeidsovereenkomst met [Verweerder] opgezegd tegen 1 september 2009.

2.1.8. Bij beschikking van 28 augustus 2009, waarvan beroep, heeft de kantonrechter – voor het geval geen of slechts één van partijen het verzoek intrekt – de arbeidsovereenkomst tussen partijen tegen 16 september 2009 ontbonden onder toekenning aan [Verweerder] en ten laste van Werkgever van een vergoeding van € 135.600,- bruto strekkende tot aanvulling van door Scholtens te ontvangen uitkeringen/loon, met veroordeling van Werkgever in de proceskosten.

2.1.9. Werkgever heeft bij brief van 9 september 2009 haar verzoek ingetrokken.

2.2. Uitgangspunt is dat, gelet op het bepaalde in artikel 7:685 lid 11 BW, tegen de onderhavige beschikking geen hoger beroep openstaat. Dit is slechts anders indien de rechter artikel 7:685 BW ten onrechte heeft toegepast of dit artikel ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel indien bij de totstandkoming van de beschikking een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.

2.3. Werkgever kan in het hoger beroep worden ontvangen, omdat zij heeft gesteld dat de kantonrechter artikel 7:685 BW ten onrechte heeft toegepast.

2.4. Ter onderbouwing van haar standpunt dat de kantonrechter artikel 7:685 BW ten onrechte heeft toegepast, heeft Werkgever aangevoerd dat de kantonrechter een arbeidsovereenkomst heeft ontbonden die op de ontbindingsdatum (16 september 2009) reeds was geëindigd door haar opzegging tegen 1 september 2009. Dat deze omstandigheid ten tijde van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter op 27 augustus 2009 nog niet bekend was – Werkgever heeft bij brief van 28 augustus 2009 opgezegd nadat zij die dag had kennisgenomen van de op 27 augustus 2009 afgegeven vergunning – en toen dus niet kon worden aangevoerd, doet naar de mening van Werkgever niet terzake. Ter zitting in hoger beroep heeft [Verweerder] hieraan nog toegevoegd dat de kantonrechter had moeten wachten op de aankomende afgifte van de ontslagvergunning door het UWV en niet reeds op de dag na de mondelinge behandeling uitspraak had mogen doen, omdat zowel partijen als de kantonrechter ervan op de hoogte waren dat de vergunning ieder moment kon worden afgegeven.

2.5. Het hof overweegt als volgt.

2.6. Op het moment van de uitspraak van de ontbindingsbeschikking (28 augustus 2009) bestond – zo heeft ook Werkgever ter zitting in hoger beroep uitdrukkelijk erkend – de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog. Dit betekent dat de kantonrechter in de onderhavige zaak geen arbeidsovereenkomst heeft ontbonden die niet meer bestond door op 28 augustus 2009 de ontbindingsverzoeken van partijen in te willigen. Dat tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg ter sprake is gekomen dat Werkgever een ontslagvergunning bij het UWV had aangevraagd en dat daarop binnenkort een beslissing zou worden genomen, kan niet tot het oordeel leiden dat de kantonrechter desondanks niet tot ontbinding had mogen overgaan. De omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst op de datum waartegen is ontbonden (16 september 2009) reeds door een andere oorzaak was geëindigd, laat de geldigheid van de ontbinding onverlet. Deze omstandigheid tast de geldigheid van de ontbindingsbeschikking op het punt van de door de kantonrechter toegekende ontbindingsvergoeding, anders dan Werkgever heeft betoogd, evenmin aan.

2.7. Werkgever heeft nog betoogd dat de kantonrechter zonder enige motivering haar verzoek om – in afwachting van de beslissing van het UWV – een tussenbeschikking te geven heeft afgewezen. Motiveringsklachten kunnen volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad echter niet tot doorbreking van het appelverbod leiden, zodat het hof reeds om die reden aan dit betoog voorbij gaat.

2.8. De conclusie moet zijn dat de kantonrechter artikel 7:685 BW niet ten onrechte heeft toegepast, zodat geen grond bestaat voor het doorbreken van het appelverbod en het hoger beroep van Werkgever dient te worden verworpen. Werkgever zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

3. Beslissing

Het hof:

verwerpt het hoger beroep;

veroordeelt Werkgever in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [Verweerder] gevallen en tot op heden begroot op € 262,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris.
(bron: www.rechtspraak.nl)