Ontslag directeur | Arbeidsrecht advocaten

In de zaak die hier wordt weergegeven draait het, samengevat en voor zover nog van belang, om het volgende. De statutair directeur, ruim 57 jaar oud, was van 1 maart 1999 tot 13 juni 1999 als interim-manager in loondienst van DE WERKGEVER. Per 1 juli 1999 is hij als statutair directeur, tegen een salaris van f 10.795,00 per maand, in dienst van DE WERKGEVER. DE WERKGEVER heeft op 9 juli 2002 een algemene vergadering van aandeelhouders belegd en De statutair directeur daarvoor bij brief van 3 juli 2002 uitgenodigd, in welke brief vermeld is dat slechts één agendapunt, te weten het ontslag van De statutair directeur, aan de orde zal komen. De statutair directeur heeft zich vervolgens vóór de vergadering van 9 juli 2002 ziek gemeld. De statutair directeur is sedertdien ziek. DE WERKGEVER heeft De statutair directeur bij brief van 10 juli 2002 op de hoogte gesteld van het besluit van de vergadering van aandeelhouders van DE WERKGEVER van 9 juli 2002 om De statutair directeur op staande voet te ontslaan. De gronden die DE WERKGEVER in voormelde brief van 10 juli 2002 aanvoert behelzen, kort gezegd, dat De statutair directeur:
-drie abonnementen voor mobiele telefoons heeft afgesloten op naam van DE WERKGEVER, welke telefoons bij familieleden in gebruik zijn;
-de compagniekaart van DE WERKGEVER tweemaal voor privébetalingen heeft gebruikt, zonder te melden dat deze betalingen moesten worden verwerkt in de rekening-courantverhouding tussen De statutair directeur en DE WERKGEVER;
-een scooter, die DE WERKGEVER via een spaarsysteem gekregen had, heeft laten afleveren op zijn privé-adres en zelf in gebruik heeft genomen zonder dit te melden aan DE WERKGEVER;
-de rekening voor een lunch bij Au Marche naar DE WERKGEVER heeft laten sturen, terwijl De statutair directeur ten tijde van de lunch geschorst was;
-geen volledige rekening en verantwoording aflegt met betrekking tot de rekening-courantverhouding tussen De statutair directeur en DE WERKGEVER.De statutair directeur vordert doorbetaling van loon en voert daartoe, kort gezegd, aan dat, nu de in de brief van 10 juli 2002 vermelde redenen geen ontslag op staande voet rechtvaardigen, het hem gegeven ontslag nietig is.

Het hof overweegt daaromtrent als volgt.

Voorzover De statutair directeur beoogd mocht hebben te betogen dat het hem gegeven ontslag nietig is op de grond dat, nu geen sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt, een ontslagvergunning van de Centrale organisatie werk en inkomen ontbreekt, passeert het hof die grondslag, reeds omdat voor een ontslag van een statutair bestuurder als in het onderhavige geval, een dergelijke toestemming niet vereist is.

Voorts geldt dat toewijsbaarheid van de vordering van De statutair directeur tot doorbetaling van loon slechts mogelijk is indien ook (een eventuele vordering tot) herstel van de dienstbetrekking voor toewijzing in aanmerking zou kunnen komen. Dit laatste is gelet op het bepaalde in lid 3 van artikel 2:244 BW evenwel uitgesloten.

Voorzover De statutair directeur nog beoogt te betogen dat zijn vordering tot doorbetaling van loon desalniettemin toewijsbaar is omdat het ontslagbesluit van 9 juli 2002 in vennootschapsrechtelijke zin nietig is, omdat niet voldaan is aan de eisen van zorgvuldige (voorbereiding van) besluitvorming daar door toedoen van DE WERKGEVER de voorbereidingstijd voor De statutair directeur voor de vergadering van 9 juli 2002 te kort was, verwerp het hof dat betoog. Vaststaat immers dat DE WERKGEVER de raadsman van De statutair directeur op 3 juli 2002 per fax een aan De statutair directeur gerichte uitnodiging voor de vergadering van 9 juli 2002 heeft doen toekomen, met vermelding van het enige agendapunt en met mededeling dat De statutair directeur zich ter vergadering door een raadsman zou kunnen doen assisteren. Voorts staat vast dat de door DE WERKGEVER toegezegde bewijsstukken op 5 juli 2002 ten kantore van de raadsman van De statutair directeur zijn bezorgd en dat laatstgenoemde deze stukken diezelfde dag aan De statutair directeur heeft doorgezonden. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat, zoals De statutair directeur stelt, DE WERKGEVER het De statutair directeur onmogelijk heeft gemaakt zijn verweer behoorlijk voor te bereiden. Dat De statutair directeur thuis geen fax heeft en dat de correspondentie tussen hem en zijn raadsman per post moet geschieden, maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt met betrekking tot de stelling van De statutair directeur dat hij hartpatiënt is.

Onder de hiervoor geschetste omstandigheden kan evenmin, zoals De statutair directeur beoogt te betogen, gezegd worden dat een beroep van DE WERKGEVER op de geldigheid van het ontslagbesluit danwel op de verjaring van de bevoegdheid van De statutair directeur om vernietiging van het besluit te vorderen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

Het voorgaande impliceert dat de vordering van De statutair directeur voor afwijzing gereed licht. T

Mocht u omtrent het ontslag van een directeur (statutaur directeur / bestuurder) vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Telefonisch contact gaat snel en u spreekt direct een van onze ontslag advocaten. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

Uitspraak: 16 januari 2004
Rolnummer: 02/1304 KG
Zaak-/rolnummer rechtbank: 181434/KG ZA 02-834

HET GERECHTSHOF TE ‘S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van

DE WERKGEVER ROTTERDAM B.V.
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: DE WERKGEVER,
procureur: mr. X,

tegen

DE STATUTAIR DIRECTEUR,
wonende te X,
geïntimeerde,
hierna te noemen: De statutair directeur,
procureur: mr. Y.

Het geding

Bij exploot van 27 september 2002 is DE WERKGEVER in hoger beroep gekomen van het vonnis van 12 september 2002 door de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam in kort geding gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven heeft DE WERKGEVER acht grieven opgeworpen, die door De statutair directeur bij memorie van antwoord (met producties) zijn bestreden. Vervolgens heeft elk der partijen nog een akte genomen. Partijen hebben de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Geen grief of ander bezwaar is gericht tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.6 in het beroepen vonnis, zodat ook het hof de aldaar vermelde feiten tot uitgangspunt neemt.

2. Het gaat in deze zaak, samengevat en voor zover thans nog van belang, om het volgende.

2.1 De statutair directeur, ruim 57 jaar oud, was van 1 maart 1999 tot 13 juni 1999 als interim-manager in loondienst van DE WERKGEVER. Per 1 juli 1999 is hij als statutair directeur, tegen een salaris van f 10.795,00 per maand, in dienst van DE WERKGEVER.

2.2 DE WERKGEVER heeft op 9 juli 2002 een algemene vergadering van aandeelhouders belegd en De statutair directeur daarvoor bij brief van 3 juli 2002 uitgenodigd, in welke brief vermeld is dat slechts één agendapunt, te weten het ontslag van De statutair directeur, aan de orde zal komen. De statutair directeur heeft zich vervolgens vóór de vergadering van 9 juli 2002 ziek gemeld. De statutair directeur is sedertdien ziek.

2.3 DE WERKGEVER heeft De statutair directeur bij brief van 10 juli 2002 op de hoogte gesteld van het besluit van de vergadering van aandeelhouders van DE WERKGEVER van 9 juli 2002 om De statutair directeur op staande voet te ontslaan.

2.4 De gronden die DE WERKGEVER in voormelde brief van 10 juli 2002 aanvoert behelzen, kort gezegd, dat De statutair directeur:
-drie abonnementen voor mobiele telefoons heeft afgesloten op naam van DE WERKGEVER, welke telefoons bij familieleden in gebruik zijn;
-de compagniekaart van DE WERKGEVER tweemaal voor privébetalingen heeft gebruikt, zonder te melden dat deze betalingen moesten worden verwerkt in de rekening-courantverhouding tussen De statutair directeur en DE WERKGEVER;
-een scooter, die DE WERKGEVER via een spaarsysteem gekregen had, heeft laten afleveren op zijn privé-adres en zelf in gebruik heeft genomen zonder dit te melden aan DE WERKGEVER;
-de rekening voor een lunch bij Au Marche naar DE WERKGEVER heeft laten sturen, terwijl De statutair directeur ten tijde van de lunch geschorst was;
-geen volledige rekening en verantwoording aflegt met betrekking tot de rekening-courantverhouding tussen De statutair directeur en DE WERKGEVER.

2.5 De statutair directeur vordert doorbetaling van loon en voert daartoe, kort gezegd, aan dat, nu de in de brief van 10 juli 2002 vermelde redenen geen ontslag op staande voet rechtvaardigen, het hem gegeven ontslag nietig is.

2.6 De voorzieningenrechter oordeelde dat voorshands niet is gebleken van voldoende dringende redenen om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen en wees de vordering tot doorbetaling van loon, totdat de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn beëindigd, toe.

2.7 Op verzoek van DE WERKGEVER heeft de rechtbank te Rotterdam bij beschikking van 10 oktober 2002 de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voorzover die nog bestond, per 1 november 2002 ontbonden.

3. Grief 7 strekt, naar het hof begrijpt, ten betoge dat, aangenomen dat een afweging van de persoonlijke omstandigheden van De statutair directeur tegen de aard en de ernst van de voor het gegeven ontslag op staande voet gegeven redenen (voorshands) tot de conclusie zou leiden dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd is, De statutair directeur (voorshands) slechts aanspraak zou kunnen maken op gefixeerde of volledige schadevergoeding, doch niet op doorbetaling van loon.

4. Het hof overweegt verder als volgt.

4.1 Voorzover De statutair directeur beoogd mocht hebben te betogen dat het hem gegeven ontslag nietig is op de grond dat, nu geen sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt, een ontslagvergunning van de Centrale organisatie werk en inkomen ontbreekt, passeert het hof die grondslag, reeds omdat voor een ontslag van een statutair bestuurder als in het onderhavige geval, een dergelijke toestemming niet vereist is.

4.2 Voorts geldt dat toewijsbaarheid van de vordering van De statutair directeur tot doorbetaling van loon slechts mogelijk is indien ook (een eventuele vordering tot) herstel van de dienstbetrekking voor toewijzing in aanmerking zou kunnen komen. Dit laatste is gelet op het bepaalde in lid 3 van artikel 2:244 BW evenwel uitgesloten.

4.3 Voorzover De statutair directeur nog beoogt te betogen dat zijn vordering tot doorbetaling van loon desalniettemin toewijsbaar is omdat het ontslagbesluit van 9 juli 2002 in vennootschapsrechtelijke zin nietig is, omdat niet voldaan is aan de eisen van zorgvuldige (voorbereiding van) besluitvorming daar door toedoen van DE WERKGEVER de voorbereidingstijd voor De statutair directeur voor de vergadering van 9 juli 2002 te kort was, verwerp het hof dat betoog. Vaststaat immers dat DE WERKGEVER de raadsman van De statutair directeur op 3 juli 2002 per fax een aan De statutair directeur gerichte uitnodiging voor de vergadering van 9 juli 2002 heeft doen toekomen, met vermelding van het enige agendapunt en met mededeling dat De statutair directeur zich ter vergadering door een raadsman zou kunnen doen assisteren. Voorts staat vast dat de door DE WERKGEVER toegezegde bewijsstukken op 5 juli 2002 ten kantore van de raadsman van De statutair directeur zijn bezorgd en dat laatstgenoemde deze stukken diezelfde dag aan De statutair directeur heeft doorgezonden. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat, zoals De statutair directeur stelt, DE WERKGEVER het De statutair directeur onmogelijk heeft gemaakt zijn verweer behoorlijk voor te bereiden. Dat De statutair directeur thuis geen fax heeft en dat de correspondentie tussen hem en zijn raadsman per post moet geschieden, maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt met betrekking tot de stelling van De statutair directeur dat hij hartpatiënt is.

4.3 Onder de hiervoor geschetste omstandigheden kan evenmin, zoals De statutair directeur beoogt te betogen, gezegd worden dat een beroep van DE WERKGEVER op de geldigheid van het ontslagbesluit danwel op de verjaring van de bevoegdheid van De statutair directeur om vernietiging van het besluit te vorderen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

4.4 Het voorgaande impliceert dat de grief slaagt en dat de vordering van De statutair directeur voor afwijzing gereed lag en licht. Tegen deze achtergrond behoeven de overige grieven geen bespreking meer.

5. De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep vernietigd behoort te worden en dat hetgeen de voorzieningenrechter heeft toegewezen (eveneens) alsnog behoort te worden afgewezen. Bij deze uitslag past een kostenveroordeling ten laste van De statutair directeur.

Beslissing

Het hof:

-vernietigt het vonnis van van 12 september 2002 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, gewezen tussen partijen, en opnieuw rechtdoende:

-wijst de vorderingen van De statutair directeur af;

-veroordeelt De statutair directeur in de kosten van de eerste aanleg, tot op 12 september 2002 aan de zijde van DE WERKGEVER bepaald op € 193,00 voor griffierecht en op € 705,00 voor salaris van de procureur;

-veroordeelt De statutair directeur in de kosten van het hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van DE WERKGEVER bepaald op € 295,18 voor verschotten en op
€ 771,00 voor salaris van de procureur;

-verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
(bron:www.rechtspraak.nl)