Wanprestatie – ingebrekestelling | advocaten contractenrecht

Wanprestatie – ingebrekestelling. In deze zaak stelt gedaagde dat hij eiseres toerekenbare tekortkoming bij een drietal projecten verwijt, uit hoofde waarvan hij zich beroept op opschorting/verrekening.

De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. Daargelaten of gesproken kan worden van verzuim van eiseres, c.q. of gedaagde eiseres ter zake op deugdelijke wijze in gebreke heeft gesteld dan wel of gedaagde zich in de gegeven omstandigheden rechtsgeldig op opschorting/verrekening kan beroepen, springt zijn beroep op wanprestatie – wat daar overigens van zij – reeds af op het bepaalde in de artikelen 6:89 en 7:23 BW dat er mede toe strekt de schuldenaar (eiseres) in zoverre te beschermen dat deze erop moet kunnen rekenen dat de schuldeiser (gedaagde) die meent dat de verrichte prestatie niet aan de overeenkomst beantwoordt, zulks met spoed aan de schuldenaar meedeelt. Blijkens HR 23 november 2007, NJ 2008, 552 rust op gedaagde dienaangaande de verplichting te stellen en zo nodig te bewijzen op welke wijze hij tijdig en op voor eiseres kenbare wijze heeft geklaagd over de litigieuze tekortkomingen.

De rechtbank constateert dat – hoewel ook eiseres bij dagvaarding expliciet heeft betoogd dat gedaagde telkens te laat heeft geprotesteerd – gedaagde niet aan vorenbedoelde stelplicht heeft voldaan en die stelling van eiseres hoe dan ook onvoldoende gemotiveerd heeft betwist (zodat haar – nauwelijks gespecificeerde – bewijsaanbod ten aanzien van de onderhavige beweerdelijke tekortkomingen als niet relevant dient te worden gepasseerd).

Hebt u vragen omtrent wanprestatie en ingebrekestelling? Bel dan 030 252 35 20 en spreek direct een van onze advocaten. Daarvoor brengen wij u geen kosten in rekening.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 156531 / HA ZA 09-512

Vonnis van 10 februari 2010

in de zaak van

[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. X,

tegen

[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. Y.

Partijen zullen hierna eiseres en gedaagde genoemd worden.

1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 26 augustus 2009
– het proces-verbaal van comparitie van 12 november 2009.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten
2.1. Eiseres heeft aan gedaagde geleverd kunststofkozijnen, glas en ander toebehoren, een en ander in de uitoefening van hun respectievelijke bedrijven.

2.2. De dagvaarding geeft een overzicht van de betreffende facturen en vermeldt tevens de door gedaagde daarop gedane betalingen.

3. Het geschil
3.1. Eiseres vordert samengevat – veroordeling van gedaagde tot betaling van EUR 14.331,45 (hoofdsom facturen en buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen tot en met 16 maart 2009 ad EUR 482,20 en vanaf 17 maart 2009 alsmede in proceskosten.

3.2. Gedaagde voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling
4.1. Deze zaak heeft internationaalrechtelijke aspecten. Op grond van het bepaalde in artikel 2 van de EEX-Verordening is de Nederlandse rechter bevoegd van de vordering kennis te nemen, aangezien gedaagde woonplaats in Nederland heeft. Uit de in zoverre niet weersproken stellingen van eiseres blijkt voorts dat in dezen een rechtskeuze is gemaakt voor toepassing van Nederlands recht, waar de rechtbank zich bij aan sluit.

4.2. Naar het oordeel van de rechtbank ligt de vordering van eiseres voor dadelijke toewijzing gereed, waartoe als volgt wordt overwogen.

4.2.1. De stellingen van gedaagde komen erop neer dat hij eiseres toerekenbare tekortkoming bij een drietal projecten verwijt, uit hoofde waarvan hij zich beroept op opschorting/verrekening. Daargelaten of gesproken kan worden van verzuim van eiseres, c.q. of gedaagde eiseres ter zake op deugdelijke wijze in gebreke heeft gesteld dan wel of gedaagde zich in de gegeven omstandigheden rechtsgeldig op opschorting/verrekening kan beroepen, springt zijn beroep op wanprestatie – wat daar overigens van zij – reeds af op het bepaalde in de artikelen 6:89 en 7:23 BW dat er mede toe strekt de schuldenaar (eiseres) in zoverre te beschermen dat deze erop moet kunnen rekenen dat de schuldeiser (gedaagde) die meent dat de verrichte prestatie niet aan de overeenkomst beantwoordt, zulks met spoed aan de schuldenaar meedeelt. Blijkens HR 23 november 2007, NJ 2008, 552 rust op gedaagde dienaangaande de verplichting te stellen en zo nodig te bewijzen op welke wijze hij tijdig en op voor eiseres kenbare wijze heeft geklaagd over de litigieuze tekortkomingen. De rechtbank constateert dat – hoewel ook eiseres bij dagvaarding expliciet heeft betoogd dat gedaagde telkens te laat heeft geprotesteerd – gedaagde niet aan vorenbedoelde stelplicht heeft voldaan en die stelling van eiseres hoe dan ook onvoldoende gemotiveerd heeft betwist (zodat haar – nauwelijks gespecificeerde – bewijsaanbod ten aanzien van de onderhavige beweerdelijke tekortkomingen als niet relevant dient te worden gepasseerd).

4.2.2. De hoogte van de openstaande facturen is niet weersproken evenmin als de verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente. De conform Voorwerk II gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn weliswaar betwist doch de rechtbank acht die betwisting onvoldoende gemotiveerd, zodat ook deze toewijsbaar zijn.

4.3. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
– dagvaarding EUR 72,25
– vast recht 325,00
– salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.301,25

5. De beslissing
De rechtbank

5.1. veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van EUR 14.331,45 (veertienduizenddriehonderdéénendertig euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119a BW vanaf de vervaldata van de facturen tot en met 16 maart 2009 ad EUR 482,20 alsmede over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 13.368,86 vanaf 17 maart 2009 tot de dag van volledige betaling,

5.2. veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op EUR 1.301,25,

5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
(bron: www.rechtspraak.nl)