Vrijheid van meningsuiting – bescherming eer en goede naam

Gedaagde heeft op internet columns over eiser gepubliceerd, welke deels feitelijk en zakelijk zijn, maar deels ook verdachtmakingen bevatten die niet op feiten berusten. Afweging recht op vrije meningsuiting vs recht op bescherming eer en goede naam. I.c. prevaleert dat laatste recht, na weging van alle omstandigheden.

De voorzieningenrechter overweeg daartoe – samengevat – als volgt. De kern van het geschil tussen partijen wordt gevormd door een botsing van twee fundamentele rechten: het recht op vrijheid van meningsuiting (neergelegd in artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM) van gedaagde tegenover het recht van [eiser] op de bescherming van eer en goede naam (neergelegd in artikel 8 EVRM).

Bij een afweging van deze beide rechten dienen alle omstandigheden van het geval te worden meegewogen. Het oordeel dat een van beide rechten, na weging van alle omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht brengt mee dat de inbreuk op het andere recht gerechtvaardigd is.

De columns waar hjet om draait kunnen deels worden gekwalificeerd als feitelijk en zakelijk, hetgeen in beginsel is toegelaten, maar ze bevatten voor een deel ook veronderstellingen en verdachtmakingen die niet op feiten berusten. In de kern beweert gedaagde dat [eiser]’s verleden van handel in softdrugs nu nog steeds aan de orde is en dat hij [horecagelegenheid X] gebruikt of zal gebruiken als dekmantel daarvoor. De inhoud en toonzetting van de columns hebben daardoor de strekking “eens een dief, altijd een dief”, maar dit wordt niet door de feiten ondersteund. Eiser heeft immers niet betwist dat in het kader van de wet BIBOB een onderzoek naar [eiser] is gedaan en dat uit dit onderzoek geen bijzonderheden naar voren zijn gekomen. De door [eiser] aangevraagde vergunning is ook verleend. Zijn verleden van handelaar in softdrugs is afgesloten in 2000 en geëindigd met een veroordeling in 2001.

Gedaagde heeft er voorts voor gekozen om haar columns op internet te plaatsen. Dit medium heeft een grote impact, nu het eenvoudig en voor veel mensen bereikbaar is. Gedaagde was zich bewust van deze impact. Juist daarom koos zij voor dit medium, aldus heeft zij aangevoerd. Zij had zich moeten realiseren dat zij haar woorden dan des te zorgvuldiger diende te kiezen. Gedaagde uit nu over [eiser], niet door feiten ondersteund, de beschuldiging dat hij zich schuldig maakt of zal maken aan een misdrijf.

Dit kan niet worden gezien als ‘een politieke discussie’ en leidt tot de conclusie dat het recht van [eiser] op bescherming van eer en goede naam in onderhavig geval dient te prevaleren boven het recht van gedaagde op vrijheid van meningsuiting. (bron: www.rechtspraak.nl / LJN: BL4339,Voorzieningenrechter Rechtbank Dordrecht)

Mocht u omtrent het voorgaande vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.