BEDRIJFSECONOMISCHE REDENEN / Ontslag wegens bedrijfseconomische redenen | Ontslag advocaat

In de zaak die hier wordt besproken draait het om collectief ontslag wegens bedrijfseconomische redenen. De Kantonrechter weest 34 ontbindingsverzoeken -waaronder de onderhavige- af omdat een dergelijk collectief ontslag wegens bedrijfseconomische redenen bij het UWV WERKbureau (destijds geheten “CWI”)  thuishoort en werkgever geen noodsituatie aannemelijk heeft gemaakt, op grond waarvan beëindiging van de dienstverbanden (door ontbinding) op de kortst mogelijke termijn noodzakelijk is. Werkgever heeft bovendien gehandeld in strijd met de Wet Melding Collectief Ontslag.

Hebt vragen, of behoefte aan advies of rechtshulp in verband met ontslag wegens bedrijfseconomische redenen en/of de ontslagvergoeding, belt u nu 030 252 35 20 – of tegen lokaal tarief tot 22.00 uur –  030 252 35 20.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden

Uitspraak: 28 september 2005
Zaak-/rolnummer: 177969 / VZ VERZ 05-591

BESCHIKKING EX ARTIKEL 7:685 BW

in de zaak van:

de besloten vennootschap
ABC,
gevestigd en kantoorhoudende te Dokkum,
verzoekster,
hierna te noemen: ABC ,
gemachtigde: mr. X,

tegen

[werknemer],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
hierna te noemen: [werknemer],
gemachtigde: mr. Y.

OVERWEGINGEN

ten aanzien van het procesverloop

Bij verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 16 augustus 2005, heeft ABC de kantonrechter verzocht de tussen haar en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.

Het verweerschrift van [werknemer] is binnengekomen op 8 september 2005.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 september 2005. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, waarbij de gemachtigden van partijen gebruik hebben gemaakt van pleitnotities. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt door de griffier. De beschikking is vervolgens bepaald op heden.

ten aanzien van de motivering

De vaststaande feiten

In deze procedure hebben de volgende feiten als vaststaand te gelden.

1.1.  [werknemer] is thans in dienst van ABC in de functie van wikkelaar.
1.2.  ABC , een dochtervennootschap van Trost Group International, houdt zich bezig met de vervaardiging van cosmetische en industriële producten (aerosols en liquids). Zij is een zogenaamde ‘contract filler’ die in opdracht van haar klanten of de klanten van groepsvennootschappen spuitbussen en ander verpakkingsmateriaal afvult met een al dan niet door ABC op instructie van de klant samengestelde inhoud. ABC produceert geen eigen merken.
1.3.  ABC heeft in 2003 een reorganisatie doorgevoerd waarbij 15 arbeidsplaatsen zijn komen te vervallen. In 2005 heeft ABC besloten om wederom een reorganisatie door te voeren. Op grond van het reorganisatieplan komen er 35,142 FTE’s te vervallen. Het vervallen van 35,142 FTE’s betekent dat de arbeidsplaatsen van in 37 (van de in totaal 102) werknemers verdwijnen. Het vervallen van de functies wordt verdeeld over de afdelingen Productie, Magazijnbeheer, Mengerij, Bedrijfsbureau en Kwaliteitscontrole. Uiteindelijk blijven er 59,336 FTE over, die door 65 mensen worden vervuld. De productiecapaciteit wordt afgestemd op gemiddeld 300.000 eenheden per week.
1.4.  ABC heeft met betrekking tot het voorgenomen besluit tot reorganisatie van haar onderneming bij brief van 4 april 2005 een adviesaanvraag bij de ondernemingsraad ingediend.
Blijkens deze adviesaanvraag zijn de redenen voor de reorganisatie:

I. Omzetvermindering: ABC heeft eind 2004 een tweetal klanten verloren, gevolgd door een derde grote klant in het 1e kwartaal van 2005. Door dit verlies van klanten heeft ABC te kampen met een dalende omzet en is de werkgelegenheid afgenomen.

II. Kostprijs en concurrentieverhoudingen:
– ABC is geconfronteerd met (nieuwe) concurrenten die tegen een lagere kostprijs produceren, bijvoorbeeld door de uitbreiding van de Europese Unie met Oost-Europese landen;
– twee belangrijke concurrenten van Enna, te weten CCL en Colep, zijn vorig jaar gefuseerd en kunnen tegen een lagere kostprijs produceren;
– de hoge staalprijs, waardoor de busleveranciers hun prijzen hebben verhoogd;
– de hoge olieprijs, die een negatieve invloed heeft op de inkoopprijzen van bijvoorbeeld drijfgassen en oplosmiddelen.

III. Gevolgen efficiëntieverbeteringen: door investeringen in en aanpassingen aan productiemachines is de efficiëntie binnen het bedrijf aanmerkelijk toegenomen. De achterstand in productie-orders is hierdoor weggewerkt en de personeelsbezetting is te groot geworden voor de orderportefeuille.

1.5.  De ondernemingsraad heeft op 22 juni 2005 een positief advies uitgebracht met betrekking tot de voorgenomen reorganisatie van de onderneming.
1.6.  ABC heeft de ondernemingsraad bij brief van 23 juni 2005 geïnformeerd omtrent haar definitieve besluit betreffende de reorganisatie. Voorts heeft ABC bij brief van 24 juni 2005 aan de Centrale Organisatie Werk en Inkomen (CWI) melding gedaan van het voornemen tot collectief ontslag van 37 werknemers. Deze melding is op 4 juli 2005 nog aangevuld naar aanleiding van nadere vragen van de CWI. Tevens zijn op 24 juni 2005 de vakbonden (formeel) op de hoogte gesteld van het besluit tot reorganisatie.
1.7.  ABC en de vakbonden hebben op 12 april 2005 overleg gevoerd over het afsluiten van een Sociaal Plan. De vakbonden hebben in dit overleg te kennen gegeven dat zij een Sociaal Plan willen afsluiten dat minimaal gelijk is aan het Sociaal Plan van 2003, welk plan was gebaseerd op een correctiefactor c=0,75. In reactie hierop heeft ABC laten weten dat een dergelijk Sociaal Plan financieel onhaalbaar voor haar is. De vakbonden hebben ABC vervolgens gevraagd om de gestelde financiële onhaalbaarheid van het door de vakbonden gewenste Sociaal Plan aan te tonen en daartoe volledig inzicht te geven in de financiële positie van de onderneming. ABC heeft aan dit -later nog herhaalde- verzoek van de vakbonden geen gevolg gegeven. Er heeft hierna geen verder overleg tussen ABC en de vakbonden meer plaatsgevonden.
1.8.  Vanwege het feit er met de vakbonden geen overeenstemming is bereikt over het afsluiten van een Sociaal Plan, heeft ABC een eenzijdig Sociaal Plan aangeboden. Dit Sociaal Plan behelst een in tijd beperkte periodiek te betalen aanvulling op een te ontvangen WW-uitkering tot 100% van het laatst verdiende bruto maandsalaris, alsmede betaling van 100% van het laatstverdiende bruto salaris gedurende de fictieve opzegtermijn.
1.9.  ABC heeft blijkens de jaarrekening 2003 over het jaar 2002 een verlies geleden van € 1.048.484 en over het jaar 2003 een verlies van € 737.268. Daarnaast is er in het jaar 2003 een negatieve kasstroom geweest van € 1.669.105. Met betrekking tot het jaar 2004 is de jaarrekening nog niet gereed, doch vooralsnog is er in dat jaar een winst voor belastingen te zien geweest van € 698.000,-. De kasstroom 2004 is gebruikt om leningen af te lossen, een betaling aan de VUT-stichting te doen, vooruitbetalingen aan leveranciers te doen en om de negatieve kasstroom over de eerste maanden van 2005 te financieren.
1.10.  De accountant van ABC , Dr. [x] van INNO Audit, heeft bij brief van 8 september 2005 (vertaald in het Nederlands) onder meer het volgende medegedeeld aan de Raad van Commissarissen van Trost Group International:
‘De omzet van juli 2005 lag € 100.826 onder het cijfer van de maand mei 2005. Op grond van de bedrijfsvakanties daalde de omzet in augustus 2005 ten opzichte van mei 2005 met € 791.500. Enkel door de verliezen van deze drie maanden zal het verlies over het hele jaar met ca. € 817.555 stijgen. Deze verliezen zijn met ca. € 100.000,- per maand veroorzaakt door het feit, dat de niet meer benodigde werknemers niet onmiddellijk konden worden ontslagen.
Momenteel valt te verwachten, dat extra verliezen ten opzichte van het negatieve resultaat van de maand mei (de maand, die de basis vormde voor de beslissing van de ondernemingsraad) op basis van omzetdalingen over de maanden september tot en met december 2005 ten bedrage van € 360.000 zullen ontstaan.
De maandresultaten zijn:
(…)
januari tot en met augustus 2005:        – 995.221
Dit verlies is op zichzelf al dramatisch, bijzonder dramatisch is echter de negatieve verliesontwikkeling.
(…)
ENNA wordt gefinancierd door een Factoring-bank. Daarbij wordt 75% van de courante vorderingen (zonder concernvorderingen) door de bank voorgeschoten, die ENNA daarenboven een langlopende lening heeft verstrekt. Bij een daling van de vorderingen op grond van omzetverliezen ontstaat er bij Factoring automatisch een reductie van de liquiditeit.
Ten opzichte van mei 2005 is de liquiditeit tot einde augustus 2005 met € 1.280.947 gedaald. Oorzaak van deze beperkte liquiditeitsruimte is:
1.  De omzet in augustus 2005 is met € 791.500 ten opzichte van mei 2005 gedaald. Dat komt overeen met een beperking van de factoring-financiering met € 593.625.
2.  De lopende verliezen minus de afschrijvingen zijn alleen al van juni tot en met augustus 2005 met € 687.322 gestegen.
Een wezenlijke verbetering van de omzetopbrengsten is op dit moment niet in zicht.’

De beoordeling van het verzoek

2.  De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.

Beëindiging arbeidsovereenkomst via kantonrechter of CWI

Standpunt [werknemer]

3.1.  [werknemer] heeft aangevoerd dat het weliswaar het wettelijk recht van ABC is om zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek om arbeidsovereenkomsten op bedrijfseconomische gronden te ontbinden, maar dat zulks niet de normale gang van zaken is, aangezien het vaak gebruikelijk is -en ook de bedoeling van de wetgever is- dat dergelijke zaken worden voorgelegd aan de CWI ter verkrijging van een ontslagvergunning. In een procedure bij de CWI toetst deze instantie de gestelde bedrijfseconomische redenen uitgebreid. Voor deze toetsing is de CWI ook geëquipeerd en zij bezit terzake de nodige expertise.

3.2.  In ieder geval dient er volgens [werknemer], alvorens de kantonrechter tot een inhoudelijk oordeel overgaat, door de CWI een toetsing te worden verricht van de gestelde bedrijfseconomische noodzaak voor een reorganisatie en de wijze waarop daaraan door ABC vorm wordt gegeven. Deze toetsing vooraf mag redelijkerwijs worden gevergd, omdat:
– er tussen ABC en de vakbonden geen overeenstemming bestaat over noodzaak en vorm van de reorganisatie en er bovendien geen Sociaal Plan is overeengekomen;
– ABC heeft nagelaten om, nadat er geen overeenstemming was bereikt over een Sociaal Plan, de ondernemingsraad om advies te vragen met betrekking tot de opvang van de personele gevolgen van de reorganisatie;
– er voldoende werk voorhanden is en er orders worden afgehouden;
– werknemers vraagtekens plaatsen bij het binnen de onderneming gevoerde beleid;
– ABC tot op heden met betrekking tot de jaren 2003 en 2004 niet de stukken, jaarrekeningen en toelichtingen daarop aan de vakbonden heeft verstrekt, zodat deze de financiële situatie van de onderneming en de noodzaak van de reorganisatie niet hebben kunnen beoordelen;
– de overgelegde jaarrekening over het jaar 2003 niet van een (voldoende) toelichting is voorzien en evenmin van een goedkeurende accountantsverklaring;
– ABC de in het verzoekschrift aangevoerde slechte bedrijfseconomische positie van de onderneming niet voldoende met stukken heeft onderbouwd;
– ABC de stellingen over haar verslechterende concurrentiepositie niet met stukken heeft onderbouwd;
– ABC onvoldoende inzicht heeft verstrekt in haar interne organisatiestructuur, hetgeen van belang is om een oordeel te kunnen vormen over het vervallen van functies op de in het verzoek genoemde afdelingen en het onderscheid tussen die functies;
– ABC niet heeft aangegeven welke mogelijkheden er bestaan om de werknemers wier functies zijn vervallen te herplaatsen binnen de organisatie

Standpunt ABC

4.  ABC verzet zich tegen de door [werknemer] bepleite toetsing van de noodzaak en vorm van de reorganisatie door de CWI. Zij acht de kantonrechter voldoende in staat om zich zonder een voorafgaande toetsing door de CWI een goed oordeel over de zaak te vormen. Het verzoek tot een toetsing vooraf door de CWI is volgens ABC louter gericht op uitstel van een noodzakelijke reorganisatie, die al genoeg vertraagd is.
De reden dat ABC voor de weg van het indienen van ontbindingsverzoeken bij de kantonrechter en niet voor het aanvragen van ontslagvergunningen bij de CWI heeft gekozen, is gelegen in de omstandigheid dat ABC wil voorkomen dat er langslepende procedures komen over het ontslag van de werknemers en met name over de financiële afwikkeling daarvan. Indien er voor het aanvragen van ontslagvergunningen zou zijn gekozen, dan ligt het namelijk voor de hand dat de betrokken werknemers in de toekomst procedures wegens kennelijk onredelijk ontslag aanhangig zullen maken, welke ook nog eens tot hoger beroeps procedures kunnen leiden.

Beoordeling

5.  Ingevolge artikel 7:685 BW is ieder der partijen bij een arbeidsovereenkomst te allen tijde bevoegd zich te wenden tot de kantonrechter met het verzoek om de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. Dergelijke gewichtige redenen kunnen onder meer bestaan in een verandering van omstandigheden inhoudende een reorganisatie van de onderneming op bedrijfseconomische gronden. Tegelijk met onderhavig verzoek zijn door ABC echter nog 34 andere ontbindingsverzoeken op bedrijfseconomische gronden ingediend. Hiermee is sprake van een collectief ontslag als bedoeld in de Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO). Een collectief ontslag wegens bedrijfseconomische redenen dient naar het oordeel van de kantonrechter primair te worden voorgelegd aan de CWI, aan welke organisatie de sociaal-economische beoordeling is opgedragen van alle van belang zijnde omstandigheden, zoals de vraag of de bedrijfseconomische positie van de onderneming een reorganisatie noodzakelijk maakt en of bij het voordragen van werknemers voor ontslag het anciënniteits- en afspiegelingsbeginsel op een juiste wijze is toegepast. Bij een dergelijke beoordeling kunnen de belangen van de werknemers, zowel onderling als tegenover die van de onderneming, worden gewogen en kunnen de beslissingen op elkaar worden afgestemd. De CWI is beter toegerust dan de kantonrechter om vorenstaande sociaal-economische beoordeling te verrichten.

6.  Het hiervoor verwoorde uitgangspunt brengt met zich mee dat de kantonrechter, wanneer hij wordt geconfronteerd met ontbindingsverzoeken in het kader van een collectief ontslag, zich terughoudend dient op te stellen bij de beoordeling daarvan. Alleen in bijzondere omstandigheden kan ontbinding van arbeidsovereenkomsten in het kader van een collectief ontslag aan de orde komen, namelijk indien er sprake is van een zodanige, plotseling opgekomen, noodsituatie, dat het oordeel van de CWI in redelijkheid niet kan worden afgewacht. Een zodanige noodsituatie dient door de werkgever in de ontbindingsprocedure aannemelijk te worden gemaakt.

7.  Voldoende aannemelijk geworden is dat de bedrijfseconomische positie van ABC weinig florissant kan worden genoemd, niet in het minst door een forse terugval van de omzet in de reeds verstreken maanden van het jaar 2005. Naar het oordeel van de kantonrechter is door ABC in deze procedure echter niet aannemelijk gemaakt dat de onderneming zich thans in een zodanige (plotseling opgekomen) noodsituatie bevindt dat het oordeel van de CWI omtrent een collectieve aanvraag voor ontslagvergunningen niet in redelijkheid kan worden afgewacht. Gesteld noch gebleken is bijvoorbeeld dat indien er niet op korte termijn een einde komt aan de arbeidsovereenkomsten van de voor ontslag voorgedragen werknemers een déconfiture van de onderneming onafwendbaar is. Desgevraagd heeft ABC ter zitting aangegeven dat de reden voor het ‘passeren’ van de CWI (vooral) gelegen is in het risico van het -wellicht in meerdere instanties- moeten voeren van lang slepende kennelijk onredelijk ontslag procedures, waardoor de (financiële) afwikkeling van de ontslagen van de diverse werknemers lange tijd in beslag kan gaan nemen.

8.  Nu niet aannemelijk is geworden dat er sprake is van een zodanige noodsituatie bij ABC dat het oordeel van het CWI niet in redelijkheid kan worden afgewacht, komt de kantonrechter tot de conclusie dat ABC zich tot de CWI dient te wenden om het ontslag van [werknemer] te bewerkstelligen. Het onderhavige ontbindingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.

9.  Indien vorenbedoelde bijzondere omstandigheden zich in het onderhavige geval wel zouden hebben voorgedaan, en derhalve het oordeel van de CWI niet in redelijkheid zou hebben kunnen worden afgewacht, dan dient de kantonrechter bij de beoordeling van de ontbindingsverzoeken zoveel mogelijk uit te gaan van de regels die de CWI hanteert bij het beoordelen van een (collectieve) aanvraag voor ontslagvergunningen, in het bijzonder het Ontslagbesluit en de WMCO. Uit het hiernavolgende zal blijken dat ABC niet in overeenstemming met deze regels heeft gehandeld (in de aanloop naar deze ontbindingsprocedure), zodat ook om die reden het verzoek niet voor inwilliging in aanmerking zou hebben kunnen komen.

10.  Op grond van artikel 3 lid 1 WMCO dient een werkgever die voornemens om een collectief ontslag als bedoeld in deze wet door te voeren dit voornemen ter tijdige raadpleging schriftelijk te melden aan de belanghebbende verenigingen van werknemers. Deze raadpleging, zo bepaalt het derde lid van artikel 3 WMCO, heeft tenminste betrekking op de mogelijkheden om de collectieve ontslagen te voorkomen of in aantal te verminderen alsook op de mogelijkheid de gevolgen ervan te verzachten, door het nemen van sociale begeleidingsmaatregelen, meer bepaald om bij te dragen tot de herplaatsing of de omscholing van de ontslagen werknemers. Het gaat bij deze raadpleging om een inspanningsverplichting voor de werkgever om tot een akkoord te komen met de vakbonden ten aanzien van het ontslagvoornemen op zich alsmede aangaande de sociale gevolgen van de reorganisatie, en niet om een resultaatsverplichting. Er kan overigens slechts van een wetsconforme raadpleging van de vakbonden worden gesproken, indien deze geschiedt na een zorgvuldige informatieverstrekking met zo nodig aanvullende informatie, indien één of meer bonden daarom verzoeken.
Indien de werkgever en de verenigingen van werknemers niet tot een akkoord komen, dan kan de werkgever toch aan zijn verplichtingen hebben voldaan, indien hij zich voldoende heeft ingespannen om tot een akkoord te komen.

11.  Naar het oordeel van de kantonrechter heeft ABC niet aan de in het kader van de raadpleging van de vakbonden op haar rustende inspanningsverplichting voldaan, zodat er niet kan worden gesproken van een raadpleging die in overeenstemming is geweest met de WMCO. Hiertoe is met name van belang dat nadat in het overleg tussen ABC en de vakbonden d.d. 12 april 2005 was gebleken dat de standpunten omtrent de inhoud van een af te sluiten Sociaal Plan ver uiteenlagen, de vakbonden aan ABC hebben verzocht om de financiële onhaalbaarheid van het door de vakbonden voorgestane Sociaal Plan aan te tonen en daartoe inzicht te geven in de financiële positie van de onderneming. Vast staat dat ABC tot aan deze procedure aan dit verzoek geen gevolg heeft gegeven, waardoor de vakbonden -die voor de verstrekking van financiële informatie van ABC afhankelijk zijn- in de raadplegingsfase onvoldoende inzicht is geboden in de financiële positie van ABC . Hiermee is het de vakbonden in onvoldoende mate mogelijk gemaakt om zich een oordeel te kunnen vormen over de noodzaak van de reorganisatie, de (noodzakelijke) omvang daarvan, alsmede omtrent de haalbaarheid van het door hen voorgestane Sociaal Plan. Het door ABC ter zitting aangevoerde argument dat zij het niet aandurft om een breed inzicht te verschaffen in haar financiële positie -uit vrees voor het bekend worden van deze informatie bij haar concurrenten- overtuigt de kantonrechter niet. In het kader van een collectief ontslag rusten op een werkgever bepaalde verplichtingen en één daarvan is het verschaffen van voldoende inzicht aan de vakbonden in de bedrijfseconomische positie van het bedrijf. Dit is immers de grondslag van de ontslagen, en daartegen moeten vakbonden c.q. de betrokken werknemers zich voldoende kunnen verweren. ABC wordt er bovendien op gewezen dat zij op grond van artikel 8 WMCO de vakbondsvertegenwoordigers om geheimhouding van te verstrekken financiële informatie had kunnen verzoeken.

12.  Op grond van artikel 4 WMCO dient de werkgever zijn ontslagvoornemen met argumenten en bedrijfsgegevens te onderbouwen, zodat de vakbonden zich een oordeel kunnen vormen over de noodzaak en de redelijkheid van de reorganisatie. Tot de te verstrekken informatie behoren onder meer het organisatieschema van de onderneming voor en na de reorganisatie alsmede een overzicht van de in het bedrijf voorkomende functies, vergezeld van functieomschrijvingen. Deze informatie is van belang voor de beoordeling van welke concrete functies er dienen te vervallen en wie daarvoor in aanmerking dienen te komen, in het licht bezien van de uitwisselbaarheid van functies binnen de organisatie en het anciënniteitsbeginsel. Voldoende aannemelijk geworden is dat ABC in de raadplegingsfase aan de vakbonden in onvoldoende mate inzicht in haar organisatiestructuur heeft verstrekt, waardoor de discussie over de uitwisselbaarheid van functies en de toepassing van het anciënniteitsbeginsel pas in deze procedure aan de orde is gekomen. Ook op dit punt is ABC derhalve tekortgeschoten.

13.  Wanneer het ontbindingsverzoek zou worden gelegd langs de meetlat van de ‘Checklist bedrijfseconomische noodzaak’ van het CWI, dan moet worden geoordeeld dat de financiële onderbouwing van het verzoek bepaald onvoldoende is. Zo is er geen jaarrekening over het boekjaar 2004 overgelegd en heeft ABC voorts nagelaten om gegevens te overleggen als:
– nettoresultatenontwikkelingen over de afgelopen jaren, afgezet tegen de resultaten van het lopende boekjaar;
– vergelijkbare omzetgegevens over de afgelopen jaren;
– een opgave van de orderportefeuille, alsmede de toekomstverwachtingen terzake;
– een weergave van de bedrijfseconomische ontwikkelingen in de komende maanden, en de gevolgen hiervan voor de financiële positie in de nabije toekomst;
– balansen en verlies-/winstrekeningen met bijbehorende toelichting;
– andere genomen of nog te nemen kostenbesparende maatregelen.

Conclusie en kosten

14.  Nu het verzoek van ABC op bovenstaande gronden reeds niet toewijsbaar is, behoeft hetgeen door partijen voor het overige nog is aangevoerd geen bespreking meer.

15.  De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

BESLISSING

De kantonrechter:

wijst het verzoek van ABC af;

compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.

(bron: www.rechtspraak.nl)

ATM Ontslag en Arbeidsrecht Advocaten

Hebt vragen, of behoefte aan advies of rechtshulp in verband met (collectief) ontslag wegens bedrijfseconomische redenen en/of de ontslagvergoeding? Wij zijn specialisten op het terrein van arbeidsrecht en ontslagrecht en weten precies hoe wij uw positie moeten veiligstellen en – indien noodzakelijk – voor u een krachtige vuist kunnen maken. Voor vragen en direct juridisch advies dan wel hulp of rechtsbijstand belt u nu 030 252 35 20 – of tegen lokaal tarief tot 22.00 uur –  030 252 35 20. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Daarvoor brengen wij u geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is bij ons altijd kosteloos.

Wilt u liever bij ons langskomen kan dat vanzelfsprekend ook. Onze kantooradressen zijn:

Ontslag en Arbeidsrecht Advocaten Utrecht:

Stadion Galgenwaard, Herculesplein 213, Utrecht
T: 030 252 35 20
F: 030 251 27 41

Ontslag en Arbeidsrecht Advocaten Dordrecht:

Johan de Wittstraat 39, Dordrecht
T: (078) 614 87 56
F: (078) 613 31 73

Ontslag en Arbeidsrecht Advocaten ’s Hertogenbosch:

Victorialaan 15, ‘s-Hertogenbosch
T: 073 750 66 80
F: 073 750 66 82