Afbreken van onderhandelingen

Afbreken onderhandelingen, niet onrechtmatig, evenmin onaanvaardbaar vanwege ‘andere omstandigheden’ . Bij beoordeling van de vordering van [eisers] c.s. stelt de rechtbank voorop dat als – strenge en tot terughoudendheid nopende – maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen, die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen, vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient, aldus de Hoge Raad, rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij (Hoge Raad 12 augustus 2005, NJ 2005, 467). Vorenstaande maatstaf brengt met zich dat een schadevergoedingsplicht op grond van het onaanvaardbaar afbreken van onderhandelingen slechts aan de orde is indien eisers er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een (onvoorwaardelijke) overeenkomst tot stand zou komen of indien het afbreken van de onderhandelingen in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn.

Voor direct advies en bijstand (hulp) kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 215958 / HA ZA 06-1731

Vonnis van 2 juli 2008

in de zaak van

1.  [eiser1].
wonende te [woonplaats],
2.  [eiser2].
wonende te [woonplaats],
in hoedanigheid van curatoren in het faillissement van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
Megapool B.V. en Megapool Franchise B.V. ,
beide gevestigd te Apeldoorn,
eisers,
procureur mr. X,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELECTRONIC PARTNER RETAIL SUPPORT GROUP B.V.,
gevestigd te Vianen,
gedaagde,
procureur mr. Y.

Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] c.s. of afzonderlijk mr.Brandsma en mr.De Bruyn worden genoemd, en gedaagde EP.

1.  De procedure

1.1.  Het verloop van de procedure blijkt uit:
–  het tussenvonnis van 25 oktober 2006
–  het proces-verbaal van comparitie van 6 februari 2007
–  de conclusie van repliek tevens houdende akte wijziging van eis
–  de conclusie van dupliek tevens houdende antwoordakte wijziging van eis
–  de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.

1.2.  Ten slotte is vonnis bepaald.

2.  De feiten

2.1.  Megapool B.V. was een onderneming die zich bezighield met de handel in elektronische consumentenproducten middels eigen winkels alsmede levering aan een aantal franchisenemers van Megapool Franchise B.V. Megapool B.V. heeft op 5 april 2004 surseance van betaling aangevraagd die op die datum, voorlopig is verleend. Megapool B.V. is bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 8 april 2004 in staat van faillissement verklaard.
Megapool Franchise B.V. was een 100% dochter van Megapool B.V. en sloot franchisecontracten met franchisenemers van het Megapool concern (hierna: de franchisenemers). Megapool Franchise B.V. is bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 23 augustus 2004 in staat van faillissement verklaard. In beide faillissementen zijn mr. Brandsma en mr. De Bruin tot curator benoemd.
EP is een onderneming die zich eveneens bezig houdt met de handel in elektronische artikelen voor consumenten, waarbij zij onder meer actief is als inkooporganisatie met zelfstandige winkels binnen een franchise formule.

2.2.  Megapool B.V. is, nadat haar surseance van betaling is verleend, gestopt met het leveren van goederen aan de franchisenemers.

2.3.  Partijen en een deel van de franchisenemers hebben in de periode 6 april 2004 tot en met 10 mei 2004 onderhandelingen met elkaar gevoerd over een mogelijke overname. EP werd daarin bijgestaan door mr. E.E.A. Dijxhoorn, mr. F. Marree en mr. K.W.P. Voordes. Een aantal franchisenemers was verenigd in een (informele) vereniging voor franchisenemers die werd geadviseerd door de heer [belanghebbende].

2.4.  EP heeft ook al vóór de verlening van de voorlopige surseance van betaling aan Megapool B.V. gesproken over een overname, hetgeen eind maart/begin april 2004 heeft geleid tot een – niet ondertekende – intentieverklaring tussen Megapool Holding B.V., Megapool Franchise B.V., Megapool B.V. en EP.

2.5.  Bij brief d.d. 7 april 2004 bevestigt mr. Marree namens EP aan mr. de Bruyn een op 6 april 2004 gedaan voorstel, voor zover relevant, inhoudende:

“Cliënte is van zins met een aantal (in ieder geval 35) van de 47 franchisenemers van Megapool BV een samenwerking aan te gaan. Megapool heeft vorderingen op diverse franchisenemers. Deze vorderingen zijn verpand aan ABN AMRO Bank en Rabobank.

Prijs
In dit kader is cliënte bereid de vorderingen van Megapool op de franchisenemers waarmee cliënte een samenwerking aan is gegaan te kopen voor een bedrag ter hoogte van 80% van de nominale waarde van de vordering van Megapool op de desbetreffende franchisenemer met dien verstande dat hierop in mindering wordt gebracht een bedrag ter hoogte van € 30.000,- per franchisenemer waarmee een samenwerking wordt aangegaan.

Handelsnaam
Daarnaast zal cliënte er voor zorg dragen dat het gebruik van de handelsnaam Megapool wordt gestaakt. In principe zal binnen een maand na ondertekening van de overeenkomst al hetgeen in de winkels verwijst naar Megapool verwijderd zijn.

Huur
Cliënte is bereid indien zulks noodzakelijk is om de overname van de huurovereenkomsten door franchisenemer mogelijk te maken een bedrag ter hoogte van maximaal drie maanden huur te lenen aan de franchisenemer hetwelk tot zekerheid kan dienen voor de verhuurder terzake de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst (kasdepot).

Voorwaarden
Cliënte zal ten aanzien van de individuele franchisenemer eerst tot betaling aan Megapool dan wel ABN AMRO Bank en Rabobank gehouden zijn indien ten aanzien van de individuele franchisenemer
1.  een samenwerkingsovereenkomst met de franchisenemer is aangegaan;
2.  de huurovereenkomst van Megapool BV met de desbetreffende verhuurder is overgenomen door cliënte dan wel de desbetreffende individuele franchisenemer.;
3.  de desbetreffende franchisenemer en cliënte hebben ingestemd met de hoogte van de vordering van Megapool op de franchisenemer.

Verplichtingen bewindvoerder/Megapool
(..)
Megapool BV, Megapool Franchise BV en de overige vennootschappen van het Megapool concern en de bewindvoerders en/of de (toekomstige) curatoren van voornoemde vennootschappen doen afstand van alle rechten jegens de franchisenemers waaronder uitdrukkelijk eventuele (pandrechten) op eigendomsrechten van Megapool BV of Megapool Franchise BV op aan de franchisenemers geleverde goederen.

Megapool Franchise BV verleent haar medewerking in die zin dat zij zich niet met een beroep op de franchiseovereenkomsten op wat voor wijze dan ook zal verzetten tegen de samenwerking tussen cliënte en de franchisenemers.

Dit voorstel is geldig tot woensdag 7 april 2004 te 18.00 uur. “

2.6.  Op 8 april 2004 heeft EP met 34 franchisenemers samenwerkingovereenkomsten gesloten waarmee deze franchisenemers feitelijk franchisenemer van EP werden.

2.7.  Bij mail van 9 april 2004 heeft mr. Voordes aan mr. De Bruyn bevestigd dat 34 franchisenemers de samenwerkingsovereenkomst hebben getekend. Vervolgens zijn de winkels van deze franchisenemers binnen enkele dagen omgebouwd naar EP winkels.

2.8.  Bij brief d.d. 14 april 2004 bericht mr. De Bruyn mr. Marree onder meer als volgt:

“Mede onder verwijzing naar Uw brief van 7 april 2004 en de tussen ons gevoerde telefoongesprekken, bevestig ik de met uw cliënte EP en de 35 franchisenemers gemaakte afwikkelingsafspraak op hoofdlijnen, inhoudende:

Uw cliënte EP koopt de vorderingen van Megapool BV (en eventuele vorderingen van met haar verbonden vennootschappen) op de “35” franchisenemers voor een koopsom die als volgt wordt berekend:
Totale vordering van megapool op de “35” per ultimo 2 april ’04    A
Afslag 1:   20% van A          –/B
Afslag 2  (op basis 35) euro 750.000        –/C
Te vermeerderen met storneringen na 2 april      + D

Op basis van ons uitgangspunt dat de vorderingen € 4.000.000,00 bedroegen is het akkoord dat wij bereikten afgeklapt op € 2.450.000,00 in totaal. De vordering laat zich aan de hand van de navolgende gegevens splitsen in een koopprijs per franchisenemer.
Op uw verzoek voeg ik bij de lijst van vorderingen zoals thans blijkt uit de administratie, waarbij rekening is gehouden met de storneringen voor of op 2 april jl.. Deze lijst dient ter verificatie van de vorderingen nominaal.
(..)

Wij zijn (naar het zich laat aanzien) in staat vorderingsrechten jegens de herverzekeraar over te dragen. De assuradeur stelt wel als voorwaarde dat de bestaande claimprocedure wordt gehandhaafd (hetgeen neerkomt, begrijp ik het goed in een gecollectiveerde aanpak). Wellicht verdient het voorkeur de rechten aan EP over te dragen, de franchisenemers dienen het daarmee wel eens te zijn. Overige condities zie uw brief (einde overeenkomst, stopzetten naamsgebruik, bankgarantie, finale kwijting (let nog wel op de stornoproblematiek!).”

2.9.  Op 16 april 2004 schrijft mr. De Bruyn aan mr. Voordes en mr. Marree onder meer:

“Zie ik het wel dan heb ik nog geen informatie ontvangen over de “verificatie” van de opgegeven vorderingen door uw cliënten (de franchisenemers), noch een aangepaste versie van de overeenkomst.
(..)
Hoe het ook zij uw cliënt deed (namens zichzelf of namens de franchisenemers ? ) een eindbod ter hoogte van genoemd bedrag van 3.3 mio (nog onder voorbehoud van verificatie, rc, en , per franchisenemers, instemming verhuurder/indeplaatsstelling).
(..)

2.10.  Op 23 april 2004 bericht mr. Voordes als volgt per mail aan [eisers] c.s.:

“Onder verwijzing naar uw telefoongesprek met [belanghebbende] van heden, zend ik u bijgaand een overzicht van de tot op heden bekende verificatie van franchisenemers.
(..)
Overzicht van vorderingen
Er is nog 1 franchisenemer afgevallen, te weten V.O.F. Castelijns-Gobbens te Weert. Het betreft thans derhalve een groep van 33 franchisenemers.

De huidige stand van zaken voor wat betreft de verificatie is dat een groot aantal franchisenemers inmiddels hebben gereageerd op het saldo van hun vorderingen, zoals blijkens de boeken van Megapool is opgegeven. Er zijn nog 5 franchisenemers waarvan de verificatie ontbreekt. Dit houdt verband met het feit dat cliënte de specificatie van het debiteurensaldo eerst op woensdag 21 april jl. aan de franchisenemers heeft kunnen verstrekken. Cliënte wenst zeer zorgvuldig met de verificatie om te springen en ik zal – zodra het overzicht compleet is – dit direct aan u doorleiden.
(..)
Cliënte wenst vooraf inzage te verkrijgen in de verzekeringpolis en de polisvoorwaarden, alsmede zou zij graag een opgave van de verschuldigde premies ontvangen, zodat zij zich hieromtrent een gedegen oordeel kan vormen. U zegde mij tijdens de bespreking van 15 april jl. toe een kopie van de brief van Fortis terzake de (voortzetting van de ) verzekering van de Megapool Plus Garantie aan ons te verstrekken. Kunt u ons alsnog een kopie van deze brief verstrekken?“

2.11.  Bij mail d.d. 26 april 2004 bericht mr. Voordes aan mr. De Bruyn onder meer het navolgende.

“Onder verwijzing naar onderstaande e-mail berichten van afgelopen vrijdag, zend ik u bijgaand ten behoeve van de geplande bespreking van woensdag 28 april a.s. te 11.00 uur ten kantore van Megapool te Apeldoorn de concept overeenkomst, alsmede het meest recente overzicht van de vorderingen van de 33 franchisenemers op Megapool”.

2.12.  Bij brief van 28 april 2004 bevestigt mr. Dijxhoorn, onder meer het volgende aan mr. De Bruyn en mr. Brandsma:

“(..)
Onder verwijzing naar onze bespreking van heden ten kantore van Megapool te Apeldoorn, bevestig ik hierbij het bod van cliënte op de debiteurenportefeuille (vorderingen op de 33 franchisenemers) van Megapool/Megapool Franchise B.V. ad € 2.750.000,– (zegge twee miljoen zevenhonderdvijftigduizend euro).

Dit aanbod doet cliënte gestand tot maandag 3 mei 2004 17.00 uur (..)”.

2.13.  Na verlenging van deze termijn door mr. Dijxhoorn heeft mr. De Bruyn op 4 mei 2004 per mail aan mr. Voordes onder meer het navolgende bericht:

“Hedenochtend heeft Hans Beeftink namens EP en franchisenemers het bod verhoogd van € 2.750.000,– naar
€ 2.920.000,–. Mede namens de ABN AMRO en RABOBANK kan ik berichten dat we er uit zijn op
€ 2.950.000,–. Ik ga er van uit dat EP en de franchisenemers deze laatste stap zetten

De overige aspecten zijn:
– betaling (door EP) en levering bij ondertekening
– beëindiging van de franchiseovereenkomsten/stopzetting naamsgebruik
– verwijdering van Megapool site
– overdracht/praktische regeling met betrekking tot de Garantie Plus regeling/Fortis contract
– inde plaatsstelling door en voor rekening van EP en franchisenemers
– verwijderingsbijdrage 2003 voor boedel/bank
– toestemming RC

Een concept contract zal ik separaat mailen aan [belanghebbende], [belanghebbende] en [belanghebbende].

Ik ben verheugd dat we er (bijna!) uitzijn.
(..).

2.14.  Op 6 mei 2004 berichtte mr. De Bruyn aan mr. Voordes:

“(..) U zou mij ten zeerste verplichten als ik heden nog de reactie van uw cliënte ontvang. Het “gat“ is euro 30.000,-, verder zijn we er uit.”

2.15.  Op 10 mei 2004 schrijft mr. Marree per mail:

“Inmiddels hebben wij cliënte gesproken. Uit uw e-mail van 4 mei 2004, 15.25 uur, blijkt dat u het voorstel van cliënte ad € 2.920.000,– niet heeft aanvaard. Cliënte berichtte mij heden dat zij niet ingaan op uw aanbod, als geformuleerd in voornoemde e-mail ten bedrage van € 2.950.000,–. Derhalve constateer ik dat wij geen overeenstemming hebben bereikt.

Gezien het voorgaande, komen de overige aspecten als genoemd in uw e-mail d.d. 4 mei 2004 thans niet meer aan de orde.”

3.  Het geschil

3.1.  [eisers] c.s. vordert na wijziging van eis:
I.
primair
– te verklaren voor recht dat eisers en gedaagden op hoofdzaken een overeenkomst hebben gesloten, waarbij die overeenkomst inhoudt overgang van franchisenemers van Megapool naar gedaagden en betaling van een bedrag ad € 2.920.000,– voor de debiteurenportefeuille door gedaagde aan eisers;
– te verklaren voor recht dat gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de voor haar uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, en dat gedaagde gehouden is de deswege bij eisers ontstane schade te vergoeden;
subsidiair
– te verklaren voor recht dat gedaagde jegens eisers onrechtmatig heeft gehandeld door de onderhandelingen af te breken;
– te verklaren voor recht dat gedaagde gehouden is de deswege bij eisers ontstane schade te vergoeden.
II.
primair
–  gedaagde te veroordelen de door de curatoren geleden schade ten belope van
€ 1.733.590,04 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 10 mei 2004;
subsidiair:
–  deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
III.
Gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, die van het in deze zaak reeds gehouden voorlopig getuigenverhoor daaronder begrepen.

3.2.  EP voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling
Overeenkomst tot stand gekomen

4.1.  [eisers] c.s. heeft aan zijn primaire vordering ten grondslag gelegd dat er op 7 april 2004 tussen partijen een overeenkomst op hoofdlijnen is gesloten, inhoudende overgang van franchisenemers van Megapool naar EP en betaling van een bedrag van
€ 2.920.000,= door EP aan [eisers] c.s. Deze overeenkomst is deels uitgevoerd door het sluiten van de in r.o. 2.6 genoemde overeenkomsten met de diverse franchisenemers en het daaropvolgende ombouwen van de winkels. Voor het overige schond EP de overeenkomst, zodat er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van EP ten gevolge waarvan EP schadeplichtig is geworden.

4.2.  EP heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt – kort samengevat – dat er geen sprake is van een tot stand gekomen overeenkomst op hoofdlijnen. De kern van de overeenkomst bestond niet uit de overname van franchisenemers van Megapool door EP maar uit de koop door EP van de vorderingen van Megapool op de franchisenemers. Tussen partijen bestond geen overeenstemming over de hoogte van de koopprijs. Nu er geen overeenkomst tot stand is gekomen, is er ook geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van EP. EP is voorts nimmer in gebreke gesteld, zodat zij niet in verzuim is.

4.3.  De rechtbank is van oordeel dat er op 7 april 2004 geen overeenkomst op hoofdlijnen is gesloten tussen [eisers] c.s. en EP inhoudende de overgang van franchisenemers van Megapool naar EP en betaling van een vergoeding ad € 2.920.000,– voor de debiteurenportefeuille door EP aan [eisers] c.s.. Ter toelichting geldt het navolgende.

4.4.  Anders dan [eisers] c.s. stelt kan uit het verloop van de onderhandelingen en in dat kader gevoerde correspondentie niet worden geconcludeerd dat de overgang van franchisenemers één van de essentialia van de overeenkomst was waarover partijen overeenstemming hebben bereikt en waaraan reeds uitvoering was gegeven. Dat blijkt ook niet uit de brief van mr. Marree van 7 april 2004 waaruit slechts volgt dat er van de zijde van EP een voornemen was tot een samenwerking met een nader te bepalen aantal franchisenemers en dat EP in dat kader bereid was de vorderingen van Megapool B.V. op deze franchisenemers over te nemen. Welk aantal franchisenemers een samenwerking met EP zou aangaan, stond op dat moment nog niet vast. Dit is ook begrijpelijk gezien het feit dat niet Megapool B.V. of [eisers] c.s., maar de franchisenemers zelf over een eventuele overgang van Megapool B.V. naar EP konden beslissen en deze franchisenemers zich daarover nog dienden uit te laten. Immers, het was ter vrije keuze van franchisenemers om zich bij EP dan wel een andere franchisegever aan te sluiten. [eisers] c.s. heeft aangevoerd dat deze vrijheid werd begrensd door de tussen Megapool B.V./Megapool Franchise B.V. en franchisenemers bestaande overeenkomsten. Nu Megapool B.V. vanaf het moment dat aan haar surseance van betaling was verleend niet meer leverde aan de franchisenemers, zodat zij zelf tekortschoot in de nakoming van de overeenkomst, kon zij evenmin verhinderen dat franchisenemers zelf een andere leverancier zochten. [eisers] c.s. had derhalve geen middel in handen om het vertrek van de franchisenemers tegen te houden, hetgeen zij ook niet heeft getracht. Nu niet [eisers] c.s. maar de franchisenemers zelfstandig konden beslissen over het al dan niet aangaan van een samenwerking met EP kan een overname van deze franchisenemers door EP niet worden aangemerkt als één van de hoofdverplichtingen van de overeenkomst, zodat evenmin kan worden gesteld dat hieromtrent overeenstemming is bereikt en met het sluiten van de hiervoor in r.o. 2.6 genoemde overeenkomsten en het daaropvolgende ombouwen van de winkels aan dat onderdeel van de overeenkomst uitvoering is gegeven. Daarbij is ook van belang dat EP, gezien de door haar reeds voor de voorlopige surseance van betaling gevoerde onderhandelingen, beschikte over de benodigde informatie om met franchisenemers een nieuwe overeenkomst aan te gaan en dus ook in zoverre de curatoren niet nodig had.

4.5.  De rechtbank kan [eisers] c.s. evenmin volgen in zijn stelling dat er tussen partijen overeenstemming bestond over betaling van het bedrag van € 2.920.000,= door EP aan [eisers] c.s.. Uit de hiervoor in r.o. 2.13 t/m 2.15 genoemde feiten blijkt dat het bod van de zijde van EP over de koopprijs op 4 mei 2004 is verhoogd van € 2.750.000,= naar € 2.920.000,= waarna mr. De Bruyn op diezelfde datum een tegenbod deed van
€ 2.950.000,=. Dit tegenbod is door mr. Marree op 10 mei 2004 verworpen. Aan het vorenstaande kan, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet de conclusie worden verbonden dat er overeenstemming bestond over een prijs van € 2.920.000,= .

4.6.  Ook voor het overige zijn er onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er een overeenkomst op hoofdlijnen tot stand is gekomen met de door [eisers] c.s. gestelde inhoud. Nu geen sprake is geweest van een overeenkomst, kan evenmin sprake zijn van een tekortkoming aan de zijde van EP, zodat de primaire vorderingen van [eisers] c.s. zullen worden afgewezen.

Onrechtmatig afbreken van onderhandelingen

4.7.  [eisers] c.s. heeft zich subsidiair – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat het afbreken van de onderhandelingen door EP onrechtmatig is, omdat zij er op mocht vertrouwen dat er een definitieve overeenkomst tot stand zou komen. Er was sprake van een eenvoudige overeenkomst waarvan de kern vaststond en die nog op een aantal onderdelen uitgewerkt moest worden. Het verschil in koopprijs was op het moment dat EP zich uit de onderhandelingen terugtrok te verwaarlozen en 33 franchisenemers waren al daadwerkelijk overgegaan. Voorts stelt [eisers] c.s. dat de verificatie van vorderingen van Megapool op de franchisenemers en vice versa op dat moment weliswaar gaande was, maar slechts ten doel had de vorderingen over en weer te controleren zodat dit geen rol meer speelde in de discussie omtrent de hoogte van de koopprijs tussen [eisers] c.s. en EP.

4.8.  EP heeft verweer gevoerd tegen deze vordering. Zij stelt daartoe – eveneens samengevat – dat er geen overeenstemming bestond over de koopprijs en dat er ook voor het overige een groot aantal onderwerpen was waarover nog geen overeenstemming tussen partijen bestond, zodat [eisers] c.s. niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de totstandkoming van een overeenkomst en het EP vrijstond de onderhandelingen af te breken. EP onderbouwt dit door te stellen dat het aantal franchisenemers dat naar EP zou overgaan niet vaststond. Hetzelfde gold voor de tekst van de tussen partijen te sluiten overeenkomst. Voorts stelt EP zich op het standpunt dat de verificatie van vorderingen wel degelijk een rol speelde, en dat die op het moment dat zij zich uit de onderhandelingen terugtrok nog niet was afgerond. Voorts was er nog geen duidelijkheid omtrent de positie van de verhuurders van de verschillende franchisenemers, terwijl de medewerking van deze verhuurders voor EP voorwaarde was bij de overeenkomst. Ten slotte stelt EP dat afwikkeling van de Megapool Plus Garantie steeds onderwerp van gesprek is geweest tussen partijen en dat de door [eisers] c.s. beoogde afwikkeling uiteindelijk voor haar een breekpunt is geweest in de onderhandelingen.

4.9.  Bij beoordeling van de vordering van [eisers] c.s. stelt de rechtbank voorop dat als – strenge en tot terughoudendheid nopende – maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen, die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen, vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient, aldus de Hoge Raad, rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij (Hoge Raad 12 augustus 2005, NJ 2005, 467).

4.10.  Vorenstaande maatstaf brengt met zich dat een schadevergoedingsplicht op grond van het onaanvaardbaar afbreken van onderhandelingen slechts aan de orde is indien [eisers] c.s. er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een (onvoorwaardelijke) overeenkomst tot stand zou komen of indien het afbreken van de onderhandelingen in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn.

4.11.  De rechtbank heeft hiervoor in r.o. 4.4 reeds geoordeeld dat de overgang van franchisenemers van Megapool naar EP op zichzelf geen onderwerp van de onderhandelingen is geweest maar dat deze onderhandelingen zagen op de overdracht van vorderingen van Megapool op een aantal franchisenemers aan EP en een daartoe te betalen koopprijs door EP aan [eisers] c.s. Beoordeeld zal thans dan ook moeten worden of [eisers] c.s. er gerechtvaardigd op heeft kunnen vertrouwen dat – indien zou zijn dooronderhandeld – een overeenkomst tot stand zou zijn gekomen.

4.12.  Vast staat tussen partijen dat de onderhandelingen een aanvang hebben genomen tijdens een bespreking op 6 april 2004, waarbij onder meer partijen aanwezig waren, en waar door mr. Marree namens EP een voorstel is gedaan dat door hem bij brief d.d. 7 april 2004 is bevestigd. Vast staat voorts dat partijen vervolgens aan de hand van dit voorstel met elkaar in onderhandeling zijn getreden. Partijen verschillen evenwel van mening over de gang van zaken met betrekking tot de inhoud van die onderhandelingen, met name waar die ziet op het gewicht van de diverse onderwerpen die tijdens deze onderhandelingen aan de orde kwamen en de vraag of ten aanzien van die punten overeenstemming is bereikt, in het bijzonder ten aanzien van de hoogte van de koopprijs, de verificatie van vorderingen en de Megapool Plus Garantie.

Koopprijs en verificatie

4.13.  Tussen partijen staat als onbetwist vast dat de verificatie van vorderingen niet was afgerond op het moment dat EP zich uit de onderhandelingen terugtrok.

4.14.  [eisers] c.s. stelt dat de verificatie van vorderingen inhield dat EP aan de individuele franchisenemers accoord vroeg (en kreeg) op de overzichten van de vordering van Megapool op de franchisenemers en vice versa en dat EP actief doende was met de verificatie van deze vorderingen en daarmee de (gerechtvaardigde) overtuiging bij [eisers] c.s. heeft doen ontstaan dat slechts een controle-exercitie door de franchisenemers en een percentage discussie tussen [eisers] c.s. en EP over de koopprijs voldoende zou zijn voor het bereiken van overeenstemming. [eisers] c.s. stelt voorts dat tussen EP en [eisers] c.s. daarbij ook telkenmale over een specifiek door EP geboden respectievelijk door [eisers] c.s. gevraagde koopprijs is gesproken. Laatstelijk heeft EP in dat kader € 2.920.000,= geboden, zonder dat op die koopprijs nog (oude en/of nieuwe) factoren van invloed zouden kunnen zijn. De verificatie speelde in dat opzicht geen rol meer, aldus [eisers] c.s.

4.15.  EP heeft gemotiveerd betwist dat de verificatie op het moment dat zij zich uit de onderhandelingen terugtrok geen rol meer speelde. De verificatie was op dat moment wel degelijk van belang, omdat de bedragen waarover werd onderhandeld fictieve bedragen waren, als uitkomst van de formule zoals verwoord in de faxen van 7 april 2004 en 14 april 2004 (als hiervoor in r.o. 2.5 en 2.8 weergegeven) en afhankelijk van de uitkomst van de verificatie van de vorderingen en het aantal franchisenemers. Het onderwerp van de verificatie zou aan de orde komen tijdens de bespreking van 28 april 2004, maar is toen op verzoek van mr. De Bruyn naar de toekomst verschoven, waarbij mr. De Bruyn heeft aangegeven dat hij eerst de prijs van de koopsom wilde bepalen. De koopsom die hieruit naar voren zou komen, zou een koopsom zijn die als rekenkundig uitgangspunt zou gelden en deze koopsom zou (naar rato) worden verminderd met de uitkomst van de verificatie. Zelfs aan het bepalen van een koopsom zijn partijen niet toegekomen en dus ook niet aan de verificatie, aldus EP.

4.16.  De rechtbank kan [eisers] c.s. niet volgen in zijn stelling dat de verificatie van de vorderingen op het moment dat EP zich terugtrok geen rol meer speelde in de onderhandelingen en zulks volgt uit het feit dat partijen op dat moment onderhandelden over een koopprijs ineens. Als onbetwist staat vast dat partijen van aanvang af over een bepaalde methodiek ter zake de berekening van de koopprijs van de vorderingen hebben gesproken, waarbij – zoals [eisers] c.s. zelf ook erkent met zijn hiervoor in r.o. 4.14 weergegeven stelling – zowel werd gesproken over de te hanteren methodiek als de uitkomst daarvan, te weten een bepaalde koopprijs, zoals ook blijkt uit het faxbericht d.d. 14 april 2004. [eisers] c.s. stelt dat deze methodiek tijdens de bespreking van 28 april 2004 is verlaten en vanaf dat moment alleen nog werd gesproken over een koopprijs ineens, maar heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd.

4.17.  Ten aanzien van de koopprijs van de vorderingen heeft de rechtbank hiervoor in r.o. 4.5 geoordeeld dat over de hoogte daarvan geen overeenstemming bestond tussen partijen. De rechtbank kan [eisers] c.s. voorts niet volgen in zijn stelling dat het verschil in de door EP geboden koopprijs van de vorderingen en de door [eisers] c.s. gevraagde koopprijs op het moment dat EP zich uit de onderhandelingen terugtrok verwaarloosbaar klein was, zodat dit niet aan gerechtvaardigde verwachtingen aan de zijde van [eisers] c.s. in de weg stond. Het gat tussen het bod van EP en de vraagprijs van [eisers] c.s. bedroeg op dat moment € 30.000,= . Door [eisers] c.s. zijn geen feiten en omstandigheden gesteld aan de hand waarvan kan worden geoordeeld dat EP accoord zou zijn gegaan met de door [eisers] c.s. voorgestelde koopprijs of [eisers] c.s. met de door EP voorgestelde koopprijs. Niet vastgesteld kan derhalve worden dat partijen over dit essentiële onderdeel van de te sluiten overeenkomst overeenstemming zouden hebben bereikt, indien de onderhandelingen zouden zijn voortgezet.

4.18.  Uit vorenstaande volgt dat tussen partijen geen overeenstemming bestond over de koopprijs van de vorderingen, de verificatie wel degelijk een rol speelde in de onderhandelingen en deze nog niet was afgerond op het moment dat EP zich uit de onderhandelingen terugtrok.

Megapool Plus Garantie

4.19.  EP heeft voorts gemotiveerd gesteld dat de overdracht van de Megapool Plus Garantie en het ter beschikking stellen van het klantenbestand van Megapool door [eisers] c.s. aan De Harense Smid, voor haar uiteindelijk breekpunt was in de onderhandelingen. [eisers] c.s. heeft dit betwist door te stellen dat de Megapool Plus Garantie tijdens de bespreking d.d. 28 april 2004 aan de orde is geweest evenals het feit dat de rechten uit deze Megapool Plus Garantie door [eisers] c.s. aan De Harendse Smid waren overgedragen, en dat dit geen rol voor EP speelde gezien het feit dat EP desondanks op die datum een nader bod aan [eisers] c.s. heeft gedaan en een overdracht aan EP ook in een eerder stadium niet als voorwaarde was gesteld door EP, waarmee zij kennelijk wil betogen dat deze problematiek van ondergeschikt belang was in de onderhandelingen tussen partijen.

4.20.  Blijkens de tussen partijen gevoerde correspondentie, in het bijzonder de brief van 14 april 2004 en de email van 23 april 2004, is een regeling ten aanzien van de Megapool Plus Garantie vanaf het begin van de onderhandelingen tussen partijen aan de orde geweest. Als onbetwist staat vast dat er ten aanzien van de Megapool Plus Garantie geen overeenstemming tussen partijen bestond op het moment dat de onderhandelingen werden beëindigd.

4.21.  [eisers] c.s. heeft het verweer van EP dat de wijze waarop met deze problematiek werd omgegaan voor haar van groot belang was en daarmee heeft bijgedragen aan de beslissing de onderhandelingen te beëindigen, gelet op de onderbouwde stellingen van EP, onvoldoende gemotiveerd betwist. In het bijzonder heeft [eisers] c.s. nagelaten te reageren op de onderbouwde stellingen van EP dat de overdracht aan De Harendse Smid met zich zou brengen dat franchisenemers klanten die zich met een klacht tot hen zouden wenden, zouden moeten doorverwijzen naar de concurrent, alsmede op de stelling dat EP eerst op 10 mei 2004 bekend werd met het feit dat De Harendse Smid het alleenrecht op deze verzekering en het klantenbestand van Megapool van [eisers] c.s. overgedragen had gekregen. Het enkele feit dat in de correspondentie van mr. Dijxhoorn en mr. Marree van respectievelijk 28 april en 10 mei 2004 niet aan dit punt wordt gerefereerd is onvoldoende om te oordelen dat EP dit punt had laten vallen nu partijen kennelijk eerst zijn gaan onderhandelen over de koopprijs van de vorderingen op de franchisenemers.

4.22.  Het voorgaande brengt mee dat tussen partijen op een aantal wezenlijke onderdelen van de te sluiten overeenkomst, te weten de hoogte van de koopprijs – en in dat kader – de verificatie van vorderingen en de problematiek rondom de Megapool Plus Garantie, op 10 mei 2004 geen overeenstemming bestond en evenmin enig concreet vooruitzicht daarop. Gelet hierop kan in het midden blijven de vraag of er op de andere door partijen genoemde -meer ondergeschikte aspecten – al dan niet overeenstemming bestond danwel een vooruitzicht daarop. Uit het vorenstaande volgt dat [eisers] c.s. er op het moment dat EP zich uit de onderhandelingen terugtrok, niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een definitieve overeenkomst tot stand zou komen. Gelet hierop stond het EP vrij de onderhandelingen af te breken. De overige stellingen van partijen doen aan dit oordeel niet af.

Overige omstandigheden

4.23.  [eisers] c.s. heeft voorts gesteld dat er sprake is van omstandigheden die maken dat het afbreken van de onderhandelingen door EP onaanvaardbaar is. Zij wijst hierbij – onder meer – op de omstandigheid dat er sprake was van een faillissementssituatie en de onderhandelingen tussen partijen reeds hun aanvang hadden vóór de aan Megapool B.V. verleende surseance. Voorts voert zij omstandigheden aan die betrekking hebben op de inhoud van de onderhandelingen, zoals dat het een eenvoudige overeenkomst met uitwerking betrof, EP doende is geweest met de verificatie van de vorderingen, een deel van de franchisenemers daadwerkelijk naar EP is overgegaan, er geen breekpunten meer waren en het verschil in koopprijs verwaarloosbaar was. EP heeft gemotiveerd betwist dat deze omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat het afbreken van de onderhandelingen onder deze omstandigheden onaanvaardbaar is.

4.24.  Wat betreft de in r.o. 4.23 genoemde omstandigheden brengen deze ook in onderling verband en samenhang bezien, niet met zich mee dat het afbreken van de onderhandelingen door EP onaanvaardbaar was. Bij de in r.o. 4.9 bedoelde “andere omstandigheden”gaat het om een zeer beperkte categorie uitzonderingsgevallen. Het moet gaan om (zeer) zwaarwegende omstandigheden die veelal een veroordeling tot hervatting van de onderhandelingen (en niet een vordering tot schadevergoeding, zoals hier aan de orde) het meest voor de hand doen liggen (zie ook Hof Arnhem, 7 november 2006, LJN AZ6032).

4.25.  Dergelijke omstandigheden zijn door [eisers] c.s. onvoldoende gesteld noch zijn deze anderszins gebleken. Een faillissementssituatie kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een vorenbedoelde omstandigheid. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat het afbreken van de onderhandelingen door EP ook niet in verband met de hiervoor bedoelde “andere omstandigheden” onaanvaardbaar moet worden geacht, zodat het EP in zoverre vrijstond.

4.26.  Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
Gezien deze uitkomst kunnen de stellingen van EP ten aanzien van de ontvankelijkheid van [eisers] c.s. als procespartij in hun hoedanigheid van curatoren van Megapool Franchise B.V., buiten beschouwing blijven.

4.27.  [eisers] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, waaronder begrepen de kosten van voorlopig getuigenverhoor, aan de zijde van EP begroot op:

– explootkosten  EUR   0,00
– vast recht    4.667,00
– getuigenkosten  0,00
– deskundigen    0,00
– overige kosten    0,00
– salaris procureur  24.082,50 (7,5 punten × tarief EUR 3.211,00)
Totaal  EUR   28.749,50

5.  De beslissing

De rechtbank:

1.  wijst de vorderingen af;

2.  veroordeelt [eisers] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van EP begroot op EUR 28.749,50;

3.  verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

(bron: www.rechtspraak.nl)