Ontbinding arbeidsovereenkomst

Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek werknemer wegens verstoorde verhoudingen nadat werkgever eerder het verleende ontslag op staande voet en zijn ontbindingsverzoek voor zover vereist had ingetrokken. het niet doen van een zelfstandig tegenverzoek tot ontbinding mag niet in het voordeel strekken van werknemer, die zich bij het eerste ontbindingsverzoek reeds op het standpunt had gesteld dat de verhoudingen te ernstig verstoord waren. invloed concurrentiebeding.

Wilt u meer weten wat wij als advocaat voor u of voor uw zaak kunnen betekenen? Of heeft u behoefte aan advies, hulp of bijstand door een advocaat? Mail dan uw vraag of bel tegen lokaal tarief 030 252 35 20 of – tot 22.oo uur – 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening.

Uitspraak
R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Lelystad

zaaknr.: 277875 HA 05-559
datum : 28 juli 2005

BESCHIKKING
OP EEN VERZOEK TOT ONTBINDING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST

in de zaak van:

[VERZOEKENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. X

tegen

de besloten vennootschap
[VERWERENDE PARTIJ],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. Y

De procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van:

–  het verzoekschrift.

De mondelinge behandeling is gehouden op 7 juli 2005.
Verschenen zijn:
– [verzoeker], bijgestaan door mr. X voornoemd;
– [verweerder] bij haar directeur, bijgestaan door
mr. Y voornoemd.

Het geschil en de beoordeling daarvan

1.
[verzoeker] heeft verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op kortst mogelijke termijn te ontbinden. [verzoeker] heeft haar verzoek gegrond op een verandering in de omstandigheden die tot gevolg moet hebben dat de arbeidsovereenkomst eindigt. [verzoeker] heeft verzocht om haar ten laste van [verweerder] Media (hierna: [verweerder]) toe te kennen een vergoeding van € 24.300,– bruto en daarnaast een vergoeding van € 29.160,– indien [verweerder] geen afstand doet van haar uit het tussen partijen overeengekomen concurrentie- en/of relatiebeding voortvloeiende rechten. Gelet op de overige inhoud van het verzoekschrift van [verzoeker] gaat de kantonrechter ervan uit, dat in de formulering van het verzoek een kennelijke verschrijving heeft plaatsgevonden waar is verzocht om een afzonderlijke vergoeding van € 19.160,– in plaats van € 29.160,–.

2.
[verweerder] heeft zich ten aanzien van het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter en voor het overige afwijzing van het verzoek van [verzoeker] bepleit.

3.
In dit geding staat het volgende vast.
3.1
[verzoeker], thans [X] jaar oud, is op [datum] bij [verweerder] in dienst getreden. Zij is hoofd redactie uitgaven [verweerder] Media B.V.. Het laatstelijk verdiende salaris bedraagt € 3.750,– bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
3.2
[verweerder] heeft [verzoeker] op 2 april 2005 op staande voet ontslagen. [verzoeker] heeft, door tussenkomst van haar gemachtigde, bij brief van 6 april 2005 zich beroepen op de vernietigbaarheid van het ontslag.
3.3
[verweerder] heeft, voor het geval zou blijken dat op 2 april 2005 aan de arbeidsovereenkomst van partijen niet rechtsgeldig een einde was gekomen, op 6 april 2005 bij de kantonrechter te Amsterdam een verzoekschrift ingediend, strekkende tot ontbinding van die arbeidsovereenkomst.
3.4
Nadat op 2 mei 2005 de mondelinge behandeling van het verzoek van [verweerder] had plaatsgevonden heeft de kantonrechter te Amsterdam, bij beschikking van 25 mei 2005, de eventueel tussen partijen nog bestaande arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 15 juni 2005, onder toekenning aan [verzoeker] ten laste van [verweerder] van een vergoeding van € 22.500,– bruto, voor het geval [verweerder] haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet uiterlijk op 8 juni 2005 zou hebben ingetrokken. De kantonrechter heeft daarbij uitdrukkelijk afgewezen het verzoek van [verzoeker] om haar een extra vergoeding toe te kennen van € 29.160,– bruto in het geval [verweerder] haar zou willen houden aan het tussen partijen overeengekomen concurrentie- en relatiebeding, op de grond dat inhoudelijke beoordeling van dat verzoek niet mogelijk was wegens onvoldoende onderbouwing daarvan door [verzoeker] en het uitblijven van een reactie daarop van [verweerder].
3.5
Op 7 juni 2005 heeft [verweerder] zowel het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] als het haar op 2 april 2005 gegeven ontslag op staande voet ingetrokken.

4.
Gelijk ter zitting reeds is aangegeven stelt de kantonrechter voorop, dat in deze procedure niet meer aan de orde kan zijn hetgeen vooraf is gegaan aan voormelde beschikking van de kantonrechter te Amsterdam, daar dit de onderhavige procedure tot een verkapte appèlprocedure zou maken.

5.
Door de intrekking van zowel haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst als van het ontslag op staande voet van 2 april 2005 heeft [verweerder] bewerkstelligd dat tussen partijen nog een arbeidsovereenkomst bestaat. Nu [verzoeker] heeft verzocht deze arbeidsovereenkomst te ontbinden en [verweerder] zich niet daartegen heeft verzet zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden.

6.
De vraag die, gelet op het hiervoor onder 4 en 5 overwogene, (slechts) voorligt is, of ook thans de ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet leiden tot toekenning van een vergoeding aan [verzoeker] ten laste van [verweerder] en, zo ja, tot welke vergoeding.

7.
Nu [verzoeker] zich op het standpunt heeft gesteld –kort gezegd- dat zij reeds in de procedure bij de kantonrechter te Amsterdam had aangegeven dat sprake was van een zodanige vertrouwensbreuk dat zij geen enkele mogelijkheid zag het dienstverband met [verweerder] voort te zetten, ook niet nadat deze haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en het ontslag op staande voet had ingetrokken, is er naar het oordeel van de kantonrechter in ieder geval geen aanleiding [verzoeker] een hogere vergoeding toe te kennen dan die haar bij de beschikking van de kantonrechter te Amsterdam is toegekend. Feiten en omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan zijn immers, gelet op het door [verzoeker] ingenomen standpunt, niet relevant.

8.
De stellingname van [verweerder] dat –kort gezegd- toekenning van een vergoeding de bij de wet geregelde bevoegdheid, om een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst in te trekken, tot een dode letter zou maken, kan evenmin worden gevolgd. Immers staat de desbetreffende bepaling niet eraan in de weg dat de wederpartij, om het gebruik van die bevoegdheid illusoir te maken, een zelfstandig tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan doen, in welk geval de arbeidsovereenkomst, na intrekking door de oorspronkelijk verzoekende partij wordt ontbonden op het verzoek van de oorspronkelijk verwerende partij, in het algemeen met toekenning van dezelfde vergoeding, want immers op dezelfde feiten en omstandigheden gegrond. Feiten en omstandigheden die zouden moeten leiden tot het oordeel dat dit in het onderhavige geval anders zou zijn geweest, zijn niet gesteld en evenmin gebleken. Te dezen valt dan ook niet in te zien dat, waar [verzoeker] uitdrukkelijk te kennen had gegeven geen enkele mogelijkheid meer te zien tot voortzetting van het dienstverband, het enkele feit dat zij niet aanstonds een tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, ertoe zou moeten leiden dat een nadien gedaan verzoek anders zou moeten worden beoordeeld. Er is daarom –in beginsel- ook geen aanleiding [verzoeker] een lagere vergoeding toe te kennen dan haar door de kantonrechter te Amsterdam is toegekend. Dat [verweerder] zich na intrekking van haar verzoek heeft ingespannen om de verhoudingen met [verzoeker] weer vlot te trekken, wat daarvan ook zij, is dan ook evenmin relevant. Dit zou wellicht anders zijn geweest indien [verzoeker] destijds had aangegeven de arbeidsovereenkomst met Motomax te willen voortzetten. Nu dit niet het geval is geweest mag ook in dit geding niet uit het oog worden verloren dat het [verweerder] Media is geweest die [verzoeker] zonder goede gronden op staande voet heeft ontslagen, die vervolgens heeft aangestuurd op ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen, dusdoende de verhoudingen ernstig heeft verstoord en dat haar daarvan een verwijt valt te maken.

9.
Iets anders is, dat de keuze van [verzoeker], om niet aanstonds een tegenverzoek tot ontbinding te doen, niet in haar voordeel kan werken. Daarom zal op de door de kantonrechter te Amsterdam vastgestelde vergoeding in mindering moeten worden gebracht het salaris dat [verzoeker] heeft genoten vanaf het tijdstip dat de arbeidsovereenkomst zou zijn ontbonden ware het niet dat [verweerder] haar daartoe strekkend verzoek had ingetrokken.
10.
Uit de desbetreffende overweging van de kantonrechter te Amsterdam maakt deze kantonrechter op, dat bij de vaststelling van de aan [verzoeker] toegekende vergoeding het bestaan van een concurrentiebeding buiten beschouwing is gelaten. Daarvan wordt te dezen dan ook uitgegaan. De kantonrechter begrijpt het verzoek van [verzoeker] om haar een afzonderlijke vergoeding toe te kennen vanwege het bestaan van een concurrentiebeding aldus, dat [verzoeker] ervoor kiest het bestaan van een concurrentiebeding wel mede inzet van de onderhavige procedure te laten zijn en dat zij zich daarmee conformeert aan het bestaan van een concurrentiebeding in het geval [verweerder] van haar daaruit voortvloeiende rechten geen afstand doet.

11.
[verweerder] heeft van die rechten geen afstand willen doen. Zij heeft gemotiveerd betoogd dat en waarom instandhouding van het concurrentiebeding voor haar van belang is en geen ernstige inperking betekent van de mogelijkheden van [verzoeker] op de arbeidsmarkt; het gaat maar om een zeer beperkt segment van de tijdschriftenmarkt, terwijl de ervaring van [verzoeker] goeddeels in een heel ander segment van die markt is opgedaan. Dat betoog heeft [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende weerlegd. Daarom moet worden aangenomen dat [verweerder] voldoende belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding en dat [verzoeker] door het bestaan van dat beding niet zodanig zal worden belemmerd in haar kansen op de arbeidsmarkt dat dit de door haar gevraagde vergoeding rechtvaardigt. Anderzijds behoeft geen betoog dat van enige belemmering sprake zal zijn. Onweersproken is dat [verzoeker] haar kwaliteiten op het journalistieke vlak in de tijdschriftenbranche liggen; door het concurrentiebeding staat het haar voorlopig dan ook niet vrij bij willekeurig welke uitgeverij van tijdschriften een nieuwe dienstbetrekking te aanvaarden. In de aan [verzoeker] toe te kennen vergoeding wordt deze belemmering geacht te zijn gecompenseerd.

12.
Nu [verzoeker] niet de door haar gevraagde vergoeding zal worden toegekend zal zij, overeenkomstig het daaromtrent in de wet bepaalde, in de gelegenheid worden gesteld haar verzoek desgewenst in te trekken.

13.
Er is aanleiding over de proceskosten te beslissen zoals hierna zal worden aangegeven.

De beslissing

De kantonrechter:

–  stelt partijen in kennis van het voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden per 15 augustus 2005 onder toekenning aan [verzoeker] ten laste van [verweerder] van een vergoeding van € 16.650,– bruto;

–  stelt [verzoeker] in de gelegenheid het verzoek in te trekken uiterlijk op vrijdag 12 augustus 2005 door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de sector kanton, onder onverwijlde mededeling daarvan aan de wederpartij;
voor het geval [verzoeker] het verzoek niet intrekt:

– ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 15 augustus 2005 onder toekenning aan [verzoeker] ten laste van [verweerder] van een vergoeding van € 16.650,– bruto en veroordeelt [verweerder] tot betaling van dat bedrag aan [verzoeker] tegen bewijs van kwijting;

zowel voor het geval [verzoeker] het verzoek intrekt als voor het geval dat zij dat niet doet:

–  veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 400,– voor salaris van de gemachtigde.

(bron: www.rechtspraak.nl)