Aanneming van werk, raming, richtprijs, artikel 7:752 lid 2 BW

Aanneming van werk, raming, richtprijs, artikel 7:752 lid 2 BW

In een zaak van het Hof Amsterdam van 12 april 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2016:1418) kwam de vraag aan de orde of een door de aannemer afgegeven ‘raming’ als een richtprijs kan worden beschouwd in de zin van artikel 7:752 BW. In dat geval is op grond van artikel 7:752 lid 2 BW immers niet meer dan 10% overschrijding van het totaalbedrag toegestaan.

Een particulier had een aannemer ingeschakeld voor de levering en montage van een centrale verwarmingsketel en het aanleggen van een badkamer. Vanwege tijdsdruk was er geen offerte opgesteld en was afgesproken dat de werkzaamheden op regiebasis per uurtarief door de aannemer zouden worden uitgevoerd en wekelijks zouden worden gefactureerd. Op verzoek van de particulier had de aannemer een raming gemaakt van de kosten, te weten een bedrag van € 29.700,- inclusief BTW.

In totaal heeft de aannemer een bedrag van € 51.754,53 gefactureerd, waarvan de particulier € 22.977,12 onbetaald heeft gelaten. In verband daarmee heeft de aannemer het restant bij de kantonrechter gevorderd. De kantonrechter heeft het nog openstaande bedrag volledig toegewezen, omdat de afgegeven raming slechts een schatting betrof en daarom geen maximumbedrag kon inhouden. De particulier is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan en heeft zich daarin primair op het standpunt gesteld dat er een maximumbedrag was overeengekomen en subsidiair dat de raming van de aannemer moet worden beschouwd als een richtprijs in de zin van artikel 7:752 BW, zodat maximaal een overschrijding van het geraamde bedrag 10% was toegestaan.

Het Hof heeft overwogen dat het van belang is welke verwachtingen de aannemer bij het aangaan van de overeenkomst heeft gewekt, alsmede dat rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden van het geval. In dit geval had de particulier (onweersproken) een bouwdepot verkregen voor € 30.000,- en had de aannemer het verzoek van de particulier om een offerte op te stellen naast zich neer gelegd, omdat dit hem niet goed uitkwam. Nadien had de aannemer op verzoek van de particulier schriftelijk een raming van € 29.700,- inclusief BTW afgegeven, waarin de aannemer het geuite protest van de particulier tegen de hoogte van de kosten van de centrale verwarmingsketel had gehonoreerd. Uit deze feiten en omstandigheden heeft het Hof afgeleid dat de afgegeven raming voor de totale kosten moet worden beschouwd als een richtprijs in de zin van artikel 7.752 BW, waardoor een overschrijding van deze raming met maximaal 10% was toegestaan. De vordering van de aannemer werd daarom grotendeels afgewezen.