Ambtenarenrecht, wanneer ontslag wegens ongeschiktheid voor een functie ?

Ambtenarenrecht, wanneer ontslag wegens ongeschiktheid voor een functie?

Volgens vaste rechtspraak moet ongeschiktheid voor een functie zich uiten in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie zijn vereist en moet deze worden aangetoond aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar. Zie bijvoorbeeld de uitspraak CRvB van 20 oktober 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU1926.

Als er aanwijzingen bestaan dat de ongeschiktheid van de ambtenaar verband houdt met ziekte of gebrek, of daarover gerede twijfel bestaat, moet volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 28 augustus 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BF0077) onderzoek plaatsvinden naar die eventuele medische oorzaak.

Naar vaste rechtspraak is een ontslag wegens ongeschiktheid voor het vervullen van de functie anders dan wegens ziekte of gebreken, in het algemeen niet toelaatbaar als de ambtenaar niet op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren (zie uitspraak CRvB van 18 maart 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL9739).

Dit is volgens eveneens vaste rechtspraak van de Raad anders in bijzonder sprekende gevallen, waarin de ambtenaar zodanig blijkt heeft gegeven niet over de vereiste eigenschappen, mentaliteit en/of instelling te beschikken dat het geven van een verbeterkans niet zinvol is (uitspraak CRvB van 4 maart 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL6906).

Heeft het bestuursorgaan met de ambtenaar een termijn voor verbetering van diens functioneren afgesproken, dan dient de ambtenaar in het algemeen de kans te krijgen om deze termijn volledig te benutten. In afwijking hiervan is een bestuursorgaan bevoegd om een verbetertraject tussentijds te beƫindigen, indien het functioneren van de ambtenaar onverhoopt zozeer onder de maat blijft, dat de beoogde verbetering redelijkerwijs uitgesloten moet worden geacht (uitspraak van 6 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3621).

Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 30 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA1835) heeft het bestuursorgaan bij samenloop van ontslaggronden keuzevrijheid. Wel moet de gehanteerde ontslaggrond voldoende zijn onderbouwd.

Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 13 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:905) is de toetsing van de inhoud van een beoordeling beperkt tot de vraag of gezegd moet worden dat die beoordeling op onvoldoende gronden berust. Bij negatieve oordelen moet het betrokken bestuursorgaan met concrete feiten onderbouwen dat het oordeel niet op onvoldoende gronden berust. Niet doorslaggevend is dan of ieder feit juist is vastgesteld of geduid. Het gaat erom of het totale beeld van de beoordeling deze toetsing doorstaat.