Onterecht gegeven ontslag op staande voet door Rabobank

De kantonrechter te Assen oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was en er ook geen redelijke grond (ex artikel 7:669 lid 3 sub e BW) voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst van werkneemster is.

Casus
Werkneemster is sinds 1 januari 1984 werkzaam bij Rabobank Zuidwest-Drenthe in de functie van medewerker particulier advies. De echtgenoot van werkneemster heeft in oktober 2014 bekend gemaakt dat hij van werkneemster wil scheiden. Hij heeft momenteel een nieuwe vriendin, die woonachtig is te Franeker en klant is bij Rabobank Leeuwarden-Noordwest Friesland. In verband met de vechtscheiding heeft de ex van werkneemster haar herhaaldelijk gestalkt en bedreigd, ook op haar werk. Verder heeft de ex van werkneemster contact opgenomen met een collega van werkneemster om te informeren naar de hoogte van het nabestaandenpensioen waar de man op zou kunnen rekenen als werkneemster dood zou zijn. Werkneemster heeft hierom van de politie extra bescherming gekregen. Daarnaast heeft werkneemster Rabobank (meer specifiek haar leidinggevende en de directeur) herhaaldelijk geïnformeerd over de spanningen die zij ondervindt als gevolg van de stalking/bedreiging door haar ex.

In verband met de functie van werkneemster geldt voor haar een Gedragscode en de Regeling werkersintegriteit Lokale Banken. Hierin is onder meer bepaald:
“Integer handelen vereist dat een ieder zich onthoudt van misbruik van kennis en mogelijkheden die de functie bij Rabobank biedt.”

“(…) Als medewerker van een lokale bank heb jij een belangrijke rol om het vertrouwen dat de klanten in ons stellen te behouden. Enerzijds door op een bepaalde manier te handelen in de contacten met de klant. Anderzijds door persoonlijk de (beleids)regels in acht te nemen. Zorgvuldigheid en integriteit zijn hierbij twee sleutelwoorden.(…)
1. Omgaan met vertrouwelijke en koersgevoelige informatie (…)
Als medewerker van een lokale bank neem je de volgende regels in acht als het gaat om het omgaan met vertrouwelijke informatie en koersgevoelige informatie:
* je gaat zorgvuldig om met vertrouwelijke informatie en koersgevoelige informatie;
* je deelt of bespreekt deze informatie uitsluitend met collega’s die deze informatie nodig hebben voor hun werkzaamheden en let daarbij ook op de omgeving waarin je deze informatie met je collega’s bespreekt;
* je gebruikt deze informatie alleen voor het doel waarvoor deze informatie beschikbaar is gesteld;
Geen (schijn van) vermenging van belangen
Je betrekt in je werkzaamheden geen privé-belangen. Ook de schijn van vermenging van belangen voorkom je te allen tijde. (…)”

Op 9 juni 2015 heeft de vriendin van de ex van werkneemsters een e-mail gestuurd aan Rabobank, waarin zij werkneemster beschuldigd van privacy-schending. Werkneemster zou haar NAW gegevens uit het Rabobank systeem hebben gehaald. Naar aanleiding van deze e-mail, heeft Rabobank een onderzoek ingesteld. In het kader van dat onderzoek heeft op 3 juli 2015 een gesprek plaatsgevonden met werkneemster. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat verzoekster via Siebel (klantsysteem van Rabobank) klantgegevens van de vriendin van haar ex heeft ingezien en een BKR-toets heeft uitgevoerd. Werkneemster heeft toegegeven dat zij een BKR-toets heeft uitgevoerd en in Siebel de NAW gegevens van de vriendin van haar ex heeft gecheckt, maar zij stelt dat zij deze gegevens al via haar dochter kende (stonden op een openstaande nota). Naar aanleiding van het gesprek is werkneemster per direct geschorst en heeft Rabobank een vervolgonderzoek ingesteld.

Uit het vervolgonderzoek heeft Rabobank geconcludeerd dat werkneemster de NAW gegevens van de vriendin van haar ex kende via haar dochter (openstaande nota). Daarom wordt de klacht ongegrond verklaard.
Desalniettemin heeft werkneemster de gedragscode en de Regeling werkersintegriteit Lokale Banken overschreden. Hierom is werkneemster per brief van 23 juli 2015 op staande voet ontslagen.

Ontslag op staande voet
Verzoek werkneemster
Naar aanleiding van het ontslag op staande voet, heeft werkneemster de kantonrechter
i. primair verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen.
Werkneemster is van mening dat er geen sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Volgens haar heeft Rabobank nagelaten aan te geven welke interne regeling en gedragscode zij zou hebben overtreden en daarnaast is nimmer gezegd dat overtreding zou leiden tot een ontslag op staande voet.
Verder is van belang dat al zou werkneemster enig verwijt gemaakt kunnen worden van haar handelen, ontslag op staande voet een te zware sanctie is. Een minder zware sanctie zoals een waarschuwing of een schorsing had meer op zijn plek geweest. Werkneemster is namelijk al 31 jaar in dienst van Rabobank, heeft altijd goed gefunctioneerd, is kostwinnaar en heeft de zorg voor haar moeder en drie kinderen.
Daarnaast is van belang dat werkneemster onder grote psychische spanning stond in verband met de dreigementen van haar ex en haar ex onlangs bij een collega van werkneemster had geïnformeerd op welk nabestaandenpensioen hij zou kunnen rekenen als zij dood zou zijn. Werkneemster verkeerde daarom in doodsangsten.
Tot slot is van belang dat werkneemster reeds op de hoogte was van het adres van de vriendin van haar ex en zij de BKR-gegevens alleen had geraadpleegd, omdat zij bang was dat de man en zijn huidige vriendin uit waren op haar dood.

ii. subsidiair heeft werkneemster verzocht om ten laste van Rabobank een billijke vergoeding toe te kennen en heeft werkneemster een loonvordering ingediend.

Verweer Rabobank
Rabobank stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Integriteit is in de bancaire wereld van groot belang. Van medewerkers mag onkreukbaarheid en betrouwbaarheid in dat opzicht worden verwacht. Nu werkneemster tot tweemaal toe, zonder functionele noodzaak, gegevens van een derde heeft geraadpleegd, heeft zij in strijd gehandeld met deze integriteitseis en heeft zij de Gedragscode Integriteit Rabobank en de Regeling Medewerkersintegriteit overtreden. Het geven van enkel een waarschuwing zou Rabobank niet kunnen ‘verkopen’ aan haar klanten en toezichthouders (AFM en DNB). Rabobank wil met het ontslag op staande voet een statement maken naar alle medewerkers.

Ontbindingsverzoek
Voorwaardelijk verzoek van Rabobank
Zoals voornoemd heeft Rabobank verweer gevoerd tegen het verzoek van werkneemster. Daarnaast heeft Rabobank ook een zelfstandig verzoek ingediend, namelijk een verzoek tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor het geval het ontslag op staande voet geen stand houdt en de arbeidsovereenkomst van werkneemster niet zou zijn geëindigd, zonder toekenning van een transitievergoeding (in verband met verwijtbaar handelen door werkneemster). Zie hierover later meer.

Ontslag op staande voet
Beoordeling kantonrechter
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW kan Rabobank de arbeidsovereenkomst van werkneemster onverwijld opzeggen, op grond van een dringende reden. Onder een dringende reden kan worden verstaan: zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (7:678 lid 1 BW).
Over de beoordeling van de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet overweegt de kantonrechter het volgende:
“Bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet dient de kantonrechter alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking te nemen. Zij moet hierbij de aard en ernst van de aangevoerde dringende reden afwegen tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Relevant daarbij zijn aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer zijn werk heeft vervuld en ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Ook indien de gevolgen van een ontslag op staande voet ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen aard en ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was (vgl. HR 20 april 2012, JAR 2012, 135 en de conclusie van de A-G Langemeijer bij HR 23 januari 2015, RvdW 2015, 206). De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden, de onverwijldheid van de opzegging en de gelijktijdige mededeling liggen in dit geval bij de werkgever (zie HR 24 oktober 1986, NJ 1987, 126).”
De kantonrechter is van oordeel dat van een medewerker van een bankinstelling mag worden verwacht dat zij op integere wijze omgaat met onder de bank berustende persoonlijke en/of vertrouwelijke gegevens van klanten en deze gegevens niet zonder functionele noodzaak inziet. Vaststaat dat werkneemster dit wel heeft gedaan.

Vervolgens dient de kantonrechter de vraag te beantwoorden of dit handelen van werkneemster – in de gegeven omstandigheden – een ontslag op staande voet rechtvaardigt.
Deze vraag heeft de kantonrechter – gelet op de persoonlijke omstandigheden van werkneemster- ontkennend beantwoord. De volgende redenen zijn van belang:
i. Er is sprake van een dienstverband met een aanzienlijke duur, 31 jaar;
ii. Verzoekster heeft altijd naar behoren gefunctioneerd;
iii. Verzoekster wordt als alleenstaande moeder met drie kinderen door het ontslag op staande voet ernstig geraakt, omdat zij het inkomen verliest waarmee zij in het levensonderhoud moet voorzien; en
vi. Verzoekster stond onder grote psychische spanning toen zij het systeem inzag en Rabobank was hiervan op de hoogte.

De kantonrechter vernietigt het ontslag op staande voet, maar plaatst wel een grote waarschuwing voor werkneemster, namelijk dat haar handelen een kwestie is van ‘eens, maar nooit meer!’.

Nu het ontslag op staande voet is vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en moet de kantonrechter het ontbindingsverzoek van Rabobank toetsen.

Ontbindingsverzoek
Verzoek Rabobank
Zoals voornoemd heeft Rabobank ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. De grondslag voor dit verzoek is gelegen in het feit dat werkneemster misbruik heeft gemaakt van haar kennis en mogelijkheden die haar functie bij Rabobank haar bood. Werkneemster heeft onder de bank berustende informatie over een derde ingezien en een BKR-toets uitgevoerd, zonder dat daarvoor een functionele noodzaak was. Door dit handelen van werkneemster is Rabobank het vertrouwen in haar volledig kwijtgeraakt. Herplaatsing binnen Rabobank is dan ook niet mogelijk.

Verweer werkneemster
Werkneemster is van mening dat Rabobank ten onrechte stelt dat zij het vertrouwen in haar kwijt is. Werkneemster heeft een onbesproken dienstverband van 31 jaar. Verder heeft zij geen enkele -voor haar bekende- norm overschreden. En als dit wel het geval zou zijn geweest, dan had Rabobank de kwestie met een waarschuwing of schorsing af kunnen doen. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst is een te zware sanctie.
Tot slot -voor het geval de arbeidsovereenkomst wel wordt ontbonden- dan verzoekt werkneemster toekenning van de transitievergoeding.

Beoordeling kantonrechter
De kantonrechter deelt de mening van werkneemster. Net als bij de toetsing van het ontslag op staande voet, is de kantonrechter van oordeel dat (onmiddellijke) beëindiging van het dienstverband in de concrete omstandigheden van het geval een te zware sanctie is voor het handelen van werkneemster. Werkneemster heeft weliswaar verwijtbaar gehandeld door zonder functionele noodzaak klantgegevens in te zien en een BKR-toetsing te doen, maar gelet op haar lange onberispelijke dienstverband en de overige omstandigheden van het geval, rechtvaardigt dit niet dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden.

Conclusie
Uit deze uitspraak valt af te leiden dat een werkgever alvorens hij overgaat tot het geven van een ontslag op staande voet, goed moet nagaan of zo een ontslag – gelet op alle omstandigheden van het geval – redelijk is. Van groot belang daarbij is de duur van het dienstverband, het functioneren van een werknemer en zijn/haar persoonlijke omstandigheden die wellicht geleid hebben tot het verwijtbare handelen.

Bron: Rechtbank Noord-Nederland, 15 september 2015 (ECLI:RBNNE:2015:4342).