Auteursrechtelijke bescherming

Wanneer kan een werk worden aangemerkt als een auteursrechtelijk beschermd werk?

Voor auteursrechtelijke bescherming is nodig dat het werk (voortbrengsel) een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De eis dat het voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter moet bezitten houdt, kort gezegd, in dat de vorm niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk.

De eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker moet dragen betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest.

Daarbuiten valt in ieder geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard dan ook valt aan te wijzen, alsmede datgene wat technisch/functioneel is bepaald (zie o.a. HR 30 mei 20018, Endstra-tapes, LJN BC2153, NJ 2008/556). Het HvJEU heeft de maatstaf aldus geformuleerd dat het moet gaan om “een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk”. Voorts is van belang dat het zo kan zijn dat elementen die afzonderlijk beschouwd geen auteursrechtelijk te beschermen schepping van de auteur vormen, door de keuze, schikking en combinatie daarvan gezamenlijk wel als ‘werk’ kwalificeren (HvJEU 16 juli 2009, nr. C-5/08, LJN BJ3749, NJ 2011/288 (Infopaq I).

Wanneer is sprake van inbreuk op een auteursrechtelijk beschermd werk?

Krachtens vaste jurisprudentie komt het aan op de totaalindruk en meer in het bijzonder op de vraag in welke mate de totaalindrukken van het beweerdelijk inbreuk makende werk en het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk overeenstemmen. Daarbij zijn de auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van laatstbedoeld werk bepalend, met dien verstande dat bij de vergelijking van de totaalindrukken ook onbeschermde elementen in aanmerking dienen te worden genomen, althans voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de werktoets beantwoordt (zie o.a.: de Stokke-arresten van de Hoge Raad van 22 februari en 12 april 2013, NJ 2013, 501, 502 en 503).