Misbruik van bevoegdheid faillissementsaanvraag

Misbruik van bevoegdheid faillissementsaanvraag

Een faillissementsprocedure leent zich niet voor een uitgebreid onderzoek naar de feiten en voor een uitgebreide bewijslevering, maar betreft slechts een beperkte toetsing van de situatie ex nunc. Daarbij is mede van belang de mate waarin de verzoeker van het faillissement zijn/haar vordering heeft onderbouwd door overlegging van stukken en de mate waarin de vordering van de faillissementsaanvrager wordt betwist door de schuldenaar.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 7 oktober 1983 (NJ 1984/74) geoordeeld dat misbruik van bevoegdheid een grond kan opleveren voor de afwijzing van een faillissementsaanvraag. Bij misbruik van bevoegdheid ligt het accent op het bepalen van de grenzen van de betrokken bevoegdheid. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen andere doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval de bevoegde, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang van de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.

Uit een uitspraak van de Hoge Raad van 10 november 2000 (NJ 2001/249) kan worden opgemaakt dat er sprake is van misbruik van de bevoegdheid om het faillissement van de schuldenaar aan te vragen wanneer voor de aanvrager geen enkel positief gevolg te verwachten is van het faillissement. Dienaangaande overweegt de Hoge Raad onder meer dat de Faillissementswet ervan uitgaat dat het de curator is die een onderzoek instelt naar de aanwezigheid van een vermogen van de schuldenaar of naar de verwachting dat binnen afzienbare tijd zulk een vermogen aanwezig zal zijn. In beginsel zal het eerst na kennisneming van de uitkomsten van dit onderzoek, dat moet geschieden met een grondigheid waarvoor de snelle en summiere behandeling van een verzoek tot faillietverklaring doorgaans niet de gelegenheid biedt, aan de rechter vrijstaan een zodanig verzoek af te wijzen op de grond dat verzoeker, nu voor hem geen positief gevolg is te verwachten van een faillissement van de schuldenaar, misbruik maakt van zijn bevoegdheid dit faillissement aan te vragen. (bron: www.rechtspraak.nl)