Oneerlijke handelspraktijken

Hebt u omtrent oneerlijke handelspraktijken of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een advocaat aan de telefoon. Bel ons op ons centrale telefoonnummer 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Afdeling 3A van Boek 6, titel 3 van het BW tot implementatie van de Europese richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (hierna: ‘de Richtlijn’).

Artikel 6:193b BW bepaalt dat een handelaar onrechtmatig jegens een consument handelt indien hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is.

Blijkens het derde lid van dit artikel is een handelspraktijk in het bijzonder oneerlijk indien een handelaar een misleidende handelspraktijk verricht als bedoeld in de artikelen 6:193c tot en met 193g BW.

Blijkens artikel 6:193c, eerste lid en onder d, BW is een handelspraktijk misleidend indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddeld consument misleidt of kan misleiden, zoals ten aanzien van de prijs of de wijze waarop deze wordt berekend.

Op grond van artikel 6:193d BW is een handelspraktijk bovendien misleidend indien sprake is van een misleidende omissie, waaronder iedere handelspraktijk wordt verstaan waarbij essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, wordt weggelaten dan wel op onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige wijze, dan wel laat, wordt verstrekt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.

Artikel 6:193e BW bepaalt dat in het geval van een uitnodiging tot aankoop, voor zover deze niet reeds uit de context blijkt, als essentiële informatie in vorenbedoelde zin heeft te gelden de prijs, inclusief belastingen, of, als het om een product gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend. Van een uitnodiging tot aankoop is blijkens artikel 193a, eerste lid onder g, BW sprake ingeval van een commerciële boodschap die de kenmerken en de prijs van het product op een aan het gebruikte medium aangepaste wijze vermeldt en de consument aldus in staat stelt een aankoop te doen.

Blijkens het arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 2011, C-122/10, IER 2011, 49 (Sving Sveridge) moet de uitdrukking ‘de consument aldus in staat stelt een aankoop te doen’ in de Richtlijn – en derhalve ook in artikel 6:193a, eerste lid onder g, BW – aldus worden uitgelegd dat er sprake is van een uitnodiging tot aankoop wanneer de informatie inzake een geadverteerd product en de prijs ervan voor de consument volstaat om een besluit over een aankoop te nemen zonder dat de commerciële boodschap een daadwerkelijke mogelijkheid tot aankoop van het product hoeft te bieden of zonder dat toegang tot een dergelijke mogelijkheid behoeft te bestaan. Voorts is in dit arrest bepaald dat aan de voorwaarde van aanduiding van de prijs van het product kan zijn voldaan indien de commerciële boodschap een ‘vanaf prijs’ vermeldt, dat wil zeggen een laagste prijs waartegen het geadverteerde product kan worden gekocht.