Opzegging VOF in strijd met eisen van redelijkheid en billijkheid

Hebt u met betrekking tot een vennootschap onder firma (v.o.f.) en/of de opzegging daarvan (het opzeggen van een vof contract) vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

In de zaak die hier aan de orde is, oordeelt de rechtbank dat de opzegging van de vennootschap onder firma in strijd was met eisen van redelijkheid en billijkheid omdat de door [gedaagde] genoemde redenen voor opzegging geen stand kunnen houden. Dit leidt tot het oordeel dat de opzegging door [gedaagde] in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Daarmee is de opzegging naar het oordeel van de rechtbank tevens onrechtmatig jegens [eiser], zodat de door [eiser] als gevolg daarvan geleden schade in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt.

Uitspraak

PROCESGANG

Eerder is in deze zaak een tussenvonnis gewezen, dat op 24 januari 2001 is uitgesproken.
Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een tweetal comparities van partijen gehouden.
Vervolgens hebben partijen nog de volgende processtukken gewisseld:
– een conclusie van repliek tevens akte houdende wijziging van eis in conventie en van antwoord in reconventie van de zijde van [eiser];
– een conclusie van dupliek in conventie en conclusie van repliek in reconventie van de zijde van [gedaagde];
– een conclusie van dupliek in reconventie van de zijde van [eiser].
Ten slotte is door partijen verzocht op het griffiedossier vonnis te wijzen.

CONCLUSIES VAN PARTIJEN

In conventie
De vordering van [eiser], zoals gewijzigd, strekt er toe dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. primair: voor recht zal verklaren dat de opzegging van [gedaagde] d.d. 17 juli 2000 waarbij hij [eiser] meedeelde de v.o.f. op te zeggen nietig is;
subsidiair: genoemde opzegging van [gedaagde] bij vonnis zal vernietigen;
2. [gedaagde] zal veroordelen tot vergoeding van schade ex aequo et bono vast te stellen;
3. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van de procedure.

Hiertegen is door [gedaagde] verweer gevoerd met conclusie [eiser] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, althans zijn vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.

In reconventie
De vordering van [gedaagde] strekt er toe dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat, [eiser] zal veroordelen om aan [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen al die bedragen die door [gedaagde] op grond van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid als voormalig vennoot van de vennootschap onder firma aan crediteuren van die vennootschap onder firma zijn of nog zullen worden voldaan, voorzover de som van de bedragen 50% van de totale schulden van de vennootschap onder firma aan derden zal overstijgen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
Daartegen is door [eiser] verweer gevoerd met conclusie [gedaagde] in diens vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze te ontzeggen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.

MOTIVERING

In conventie en reconventie
1 Vaststaande feiten
1.1 Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist – mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden – het volgende vast.
1.2 [eiser] en [gedaagde] zijn werkzaam geweest bij de inmiddels gefailleerde SCN B.V. Zij hebben samen een nieuw bedrijf opgericht, de vennootschap onder firma [vennootschap onder firma]. Het bedrijf is op [datum inschrijving] 2000 in het handelsregister ingeschreven.
1.3 Op 17 juli 2000 heeft [gedaagde] [eiser] meegedeeld dat hij de vennootschap “opzei”. [eiser] heeft in dezelfde week een functie elders aanvaard. [gedaagde] heeft zich in het handelsregister laten uitschrijven als vennoot.
1.4 [eiser] treedt op als vereffenaar van de vennootschap onder firma.
1.5 De baten en lasten van de vennootschap onder firma zullen bij helfte door [eiser] en [gedaagde] worden gedragen.
1.6 Naar aanleiding van de eerste comparitie van partijen heeft Administratiekantoor Nagele een opstelling gemaakt van de financiële positie van de vennootschap onder firma, die het Administratiekantoor bij brief 20 juli 2001 aan [eiser] heeft doen toekomen en door [eiser] in het geding is gebracht.
1.7 Na de tweede comparitie heeft [gedaagde] een ander boekhoudkundig overzicht laten opstellen, dat door [eiser] bij zijn conclusie van repliek tevens akte houdende wijziging van eis in conventie en van antwoord in reconventie in het geding is gebracht.
2 Standpunten van partijen
In conventie
2.1 [eiser] voert aan dat de eenzijdige opzegging door [gedaagde] in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, waardoor hij schade heeft geleden wegens onbetaalde facturen, gederfde winst en door hem als vereffenaar gemaakte kosten. De schade is niet eenvoudig exact vast te stellen, maar bedraagt volgens [eiser] ten minste € 20.420,10, vermeerderd met de verschuldigde rente.
[eiser] heeft verder het door [gedaagde] overgelegde boekhoudkundig overzicht gemotiveerd betwist.
2.2 [gedaagde] betoogt dat hij de vennootschap heeft opgezegd, omdat [eiser] hem onjuist omtrent de administratie had geïnformeerd en omdat hij er moeite mee had dat de vennootschap werkzaamheden zou factureren van de failliete SCN B.V. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] de opzegging onmiddellijk geaccepteerd, zodat in feite sprake is van een beëindigingsovereenkomst, waarna [eiser] het bedrijf vervolgens voor eigen rekening en risico heeft voortgezet. Van een nietige opzegging is dan ook geen sprake, aldus [gedaagde].
[gedaagde] kan niet instemmen met het door administratiekantoor Nagele opgestelde overzicht en heeft op diverse onderdelen daarvan bezwaren kenbaar gemaakt. [gedaagde] voert verder aan dat als uitgangspunt voor de financiële afwikkeling van de vennootschap niet alleen de schulden, maar ook de baten van de vennootschap bij helfte tussen partijen dienen te worden verdeeld. In dit verband stelt [gedaagde] zich ten slotte op het standpunt dat [eiser] als vereffenaar is tekortgeschoten, doordat hij onder meer de administratie van de vennootschap onder firma niet correct heeft afgewerkt.
In reconventie
2.3 [gedaagde] voert aan dat hij reeds een bedrag ter betaling van crediteuren heeft voldaan, op grond waarvan hij, indien hij al voor meer dan de helft aan de schulden heeft bijgedragen, het te veel betaalde van [eiser] wenst terug te ontvangen.
2.4 [eiser] stelt zich op het standpunt dat de handelwijze van [gedaagde] de vennootschap in een precaire positie heeft gebracht die slechts schulden heeft opgeleverd, zodat [gedaagde] geen enkel bedrag aan compensatie toekomt.
3 Beoordeling van het geschil
In conventie en reconventie
3.1 De rechtbank zal eerst ingaan op de stelling van [eiser] dat de opzegging door [gedaagde] in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, waarbij tevens de daartegen aangevoerde verweren van [gedaagde] aan de orde zullen komen.
Aan [eiser] kan worden toegegeven dat de wijze van opzeggen door [gedaagde], namelijk onverwachts, per direct en vrij snel na aanvang van de samenwerking, niet lijkt te voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Niettemin kan onder omstandigheden een opzegging per direct gerechtvaardigd zijn.
3.2 [gedaagde] heeft zich in dit verband beroepen op twee onderling te onderscheiden redenen voor opzegging van de overeenkomst. Omtrent het eerste argument, dat hij op 15 juli 2000 de administratie van het bedrijf heeft onderzocht waarin hij facturen met hogere bedragen heeft aangetroffen dan hem door [eiser] was voorgehouden, heeft [gedaagde] evenwel te weinig gesteld ter onderbouwing van zijn standpunt. Uit niets blijkt op grond waarvan [gedaagde] kon oordelen dat er te hoge facturen waren en waaraan hij dit oordeel heeft gerelateerd. Aan dit deel van zijn betoog zal dan ook worden voorbijgegaan.
Het tweede argument, namelijk dat hij er moeite mee had dat [vennootschap onder firma] werkzaamheden zou factureren van de failliete SCN B.V., kan evenmin slagen, aangezien [gedaagde] blijkens zijn conclusie van antwoord van deze gang van zaken al vóór zijn deelname aan [vennootschap onder firma] op de hoogte was.
Nu de door [gedaagde] genoemde redenen voor opzegging geen stand kunnen houden, leidt dit tot het oordeel dat de opzegging door [gedaagde] in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. Het betoog van [gedaagde] dat sprake is van een beëindigingsovereenkomst, omdat [eiser] de opzegging zou hebben geaccepteerd, wordt niet gestaafd door de stukken en de verklaringen van partijen zoals neergelegd in het proces-verbaal van de eerste comparitie. De enkele omstandigheid dat [eiser] niet heeft gepoogd om [gedaagde] te bewegen op zijn besluit terug te komen, maakt van een eenzijdige opzegging nog geen beëindigingsovereenkomst. Dit betoog van [gedaagde] kan dan ook niet slagen.
3.3 [eiser] heeft de rechtbank gevraagd voor recht te verklaren dat de opzegging door [gedaagde] nietig is. De rechtbank gaat er evenwel van uit dat [eiser] daar geen belang meer bij heeft. Nietigheid van de opzegging leidt immers tot voortzetting van de vennootschap, terwijl uit de eigen stellingen van [eiser] blijkt dat hij inmiddels niet meer voor voortzetting van de vennootschap opteert. Daarmee is duidelijk dat beide partijen de ontbinding van de vennootschap wensen en geen voortzetting daarvan. Dit leidt er toe dat de door [gedaagde] ingenomen stelling dat [eiser] zelf de vennootschap heeft willen voortzetten evenmin bespreking meer behoeft.
3.4 Bij ontbinding van de vennootschap dient de vennootschap te worden vereffend. Dit betekent – althans theoretisch – dat de lopende zaken worden afgewikkeld, openstaande schulden worden voldaan, vorderingen worden geïnd en activa te gelde worden gemaakt, waarna de boedel kan worden verdeeld. De rechtbank stemt dan ook in met het standpunt van [gedaagde] dat bij de vereffening van de vennootschap niet alleen de schulden, maar ook de baten van de vennootschap dienen te worden betrokken.
Beide partijen noemen 1 september 2000 als einddatum van de activiteiten van de vennootschap onder firma, zodat, nu uit de stukken niet anders blijkt, bij de opstelling van de balans en bij de verdeling van de waarde van de gemeenschap van die datum zal worden uitgegaan.
3.5 [gedaagde] stelt dat [eiser] als vereffenaar is tekortgeschoten, doordat hij geen vorderingen op debiteuren van de vennootschap heeft geïnd, de door crediteuren in rekening gebrachte btw van de belastingdienst niet heeft teruggevorderd en evenmin de administratie heeft afgewerkt door onder meer aangifte te doen terzake omzetbelasting, loonbelasting en sociale premies.
3.6 [eiser] heeft in dit verband gesteld dat de debiteuren van de vennootschap als dermate dubieus moeten worden aangemerkt dat incasso niet of nauwelijks zinvol is. Dit standpunt wordt evenwel gelogenstraft door de stelling van [eiser] dat hij de incassoprocedure ten aanzien van debiteur [X] alsnog in gang wil zetten indien [gedaagde] aan zijn financiële verplichtingen zou voldoen. Dit duidt er op dat incasso van in ieder geval debiteur [X] nog wel degelijk zinvol kan zijn; zonder bijkomende argumenten valt niet in te zien waarom dat niet ook voor andere debiteuren zou kunnen gelden.
Door [eiser] is verder niet bestreden dat hij de door crediteuren in rekening gebrachte btw niet heeft teruggevorderd, zodat ervan moet worden uitgegaan dat nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden.
[eiser] bestrijdt evenmin dat geen aangifte terzake onder meer omzetbelasting, loonbelasting en sociale premies is gedaan. Het argument van [eiser] dat het doen van de aangifte omzetbelasting niet erg relevant zou zijn geweest wegens het nagenoeg ontbreken van omzet gedurende de korte periode dat de vennootschap heeft bestaan, overtuigt niet. Blijkens het door [eiser] overgelegde overzicht van administratiekantoor Nagele staat nog een bedrag van ƒ 54.660,– aan debiteuren uit, dat, zoals zojuist overwogen, mogelijk nog kan worden geïncasseerd. Ook bij een dergelijke omzet dienen eventuele schulden aan de belastingdienst te worden vereffend en eventuele vorderingen te worden geïnd.
3.7 De rechtbank is zich er van bewust dat in dit geval vereffening van de vennootschap noodzakelijk is geworden doordat [gedaagde] in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft opgezegd. Hoewel, gelet daarop, het op zichzelf in de rede lijkt te liggen om aan [eiser] als vereffenaar minder hoge zorgvuldigheidseisen te stellen, ziet de rechtbank in dit geval daarvoor evenwel geen aanleiding. Tussen partijen is immers niet in geschil dat [eiser] reeds vóór de opzegging door [gedaagde] als administrerend vennoot functioneerde en in die hoedanigheid al belast was met onder meer inning van vorderingen van debiteuren en aangiftes terzake omzetbelasting, loonbelasting en sociale premies. [eiser] behoefde als vereffenaar derhalve geen andere werkzaamheden te verrichten. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat [eiser] als vereffenaar is tekortgeschoten wanneer hij geen vorderingen van debiteuren heeft geïnd en wanneer hij geen aangiftes, zoals hiervoor gemeld, heeft gedaan. De gevolgen die aan dit tekortschieten zullen worden verbonden, komen hierna bij de bespreking van de afzonderlijke posten aan de orde.
3.8 Een en ander leidt tot de constatering dat nog geen gehele vereffening van de vennootschap heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat de gemeenschap op dit moment (nog) niet kan worden verdeeld. Om tot vereffening van de gemeenschap te komen, zal de rechtbank een register-accountant als deskundige benoemen, teneinde een eindbalans op te stellen.
Voorzover partijen hierover van mening verschillen, zal de rechtbank hierna weergeven welke posten de deskundige bij het opstellen van de balans in aanmerking kan nemen. De waardebepaling van de verschillende balansonderdelen is vervolgens aan de deskundige.
debiteuren
3.9 Het is aan de deskundige om op basis van de door hem aangetroffen administratie en gebruikmakend van zijn deskundigheid in te schatten en vervolgens weer te geven welke vorderingen op debiteuren nog geïnd kunnen worden. Voorzover deze vorderingen alsnog zullen worden geïnd, komen de kosten daarvan ten laste van de gemeenschap.
Indien mocht blijken dat de nog uitstaande vorderingen op debiteuren niet meer (geheel) kunnen worden geïnd, is het volgende van belang. Wanneer uit de administratie volgt dat [eiser] als vereffenaar de debiteuren heeft gesommeerd hun vorderingen te voldoen en hij hen ingebreke heeft gesteld, komen de oninbare vorderingen voor rekening van de gemeenschap. Onder de omstandigheden zoals in de in geding gebrachte stukken uiteengezet, heeft [eiser] daarmee aan zijn taak als vereffenaar voldaan. Van [eiser] kon in dit geval niet worden verwacht dat hij tot daadwerkelijke incasso overging, nu hij daarvan zelf de kosten moest dragen en, gezien het geschil met [gedaagde], niet duidelijk was of deze zijn deel daarin zou bijdragen.
Indien uit de administratie niet blijkt dat [eiser] de nog openstaande debiteuren heeft gesommeerd en ingebreke heeft gesteld, dan geldt de post van openstaande debiteuren als vordering van de gemeenschap op [eiser] die in dat geval als vereffenaar is tekortgeschoten doordat hij onvoldoende pogingen in het werk heeft gesteld om betaling te verkrijgen.
btw
3.10 Voorzover de door crediteuren in rekening gebrachte btw thans alsnog kan worden teruggevorderd van de fiscus, geldt deze post als een vordering op de fiscus. De kosten van invordering van de btw komen ten laste van de gemeenschap.
Voorzover terugvordering door tijdsverloop niet meer kan plaatsvinden, is dit een post die ten laste komt van [eiser], op wie als vereffenaar de taak rustte om genoemde btw terug te vorderen. De post moet dan worden aangemerkt als vordering van de gemeenschap op [eiser].
inboedel
3.11 Uit de stukken blijkt dat [eiser] de telefooninstallatie Kite en de Lyreco inventaris in zijn bezit heeft. Dit brengt mee dat de gemeenschap een vordering op [eiser] heeft ter waarde van deze goederen op 1 september 2000, de door partijen genoemde einddatum van de activiteiten van de vennootschap onder firma.
3.12 [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hij Bergmangereedschap of door Rapid geleverde gereedschappen onder zich heeft gehouden. [eiser] heeft dit in zijn conclusie van dupliek in reconventie, waarin hij uitdrukkelijk stelt ook op het gestelde in conventie te reageren, niet meer weersproken, zodat er van moet worden uitgegaan dat deze gereedschappen tot de inboedel van de gemeenschap behoren.
kosten rechtsbijstand
3.13 Aangaande de kosten van rechtsbijstand geldt het volgende. Voorzover incassokosten dan wel kosten voor rechtsbijstand worden gemaakt om debiteuren van de vennootschap tot betaling te manen of om vorderingen van crediteuren van de vennootschap te betwisten, komen deze kosten ten laste van de gemeenschap. Dit geldt ook voor de door crediteuren in rekening gebrachte incassokosten. De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn betoog dat [eiser] er zorg voor had moeten dragen dat deze incassokosten niet verschuldigd zouden zijn, nu de moeilijke situatie waarin de vennootschap is komen te verkeren, is veroorzaakt door de onrechtmatige opzegging van [gedaagde].
Dit is anders als het gaat om de kosten van het juridisch geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de verdeling van de gemeenschap. Behoudens een proceskostenveroordeling, dragen partijen dan ieder de eigen proceskosten. Deze kosten van rechtsbijstand komen niet ten laste van de gemeenschap. Dit deel van het betoog van [gedaagde] is gegrond.
huur
3.14 [eiser] heeft gesteld dat de scheidingswanden in het gehuurde pand zijn blijven staan ter compensatie van nog verschuldigde huur en bijkomende kosten. Met [gedaagde] kan worden ingestemd dat in dat geval de huur niet meer als schuld van de gemeenschap kan worden opgevoerd.
crediteuren
3.15 [gedaagde] heeft onvoldoende gesteld ter onderbouwing van zijn standpunt dat de vordering van Hilti volledig zou zijn gecrediteerd en dat de schuld aan Bergman alleen voor rekening van [eiser] zou dienen te komen. Nu [gedaagde] op dit punt niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, dient hieraan voorbij te worden gegaan.
Het standpunt van [eiser] dat de kosten voor schietnagels wel degelijk zijn gemaakt, is door [gedaagde] in tweede instantie niet meer betwist, zodat van de juistheid van deze kostenpost zal worden uitgegaan.
3.16 Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] de vorderingen van Bergman inclusief incassokosten, Finish Profiles B.V., Kite inclusief incassokosten, Nuon inclusief incassokosten en Administratiekantoor Nagele heeft betaald. Door [gedaagde] is verder niet bestreden dat [eiser] een bedrag van ƒ 2.208,51 aan het GAK en een bedrag van ƒ 5.837,55 inzake Dactylo en PTT Telecom heeft voldaan, zodat dit tussen partijen vast staat.
[eiser] heeft op zijn beurt niet betwist dat [gedaagde] de vorderingen van Profiel 2000 en Joshua van in totaal ƒ 13.203,58 heeft betaald en dat [gedaagde] tevens een bedrag van ƒ 25.000,– op de bankrekening van de vennootschap heeft gestort ter aflossing van de schulden van de vennootschap.
Voorzover er tussen partijen nog gedebatteerd mocht worden over overige bedragen die door partijen ter aflossing van de schulden of anderszins aan de vennootschap zijn betaald, zal aan de deskundige worden gevraagd zich aan de hand van de door hem aangetroffen administratie over de juistheid daarvan uit te laten.
overige posten
3.17 Voorzover een van partijen geld uit de gemeenschap voor zichzelf heeft opgenomen, dient het desbetreffende bedrag door hen te worden teruggestort. In dit kader is relevant dat [eiser] niet heeft bestreden dat hij een bedrag van ƒ 6.250,– voor zichzelf heeft opgenomen.
3.18 Tot zover wat de verdeling van de gemeenschap betreft.
Naast de verdeling van de gemeenschap heeft [eiser] in deze procedure schadevergoeding gevorderd. De rechtbank verstaat dit aldus dat [eiser] van mening is dat [gedaagde] jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door de vennootschap in strijd met de redelijkheid en billijkheid op te zeggen, op grond waarvan hij de door hem als gevolg daarvan geleden schade vergoed wenst te zien.
Hiervoor is reeds overwogen dat de opzegging door [gedaagde] in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Daarmee is de opzegging naar het oordeel van de rechtbank tevens onrechtmatig jegens [eiser], zodat de door [eiser] als gevolg daarvan geleden schade in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt.
3.19 [eiser] noemt als schadepost de kosten die hij als vereffenaar heeft moeten maken, in welk verband hij stelt dat de kosten inmiddels zijn opgelopen tot € 3.250,–.
De rechtbank overweegt dat kosten van vereffening in beginsel voor rekening van de gemeenschap zijn. In aanmerking genomen dat in dit geval vereffening van de gemeenschap vanwege de onrechtmatige opzegging van [gedaagde] noodzakelijk is, ziet de rechtbank evenwel aanleiding om de kosten van vereffening ten laste van [gedaagde] te doen komen.
Nu uit de stukken niet duidelijk wordt om welke kosten het gaat, zal dit punt onderdeel uitmaken van het onderzoek van de deskundige. Voorzover daaruit blijkt dat [eiser] als vereffenaar kosten heeft gemaakt, komen deze ten laste van [gedaagde]. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat proceskosten in verband met deze procedure niet als kosten van vereffening kunnen worden aangemerkt.
3.20 [eiser] vordert verder als schadevergoeding de door hem gederfde winst. [eiser] heeft in dit verband uiteengezet dat de winstverwachting van de vennootschap over het eerste jaar begroot was op ƒ 236.750,–, van welk bedrag hij de helft als schadevergoeding door [gedaagde] vergoed wenst te zien.
De rechtbank stelt vast dat de genoemde winstprognose zich niet bij de stukken bevindt en dat uit die stukken evenmin blijkt waarop de winstprognose is gebaseerd. Verder blijft onduidelijk hoe deze prognose zich verhoudt tot de aanzienlijke investeringen die de vennootschap in het eerste jaar van haar bestaan heeft moeten maken, gelet ook op de eigen stellingen van [eiser] dat de te verdelen gemeenschap slechts schulden bevat. Gelet hierop, had het op de weg van [eiser] gelegen om nader te onderbouwen op grond waarvan het niettemin aannemelijk is dat in het eerste jaar van de vennootschap winst zou worden gemaakt. [eiser] heeft zijn stellingen echter niet nader onderbouwd en daarmee onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er in het eerste jaar van de vennootschap winst was te verwachten. Dit leidt er toe dat deze schadepost reeds hierom niet voor toewijzing in aanmerking komt.
3.21 Resumerend overweegt de rechtbank dat zij een register-accountant als deskundige zal benoemen om tot vereffening van de gemeenschap te komen. De rechtbank stelt zich voor dat aan de deskundige in ieder geval zal worden gevraagd een eindbalans op te stellen en een berekening te maken op grond waarvan verrekening tussen partijen plaats kan vinden, er van uitgaande dat de gemeenschap gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld. Tevens zal de deskundige worden gevraagd of (en zo ja, tot welke hoogte) de voorhanden zijnde gegevens blijk geven van door [eiser] gemaakte kosten in verband met vereffening van de vennootschap.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en over de aan deze deskundige voor het overige te stellen vragen.
3.22 De kosten van de deskundige zullen in afwachting van de eindbeslissing omtrent de proceskosten bij helfte door partijen worden gedeeld.
3.23 De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

BESLISSING

In conventie en reconventie
De zaak zal weer worden opgeroepen op de rolzitting van woensdag 2 juli 2003 voor uitlating bij akte door partijen over de persoon van de te benoemen deskundige en over de aan deze deskundige te stellen vragen, ambtshalve peremptoir.
De rechtbank bepaalt dat hoger beroep tegen dit tussenvonnis open staat.
Verder houdt de rechtbank iedere beslissing aan.