Boetebeding in koopovereenkomst

Partijen kunnen in een te sluiten koopovereenkomst een prikkel tot nakoming opnemen in de vorm van een boetebeding. Voor het geval dat een bepaalde prestatie niet binnen een bepaalde termijn wordt verricht, kunnen partijen overeenkomen dat de niet-presterende partij een boete verschuldigd is.

Geregeld ontstaat er een discussie over de verschuldigdheid van een contractuele boete, waarbij het vaak aankomt op de uitleg van de gesloten overeenkomst. Zo ook in de zaak waarin de Rechtbank Noord-Nederland op 8 januari 2014 uitspraak heeft gedaan (ECLI:NL:RBNNE:2014:122).

In deze zaak diende de rechtbank de vraag te beantwoorden of een boetebeding haar werking had behouden nadat partijen de oorspronkelijk overeengekomen leveringsdata van bouwkavels schriftelijk hadden gewijzigd. In die zaak hechtte de rechtbank er waarde aan, met de Haviltex-maatstaf in haar achterhoofd, dat er sprake was van twee professionele partijen en dat die partijen de afspraken omtrent het boetebeding gedetailleerd hadden vastgelegd. Om die reden achtte de rechtbank de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het boetebeding van doorslaggevende betekenis. Nu de bepalingen van het boetebeding niet waren gewijzigd met het wijzigen van de leveringsdata, had het boetebeding haar werking behouden en kon er aanspraak worden gemaakt op een (omvangrijke) boete wegens te laat presteren.