Ambtenarenrecht ǀ toerekenbaar plichtsverzuim

Hebt u omtrent ambtenarenrecht (ontslag, schorsing, disciplinaire straf) vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een ambtenarenrecht advocaat aan de telefoon. Bel ons op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

toerekenbaar plichtsverzuim

De vraag of het plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim is volgens vaste rechtspraak (CRvB 3 juni 2010, LJN BM8443) een vraag naar de juridische kwalificatie van het betrokken feitencomplex.

Voor de toerekenbaarheid is niet van doorslaggevende betekenis of het gedrag psychopathologisch verklaarbaar is. Ook een alcoholverslaving op zichzelf vormt niet een verontschuldigende factor bij de beoordeling van onder invloed daarvan gepleegd plichtsverzuim (ECLI:NL:CRvB:2000:ZB9097 en ECLI:NL:CRVB:2008:BG4964).

Bij de vraag of het plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim is volgens vaste rechtspraak (CRvB 25 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY1276) van belang of betrokkene de ontoelaatbaarheid van het verweten gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen.

Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ten aanzien van disciplinaire straffen, wordt als toetsingsmaatstaf gehanteerd dat de bestuursrechter in ambtenarenzaken, die moet beslissen over een besluit tot oplegging van een disciplinaire straf, dient vast te stellen of de betrokken ambtenaar zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim ter zake waarvan het bestuursorgaan hem de straf heeft opgelegd. De feiten moeten boven gerede twijfel zijn verheven. Voor de constatering van plichtsverzuim, dat tot disciplinaire bestraffing aanleiding kan geven, is noodzakelijk dat op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging moet zijn verkregen dat betrokkene zich aan de hem verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt.

Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat in het ambtenarentuchtrecht niet die strikte bewijsregels gelden die in het strafrecht van toepassing zijn. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot disciplinaire bestraffing aanleiding kan geven is wel noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. Zie in dit licht bijvoorbeeld de uitspraak van 18 april 2013 (te vinden op www.rechtspraak.nl, onder European Case Law Identifier: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7885).

Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de gedragingen (ernstig) plichtsverzuim opleveren dat de ambtenaar toe te rekenen valt en, zo ja, of de in dit geval opgelegde straf (bijvoorbeeld van onvoorwaardelijk ontslag) evenredig is te achten aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.

Ingeval van een disciplinaire sanctie toetst de bestuursrechter de oplegging vol, en niet terughoudend, op rechtmatigheid. Meer in het bijzonder dient de rechter te beoordelen of het bestuursorgaan bij het bepalen van de sanctie is gebleven binnen de grenzen van het evenredigheidsbeginsel (zie de uitspraak van de CRvB van 1 november 2001 (ECLI:NL:CRVB:2001:AD6321)).