Arbeidsongeval ǀ zzp-er

Hebt u omtrent een bedrijfsongeval, de aansprakelijkheid van werkgever of opdrachtgever en/of arbeidsrecht, vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Telefonisch contact gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Bel ons op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies van onze advocaat is altijd kosteloos.

Artikel 658 bepaalt:
1. De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
2. De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
3. Van de leden 1 en 2 en van hetgeen titel 3 van Boek 6, bepaalt over de aansprakelijkheid van de werkgever kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
4. Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op grond van de eerste zin van dit lid.

Dit bericht heeft betrekking lid 4 van genoemd artikel. In het bijzonder de vraag of een overeenkomst die er op neerkomt dat de ene zzp-er werkzaamheden verricht voor een andere zzp-er, wordt betrekken door art. 7:658 lid 4 BW.

In de parlementaire geschiedenis op deze bepaling (Kamerstukken II, 1997-1998, 25 263, nr. 14, p. 6) staat:
“De aansprakelijkheid van de inlener is wenselijk omdat de vrijheid van degene die een bedrijf uitoefent om te kiezen voor het laten verrichten van het werk door werknemers of door anderen, niet van invloed behoort te zijn op de rechtspositie van degene die het werk verricht en betrokken raakt bij een bedrijfsongeval of anderszins schade oploopt. Anders gezegd: een werkgever die zijn zorgverplichtingen niet nakomt dient op gelijke voet aansprakelijk te zijn voor de schade van werknemers en anderen die bij hem werkzaam zijn. Daarom dient de aansprakelijkheid van de inlener voor bedrijfsongevallen waarbij (ook) anderen dan de eigen werknemers betrokken zijn, een specifieke wettelijke grondslag te krijgen. De hier voorgestelde bepaling biedt deze grondslag”

Uit deze passage, in het bijzonder uit de bewoordingen “op gelijke voet”, kan als bedoeling van de wetgever worden afgeleid dat de bepaling ertoe strekt bescherming te bieden aan personen die zich wat betreft de door de werkgever in acht te nemen zorgverplichtingen, in een met een werknemer vergelijkbare positie bevinden.

Dit brengt mee dat art. 7:658 lid 4 BW zich voor toepassing leent indien de persoon die buiten dienstbetrekking werkzaamheden verricht, voor de zorg van zijn veiligheid (mede) afhankelijk is van degene voor wie hij zijn werkzaamheden verricht. Of dit het geval is, zal aan de hand van de omstandigheden van het geval bepaald moeten worden, waarbij onder meer van belang zijn de feitelijke verhoudingen tussen betrokkenen en de aard van de verrichte werkzaamheden, alsmede de mate waarin de ‘werkgever’ al dan niet door middel van hulppersonen, invloed heeft op de werkomstandigheden van degene die de werkzaamheden verricht en op de daarmee verband houdende veiligheidsrisico’s (vgl. HR 23 maart 2012, RvdW 2012, 447).

Uit voorgaande volgt, dat de aansprakelijkheidsbescherming van art. 7:658 lid 4 BW zich ook kan uitstrekken tot een zelfstandige ondernemer. Blijkens de tekst van dit artikellid is niet van belang in welke hoedanigheid de ‘opdrachtgever’ handelt.

Uitgangspunt is aldus ingeval de ene zzp-er in het kader van de uitvoering van de hem door de andere zzp-er opgedragen werkzaamheden letsel oploopt, de andere zzp-er (de opdrachtgever) daarvoor uit hoofde van art. 7:658 lid 4 BW aansprakelijk is.

Wanneer de schade in de uitoefening van de werkzaamheden wordt geleden en het de ‘opdrachtgever’ is die (mede) de werkomstandigheden bepaalt komt de schade op grond van genoemd art. 7:658 lid 2 BW geheel voor rekening van de ander zzp-er (de opdrachtgever), tenzij de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ene zzp-er (de opdrachtnemer). De in art. 6:101 lid 1 BW bedoelde billijkheid eist dat de schuld van de werknemer die niet bestaat in opzet of bewuste roekeloosheid, voor rekening van de ‘opdrachtgever’ komt (vgl. HR 9 november 2001, NJ 2002/79).

Van bewust roekeloos handelen eerst sprake is als opdrachtnemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging van het roekeloos karakter van die gedraging daadwerkelijk bewust is geweest. Bovendien dienen de gedragingen van opdrachtnemer, die opzet of bewuste roekeloosheid opleveren, in zodanige mate tot het ongeval te hebben bijgedragen dat het tekortschieten van de opdrachtgever in diens verplichtingen daarbij als oorzaak in het niet valt. (bron: www.rechtspraak.nl)