Exploitatieverplichting 290 – bedrijfsruimte

Regelmatig wordt aan de rechtbank de vraag voorgelegd of een huurder van verplicht is zijn winkel in het gehuurde daadwerkelijk te exploiteren en geopend te houden (exploitatieverplichting). Langdurige leegstand van met name winkelruimte leidt vaak tot vermindering van de waarde van het gehuurde en dus tot schade van de verhuurder.

Uit de verplichting van artikel 7:213 BW (goed huurderschap) volgt niet een algemeen exploitatieplicht van de huurder. Het huurrecht is een recht en geen verplichting om rechten te gebruiken. Het merendeel van de uitspraken die over onderhavige materie is gewezen wijst uit dat in de huurovereenkomsten zelf vaak een verplichting tot gebruik en exploitatie van het gehuurde is opgenomen. Veel rechters volgen vervolgens deze verplichting tot exploitatie en gebruik. Afwijkend van deze verplichting is dat de huurder niet tot exploitatie kan worden verplicht indien hij onder gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd dat hij de exploitatie van het gehuurde voortzet. Dit laatste kan onder andere het geval zijn in het geval van een aantoonbare verliesgevende exploitatie.

In een uitspraak van de rechtbank Limburg d.d. 28 oktober 2013 heeft de rechter geoordeeld dat de huurder gezien de feiten en omstandigheden naar maatstaf van redelijkheid en billijkheid niet gehouden is om de overeengekomen exploitatieverplichting van het gehuurde na te komen. In die zaak had de huurder aantoonbaar gesteld en bewezen dat door een niet aan hem te wijten omstandigheid, sprake is van fors teruglopende bezoekersaantallen waardoor huurder aanzienlijke schade lijdt c.q. omzet derft. Huurder mag daarom de exploitatie van het gehuurde staken doch is hij wel gehouden de betalingsverplichtingen na te komen.

De uitspraak:
Rechtbank Limburg d.d. 28 oktober 2013, bron www.rechtspraak.nl (ECLI: NL:RBLIM:2013:8277)