Echtscheiding ǀ duurzame ontwrichting?

In de echtscheidingszaak die hier wordt besproken heeft de vrouw heeft de gestelde duurzame ontwrichting betwist en gesteld dat zij moeite heeft met het echtscheidingsverzoek van de man vanwege haar geloofsovertuiging. Zij betwist dat er sprake is van een duurzame ontwrichting. Volgens de vrouw is er sprake van een belangenverstrengeling en tracht de man haar financieel te benadelen. Zij ondervindt ook een nadeel omdat zij de echtelijke woning op termijn zal moeten verlaten. Volgens de vrouw wordt de man door zijn kinderen beïnvloed.

De rechtbank oordeelt, dat bij beoordeling van het verzoek van de man om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken beoordeeld dient te worden of de voortzetting van de samenleving van partijen ondraaglijk is geworden zonder dat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen.

In dit geval woont de vrouw al meer dan een half jaar niet meer in de echtelijke woning. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, blijkt dat wat de man betreft er geen enkel uitzicht bestaat op een verzoening tussen hem en de vrouw. Hij wil rust en verder met zijn eigen leven. Volgens de man hadden partijen elke dag ruzie met elkaar. De man stelt dat hij bij de vrouw een negatieve gedragsverandering heeft waargenomen op het moment dat zij bij hem kwam wonen. Hij voelt zich misbruikt door de vrouw en stelt dat de vrouw hem en zijn volwassen kinderen de laatste maanden het leven zuur maakt. Hij ontkent dat zijn kinderen hem hebben gedwongen een echtscheidingsprocedure op te starten.

De rechtbank is gelet op voornoemde omstandigheden van oordeel dat er sprake is van een duurzame ontwrichting van het huwelijk van partijen. De verzochte echtscheiding zal dan ook worden uitgesproken. Dat de vrouw op basis van haar geloofsovertuiging moeite heeft met een echtscheiding tussen partijen, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Een geloofsovertuiging is immers geen grond om de echtscheiding wel of niet te kunnen uitspreken.

Partijen verschillen voorts van mening over wie van het gebruiksrecht van de echtelijke woning zou moeten krijgen.

De rechtbank is van oordeel dat de man dit moet krijgen gelet op zijn leeftijd, het feit dat de man de woning al 45 jaar bewoond en de woning voor 75 % zijn eigendom is. De vrouw heeft onvoldoende aangetoond dat zij haar huidige woonruimte zou dienen te verlaten. Ook is onduidelijk gebleven waarom de urgentieverklaring die aan haar was verleend, weer is ingetrokken. Het feit dat de vrouw drie minderjarige kinderen heeft te verzorgen uit een eerdere relatie, leidt niet tot een ander oordeel noch haar stelling dat zij ziek is, nu zij daarvan geen bewijsstukken heeft aangeboden

Hebt u met betrekking tot echtscheiding vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze echtscheidingsadvocaten aan de telefoon. Bel ons op 030 252 35 20. Vopor een eerste telefonisch advies brengen wij u geen kosten in rekening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Familie & Jeugd
[…]

2 De beoordeling
[…]
2.2.1.
De man heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Hij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
De vrouw heeft de gestelde duurzame ontwrichting betwist en gesteld dat zij moeite heeft met het echtscheidingsverzoek van de man vanwege haar geloofsovertuiging. Zij betwist dat er sprake is van een duurzame ontwrichting. Volgens de vrouw is er sprake van een belangenverstrengeling en tracht de man haar financieel te benadelen. Zij ondervindt ook een nadeel omdat zij de echtelijke woning op termijn zal moeten verlaten. Volgens de vrouw wordt de man door zijn kinderen beïnvloed.
2.2.2.
Bij beoordeling van het verzoek van de man om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken dient beoordeeld te worden of de voortzetting van de samenleving van partijen ondraaglijk is geworden zonder dat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen. De vrouw woont sinds juli 2013 niet meer in de echtelijke woning. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, blijkt dat wat de man betreft er geen enkel uitzicht bestaat op een verzoening tussen hem en de vrouw. Hij wil rust en verder met zijn eigen leven. Volgens de man hadden partijen elke dag ruzie met elkaar. De man stelt dat hij bij de vrouw een negatieve gedragsverandering heeft waargenomen op het moment dat zij bij hem kwam wonen. Hij voelt zich misbruikt door de vrouw en stelt dat de vrouw hem en zijn volwassen kinderen de laatste maanden het leven zuur maakt. Hij ontkent dat zijn kinderen hem hebben gedwongen een echtscheidingsprocedure op te starten.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een duurzame ontwrichting van het huwelijk van partijen. De verzochte echtscheiding zal dan ook worden uitgesproken. Dat de vrouw op basis van haar geloofsovertuiging moeite heeft met een echtscheiding tussen partijen, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Een geloofsovertuiging is immers geen grond om de echtscheiding wel of niet te kunnen uitspreken.
2.3.
Woning
2.3.1.
De man heeft het voortgezet gebruik van de woning verzocht voor de duur van zes maanden.
De man heeft daartoe aangevoerd dat de woning voor 75 % zijn eigendom is omdat hij de woning heeft geërfd van zijn eerste overleden echtgenote die een uitsluitingsclausule in haar testament had opgenomen. De man stelt dat hij de woning al 45 jaar bewoond en dat van hem niet verwacht mag worden dat hij, gelet op zijn leeftijd, de echtelijke woning zal moeten verlaten.
2.3.2.
De vrouw heeft eveneens het voortgezet gebruik van de woning verzocht voor de duur van zes maanden.
De vrouw heeft daartoe aangevoerd dat zij in deze woning wil verblijven met haar minderjarige kinderen. De vrouw is in 2010 samen met haar kinderen voor de man naar Nederland gekomen en heeft in Nederland geen familieleden. Zij heeft geen inkomen en heeft daardoor problemen met het vinden van een andere woonruimte.
2.3.3.
De rechtbank stelt voorop dat het verzoek van de vrouw enkel kan worden toegewezen indien zij de woning ten tijde van de inschrijving van onderhavige beschikking in de registers van de burgerlijke stand bewoond. De vrouw bewoont deze woning thans niet en gelet op hetgeen de man naar voren heeft gebracht, acht de rechtbank niet aannemelijk dat de man alsnog gezamenlijk met de vrouw de echtelijke woning zal gaan bewonen. Reeds om deze reden dient het verzoek van de vrouw te worden afgewezen. De rechtbank is voorts van oordeel dat de man, alle omstandigheden tezamen genomen, meer belang heeft bij het bewonen van de echtelijke woning dan de vrouw. Deze belangen van de man zijn met name gelegen in zijn leeftijd en het feit dat hij de echtelijke woning van partijen reeds gedurende 45 jaar bewoond en verkocht is aan de woning. De vrouw heeft niet betwist dat de man voor 75 % eigenaar is van de echtelijke woning. Hij heeft daardoor een grotere kans dan de vrouw om de echtelijke woning na de echtscheiding te kunnen overnemen, met name ook nu de vrouw geen inkomsten uit arbeid heeft. Tot slot acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat het voor de man niet langer mogelijk is om bij zijn kinderen te verblijven. Bij het vorenstaande komt dat de vrouw haar standpunten op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Zo heeft zij weliswaar gesteld dat zij haar huidige woonruimte in een kerkgebouw dient te verlaten in verband met een verbouwing van de kerk, maar heeft daarvan geen stukken overgelegd. Voorts is tijdens de mondelinge behandeling onduidelijkheid ontstaan om welke reden de urgentieverklaring van de vrouw is afgewezen dan wel ingetrokken en heeft de vrouw dit ook verder niet met stukken onderbouwd. De rechtbank heeft bij de beslissing acht geslagen op het feit dat de vrouw drie minderjarige kinderen uit een eerdere relatie dient te verzorgen. De rechtbank gaat voorbij aan de stellingen die de vrouw heeft ingenomen met betrekking tot haar gezondheid, nu de man betwist dat de vrouw ziek is en de vrouw van haar ziekte geen stukken heeft overgelegd.
2.3.4.
Alle omstandigheden tezamen genomen, zal de rechtbank het verzoek van de man met betrekking tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning toewijzen onder gelijktijdige afwijzing van dit verzoek van de vrouw.
2.3.5.
De man heeft in zijn verweerschrift op de zelfstandige verzoeken van de vrouw verzocht op te nemen dat zijn bijdrage in de woonlasten van de echtelijke woning van de vrouw wordt aangemerkt als bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw. De man is op dit verzoek niet meer teruggekomen. Tevens is niet gebleken of partijen overeenstemming hebben over dit punt en noch is gebleken of dit punt is meegenomen bij het vaststellen van de hierna te melden partnerbijdrage. Gelet op het vorenstaande en het feit dat de man de echtelijke woning zelf bewoond, gaat de rechtbank aan dit verzoek van de man voorbij.
2.4.
Onderhoudsbijdrage
2.4.1.
De vrouw heeft als zelfstandig verzoek verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud (hierna ook: partnerbijdrage) vast te stellen van € 557,00 per maand met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
De man heeft daartegen verweer gevoerd.
2.4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen aan de rechtbank laten weten dat zij zijn overeengekomen dat de man aan de vrouw een partnerbijdrage zal betalen van € 419,- per maand, zoals ook was bepaald in het kader van een voorlopige voorzieningenprocedure tussen partijen. De rechtbank begrijpt dat de vrouw haar verzoek heeft aangepast naar aanleiding van hetgeen partijen zijn overeengekomen.
2.4.3.
Het gewijzigde verzoek komt de rechtbank rechtmatig en gegrond voor en dient derhalve als na te melden te worden toegewezen.
2.5.
Verdeling
2.5.1.
De man heeft verzocht de verdeling te bevelen van de tussen de partijen bestaande gemeenschap, ten overstaan van een notaris en met benoeming van een onzijdig persoon. Ten tijde van de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven dat hij heeft bedoeld dat de rechtbank twee onzijdige personen benoemt om partijen eventueel te vertegenwoordigen.
De vrouw heeft daartegen geen verweer gevoerd.
2.5.2.
De rechtbank zal het verzoek van de man, nu de vrouw daartegen geen verweer heeft gevoerd, als na te melden toewijzen.
3 De beslissing
De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te[plaats], Suriname, op
[huwelijksdatum];
3.2.
bepaalt dat de man tegenover de vrouw het recht heeft om in de woning aan het adres [woonadres] te blijven wonen en de tot de inboedel daarvan behorende zaken te blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, als hij de woning ten tijde van die inschrijving bewoont;
3.3.
bepaalt dat de man € 419,- per maand dient te betalen aan de vrouw als uitkering tot levensonderhoud, met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
3.4.
beveelt partijen over te gaan tot verdeling van hun gemeenschap ten overstaan van een notaris. […]
3.5.
verklaart de beslissing, behoudens ten aanzien van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders verzochte af.