Wanprestatie ǀ schadevergoeding

Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis (wanprestatie) verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend (art. 6:74 lid 1 BW).

Een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt (art. 6:75 BW). De stelplicht ten aanzien van het niet kunnen toerekenen van de tekortkoming rust in beginsel op de schuldenaar.

Voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, vindt art. 6:74 lid 1 BW slechts toepassing met inachtneming van hetgeen is bepaald […] betreffende het verzuim van de schuldenaar (art. 6:74 lid 2 BW).
Een ingebrekestelling heeft de functie, de schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven en aldus nader te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is, bij gebreke van welke nakoming de schuldenaar vanaf dat tijdstip in verzuim is.

Voor zover nakoming blijvend onmogelijk is, vindt art. 6:74 lid 1 BW rechtstreeks toepassing. Dan is de schuldenaar tot schadevergoeding gehouden tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. In het andere geval kan, wanneer de schuldenaar in verzuim is, de verbintenis worden omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding doordat de schuldeiser hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert (art. 6:87 BW).