Algemene voorwaarden bij consumentenkoop

Een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 maart 2016 (ECLI:NL:GHDHA:2016:486) over de algemene voorwaarden van een opleidingsovereenkomst waarin is bepaald dat de student het cursusgeld ook bij annuleren van de inschrijving geheel is verschuldigd. Is dit beding onredelijk bezwarend?

In deze casus ging het om een student die door zijn psychische gesteldheid zijn studie na tweeëneenhalve maand moet staken. Volgens het opleidingsinstituut heeft deze student op grond van de algemene voorwaarden geen recht op terugbetaling.

Het Hof denkt hier anders over en overweegt als volgt:
“16.
Om te bepalen of een beding ten nadele van een consument een “aanzienlijke verstoring van het evenwicht” tussen de uit een overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen veroorzaakt, moet met name rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen op dit punt geen regeling hebben getroffen. Bij de beoordeling of er eventueel sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht, dienen alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst alsook alle andere bedingen daarvan in aanmerking te worden genomen, en dient rekening te worden gehouden met de aard van het goed of de dienst waarop die overeenkomst betrekking heeft (zie HvJEU 16 januari 2014, ECLI:EU:C:2014:10).

17.
Ingevolge artikel 7:408 lid 1 BW kan de opdrachtgever te allen tijde de overeenkomst opzeggen. Voor de gevolgen van die opzegging moet naar het oordeel van het hof aansluiting worden gezocht bij artikel 7:411 BW, waarin is bepaald op welk loon de opdrachtnemer recht heeft in gevallen waarin de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend is verstreken. Hieraan kan niet afdoen dat, zoals door Tio is aangevoerd, in de overeenkomst niet expliciet is bepaald dat de verschuldigdheid van het cursusgeld afhankelijk is van de volbrenging van de opdracht of van het verstrijken van de tijd waarvoor de opdracht is verleend, voor welke situaties artikel 7:411 BW is geschreven.

18.
Van beide hiervóór genoemde bepalingen kan op grond van artikel 7:413 lid 2 jo 408 lid 3 BW niet worden afgeweken ten nadele van een consument-opdrachtgever.

19.
Het annuleringsbeding bepaalt aan de ene kant dat de cursist te allen tijde mag opzeggen. Aan de andere kant heeft Tio op grond van het annuleringsbeding in geval van opzegging in alle gevallen, ongeacht de omstandigheden, recht op het volledige cursusgeld (loon). Daarmee is naar het oordeel van het hof geen sprake van een reële mogelijkheid tot opzegging en is het annuleringsbeding strijdig met (de geest van) de artikelen 7:408 lid 1 BW en 7:411 BW. Dat klemt temeer omdat het in dit geval om een substantieel bedrag aan cursusgeld gaat (€ 12.600) en om een substantiële contractuele opleidingsduur (een volledig jaar). Gelet op de opleidingsduur bestaat een niet te verwaarlozen kans dat een cursist de opleiding, al dan niet buiten zijn schuld, voortijdig moet beëindigen. Die kans heeft zich in het onderhavige geval verwezenlijkt, nu geïntimeerde driekwart van de opleiding niet heeft kunnen volgen.

20.
Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat het annuleringsbeding in de verhouding tussen geïntimeerde en Tio onredelijk bezwarend is als bedoeld in artikel 6:233 aanhef en onder a BW en daarmee oneerlijk in de zin van de Richtlijn. Het hof is gehouden het annuleringsbeding te vernietigen, zodat Tio daarop in dit geding geen beroep kan doen. Aan dit oordeel kan niet afdoen dat, zoals door Tio is gesteld, het annuleringsbeleid is afgestemd met diverse instanties, zoals de Consumentenbond en de Autoriteit Consument & Markt”.