Verdeling (huwelijksgoederengemeenschap) vernietigbaar?

In onderhavige zaak zijn partijen op 11 december 1967 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. De echtscheiding vindt plaats in 1993. De gevolgen van de echtscheiding hebben partijen geregeld in een op 16 oktober 1992 gesloten echtscheidingsconvenant.

In het echtscheidingsconvenant is bepaald dat de echtelijke woning en een auto aan de vrouw worden toebedeeld en alle overige vermogensbestanddelen aan de man. Er wordt vervolgens (nog) een verdelingsakte bij de notaris gepasseerd.

Zes jaren later ontdekt de vrouw dat haar voormalige echtgenoot, althans dat meent zij, ten tijde van de verdeling over een veel groter vermogen beschikte dan hij zes jaren daarvoor deed voorkomen. Hiervan was de vrouw niet op de hoogte. De vrouw dagvaardt de man en vordert schadevergoeding omdat zij bij de verdeling als gevolg van misleiding, althans misbruik van omstandigheden door haar voormalige echtgenoot zo ernstig is benadeeld, dat de man hiermee onrechtmatig jegens haar zou hebben gehandeld.

De rechtbank wijst de vordering van de vrouw af. Kort gezegd, is de vrouw te laat met het instellen van haar vordering. De vordering uit onrechtmatige daad mag de vervaltermijn van drie jaren (artikel 3:200 BW, die formeel ziet op de vordering tot vernietiging van de verdeling) niet doorkruisen.

De vrouw stelt hoger beroep in. In hoger beroep komt het Hof Den Bosch tot een grotendeels vergelijkbare beslissing. Ook het Hof Den Bosch is min of meer van mening dat de vervaltermijn van de vernietiging van de verdeling van toepassing is op de vordering uit onrechtmatig handelen. Met het verstrijken van de termijn van drie jaren is het Hof Den Bosch van mening dat de vrouw te laat is (geweest). Ondanks het argument van de vrouw dat zij een vordering op basis van onrechtmatig handelen, dus een geheel andere vordering heeft ingesteld dan de vernietiging van de verdeling, is het Hof Den Bosch van oordeel dat met de vervaltermijn het recht dat jegens de man kon worden ontleend aan de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap niet meer bestaat. Het recht van de vrouw op vervangende schadevergoeding in verband met het beweerdelijk onrechtmatig handelen van de man bij de verdeling is met het verstrijken van de vervaltermijn tenietgegaan.

De vrouw laat het er niet bij zitten en stelt cassatie in bij de Hoge Raad. Bij de Hoge Raad klaagt de vrouw dat het Hof Den Bosch heeft miskend dat een vordering tot vernietiging van de verdeling een losstaande vordering is ten opzichte van de vordering uit onrechtmatige daad. De vordering tot vernietiging is weliswaar onderhevig aan de vervaltermijn van drie jaren, maar de vordering uit onrechtmatige daad niet! De Hoge Raad deelt deze mening. Het verstrijken van de vervaltermijn van drie jaren staat er niet aan in de weg dat een benadeelde deelgenoot een vordering tot schadevergoeding op basis van onrechtmatige daad instelt. Voor het instellen van een vordering uit onrechtmatig handelen was de vrouw nog op tijd.

Resumerend: bij benadeling van een deelgenoot in het kader van de verdeling van een gemeenschap dient eerst de vernietiging van de verdeling zich aan (onderhevig aan de vervaltermijn van drie jaren). Na aanvankelijk werd gedacht was hiermee de spreekwoordelijke kous af. De heersende leer was voor de uitspraak van de Hoge Raad dat na verloop van drie jaren geen enkele vordering in verband met de benadeling kon worden ingesteld. Echter, nu bestaat in bepaalde gevallen – zoals in dit geval het verzwijgen van vermogensbestanddelen door een van de partijen- een algemeen schadevergoedingsplicht tot de mogelijkheden. Een verruiming dus van de mogelijkheden.

Mocht u omtrent het hiervoor gemelde vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een advocaat aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20.