Appartementsrecht: verbod op schotelantennes in strijd met artikel 10 EVRM?

Appartementsrecht –  verbod op schotelantennes.  In de splitsingsakte en reglementen van een vereniging van eigenaars (VvE) staan diverse bepalingen, die het verbieden om zonder toestemming van de vergadering van eigenaren schotelantennes op de balkons of tegen de buitengevel te plaatsen.

Met name als er veel verschillende nationaliteiten in een complex wonen, wil de VvE met deze bepalingen de ‘wildgroei’ aan schotelantennes aan banden leggen. Indien een eigenaar of gebruiker toch schotelantenne wil plaatsen, moet daarvoor steeds de toestemming van de vergadering van eigenaars zijn verkregen. Onder verwijzing naar de toepasselijke (verbods)bepalingen in de splitsingsakte en de reglementen verleent de vergadering van eigenaars meestal geen toestemming. Dit heeft in de afgelopen jaren tot veel procedures geleid, die bijna altijd in het nadeel van de eigenaar/gebruiker werden beslecht.

Uit recente uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 16 december 2008 (LJN BH1809, EHRC 2009/17, Mustafa en Tarzibachi/Zweden) en het Gerechtshof Amsterdam van 9 december 2008 (LJN BL6547) en 28 september 2009 (LJN BH8886, Appellante/It Soal) valt echter af te leiden dat een verbod op schotelantennes in strijd is met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) op basis waarvan de verbodsbepalingen van de reglementen geen stand kunnen houden.

Verbod op schotelantennes versus recht op vrije nieuwsgaring

In artikel 5:112 lid 1 sub c BW is bepaald dat het splitsingsreglement een regeling moet inhouden omtrent het gebruik, het beheer en het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en zaken van het appartementengebouw. In het Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten 2006 (MR 2006) wordt in verschillende bepalingen het verbod op schotelantennes verder uitgewerkt.

Artikel 16 lid 1 van het MR 2006 regelt dat de VvE de gemeenschappelijke gedeelten en zaken beheert en tevens zorg draagt voor het onderhoud. In artikel 17 lid 1 sub a MR 2006 is bepaald dat onder meer de (buiten)gevels en de balkonconstructies tot de gemeenschappelijke gedeelten en zaken behoren.

Voor de vraag of schotelantennes zijn toegestaan, zijn met name de artikelen 22 en 23 MR 2006 relevant. Artikel 22 lid 1 MR 2006 bepaalt dat iedere op- aan- of onderbouw zonder toestemming van de vergadering verboden is. De artikelen 22 lid 2 en 23 lid 1 MR 2006 verbieden het om zonder toestemming van de vergadering van eigenaars zichtbaar schotelantennes in of aan het gebouw aan te brengen respectievelijk om veranderingen aan te brengen, waardoor het architectonisch uiterlijk of de constructie van het gebouw wordt gewijzigd.

Uit de voornoemde bepalingen volgt dat het een eigenaar en/of gebruiker in beginsel niet is toegestaan om een schotelantenne op zijn balkon of tegen de gevel van het gebouw te plaatsen. Volgens deze bepalingen is hij daartoe slechts bevoegd na verkregen toestemming van de vergadering van eigenaars.

Tegenover de wil van de VvE om de voornoemde regels strikt te handhaven en het ontbreken van de toestemming voor het plaatsen van schotelantennes staat artikel 10 EVRM. In dit artikel is het recht op vrije nieuwsgaring gewaarborgd, wat kort gezegd inhoudt dat iedereen het recht heeft om vrijelijk inlichtingen of denkbeelden te ontvangen. Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM valt hieronder ook het ontvangen van televisieprogramma’s via een schotelantenne (EHRM 22 mei 1990, NJ 1991/749).

Het recht op vrije nieuwsgaring is echter niet onbeperkt. Artikel 10 lid 2 EVRM laat beperkingen op dit recht toe, maar slechts voor zover deze bij wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van onder meer de nationale of openbare veiligheid, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de rechten van derden.

Belangenafweging in nationale jurisprudentie

In diverse gerechtelijke procedures is door de eigenaren of gebruikers van schotelantennes een beroep op artikel 10 EVRM gedaan.

Blijkens de jurisprudentie beoordeelde de rechter de vraag of  een verbod op schotelantennes in de reglementen van de VvE in het licht van artikel 10 EVRM stand kon houden aan de hand van een belangafweging. Bij deze belangenafwegingen werden enerzijds de belangen van de VvE bij het voorkomen van onder meer een ontsierend effect op de woonomgeving, schade aan het gebouw en derden en het voorkomen van precedentwerking (‘wildgroei”) en anderzijds de belangen van de eigenaar/gebruiker bij artikel 10 EVRM betrokken. Hierbij werd tevens beoordeeld of de eigenaar/gebruiker voldoende alternatieven ter beschikking stond om op ander wijze (kabel, radio, kranten en internet) in zijn nieuwsgaring te voorzien.

Ter onderbouwing van zijn belangen voerde de eigenaar meestal aan dat hij televisiezenders uit zijn land en/of in zijn taal wil kunnen ontvangen en dat deze via de kabel niet, althans onvoldoende beschikbaar zijn. Dit zijn op zich redelijke argumenten. In de meeste gevallen was de rechter echter van oordeel dat de belangen van de VvE bij handhaving van het verbod veel zwaarder diende te wegen dan het recht van de eigenaar/gebruiker op vrije nieuwsgaring.

Uitleg artikel 10 EVRM door EHRM

Op 16 december 2008 heeft het EHRM een belangrijke uitspraak over schotelantennes gedaan.

Het ging in deze zaak om een Irakees gezin, dat een flat in Stockholm huurde. Volgens de huurovereenkomst was het niet toegestaan om zonder toestemming antennes aan de woning aan te brengen. Het gezin plaatste echter een schotelantenne aan de voorzijde van het gebouw om televisieprogramma’s in het Arabisch en Farsi uit hun land van oorsprong te kunnen ontvangen. In 2003 werd het gezin door de nieuwe eigenaar gesommeerd tot verwijdering van de schotelantenne wegens strijd met de huurvoorwaarden. Toen zij dit weigerde, werd de huur opgezegd en een procedure opgestart. In eerste aanleg werd het gezin na een belangenafweging in het gelijk gesteld. In hoger beroep oordeelde de rechter dat het belang van de eigenaar ‘that order and good custum be upheld” toch zwaarder moest wegen dan het belang van het gezin bij vrije nieuwsgaring.

Het gezin heeft vervolgens een klacht bij het EHRM ingediend, waarin zij stelt dat de uitzetting uit haar flat vanwege de weigering om de schotelantenne te verwijderen een schending van artikel 10 EVRM oplevert en is in het gelijk gesteld.

Het EHRM heeft overwogen dat de schotelantenne het mogelijk maakte om televisieprogramma’s in het Arabisch en Farsi te ontvangen uit  het  land van herkomst van het gezin en dat die informatie belangrijk is voor een gezin dat graag haar banden met de cultuur en de taal van hun land van herkomst wil behouden. Er waren voor het gezin geen andere mogelijkheden om deze informatie te ontvangen en de schotel kon niet elders worden geplaatst. Zij had daarom een zwaarwegend belang bij de schotelantenne Volgens het EHRM kunnen alleen zwaarwegende algemene belangen het recht op vrije nieuwsvergaring beperken. Dat de schotels mogelijk een ontsierend effect op de woonomgeving hebben, gevaarlijk kunnen zijn en mogelijk schade aan derden veroorzaken, alsmede de veronderstelde precedentwerking (“wildgroei’), zijn volgens het EHRM hiervoor onvoldoende.

Uit de uitspraak van het EVRM volgt verder dat niet snel mag worden aangenomen dat er sprake is van een redelijk alternatief. Hiervan is pas sprake als dit alternatief minstens hetzelfde biedt als de schotelantenne. Volgens het Europees Hof zijn kranten, tijdschriften en de radio in ieder geval niet als een volwaardig alternatief van televisie te beschouwen. Verder geeft het EHRM nog aan dat het soort informatie niet belangrijk is. Ook culturele expressie en puur entertainment valt onder de reikwijdte van artikel 10 EVRM. Het EHRM oordeelt daarom dat de inbreuk op het recht van vrijheid van informatie van het gezin niet noodzakelijk was in een democratische samenleving en er dus sprake was van een schending van artikel 10 EVRM.

Doorwerking artikel 10 EVRM in nationale rechtspraak

Uit het arrest in de zaak Appellante/It Soal blijkt dat het Gerechtshof Amsterdam goede notie heeft genomen van deze uitleg van artikel 10 EVRM.

In deze zaak had de eigenaar van een aantal woningen in een recreatiepark in strijd met de reglementen schotelantennes aangebracht. De beheerder heeft vervolgens de eigenaar gesommeerd de schotelantennes te verwijderen en in rechte boetes gevorderd. De eigenaar voerde aan dat de verbodsbepalingen in de reglementen in het licht van artikel 10 EVRM naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en onaanvaardbaar zijn.

Het Gerechtshof heeft de vorderingen van de beheerder afgewezen en onder verwijzing naar het arrest van het EHRM overwogen dat alleen zwaarwegende algemene belangen het recht op vrije nieuwsvergaring kunnen beperken. Het gerechtshof oordeelde dat hiervan in dit geval geen sprake was. De beheerder had alleen de gebruikelijke ‘gewone’ belangen aangevoerd.

Verder heeft Gerechtshof geoordeeld dat in dit geval internet een beperkter aantal zenders aanbiedt, zodat ook aan het vereiste van het EHRM dat het alternatief minstens hetzelfde moet bieden als de schotelantenne niet werd voldaan. Internet werd om die reden dan ook niet beschouwd als redelijk alternatief voor de ontvangst van televisiezenders via een schotelantenne.

Hebt u vragen omtrent het appartementrecht en/of een vereniging van eigenaren en wilt u direct juridisch advies dan kunt u kosteloos contact opnemen met TEAM Advocaten Utrecht, Dordrecht of en Bosch. U krijgt direct een gespecialiseerde advocaat aan de telefoon. Bel ons nu tegen lokaal tarief op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies van advocaat is kosteloos.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem

Sector civiel recht

zaaknummer 104.004.334
zaaknummer rechtbank 214982

arrest van de tweede civiele kamer van 29 september 2009

inzake

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Appellante Beheer B.V.,
gevestigd te ,
appellante in het principaal beroep,
geïntimeerde in het incidenteel beroep,
advocaat: mr. X,

tegen:

de coöperatie
Coöperatie U.A.,
gevestigd te
geïntimeerde in het principaal beroep,
appellante in het incidenteel beroep,
advocaat: mr. Y.

1.  Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1  Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 24 februari 2009 (verder: “het tussenarrest”). Ingevolge het tussenarrest hebben partijen om beurten, te beginnen bij Appellante, een akte genomen. Appellante heeft bij haar akte een aantal producties overgelegd.

1.2  Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.

2.  De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1  Het hof heeft bij het tussenarrest Appellante in de gelegenheid gesteld bij akte in te gaan op de stellingen van de Coöperatie aangaande de ontvangstmogelijkheden van televisieprogramma’s via internet, waarna de Coöperatie zou mogen reageren. De definitieve uitkomst van de toetsing van het beroep van de Coöperatie op het antenneverbod aan artikel 2:8 lid 2 BW heeft het hof aangehouden tot na de hiervoor bedoelde aktewisseling. Ook overigens heeft het hof iedere verdere beslissing aangehouden.

2.2  Appellante heeft bij akte van 24 maart 2009 gesteld, samengevat, dat ontvangst van televisieprogramma’s via internet geen adequaat alternatief vormt voor ontvangst via een satellietschotel.

2.3  De door de Coöperatie genoemde sites www.nederland.tv, www.kanalenkiezer.tv en www.op.tv bieden niet de mogelijkheid “live” televisie te kijken, aldus Appellante. Men kan via deze sites alleen achteraf televisieprogramma’s die zijn uitgezonden, opzoeken en vervolgens downloaden en bekijken, zo stelt Appellante. Verder stelt Appellante dat deze programma’s slechts op een gedeelte van het beeldscherm kunnen worden bekeken. Ook stelt Appellante dat men via deze sites slechts van een beperkt aantal zenders achteraf de programma’s kan bekijken.
Een en ander is door de Coöperatie niet bestreden.

2.4  Wat betreft de mogelijkheid van het ontvangen en bekijken van digitale televisie via internet van KPN, UPC of Casema (Ziggo) heeft Appellante gesteld dat daarvoor in Workum geen internetverbinding van voldoende snelheid aanwezig is. Het zou daarbij gaan om een benodigde downloadsnelheid van 8 Mb, terwijl de verbinding op het park nog geen 0,2 Mb heeft. Ter onderbouwing van dat laatste heeft Appellante de resultaten van een zogeheten speedtest overgelegd, waaruit volgens haar blijkt dat de snelheid van het internet op het park (in één van de woningen van Appellante) 173.2 Kilobyte per seconde bedraagt. Appellante heeft voorts een uitdraai van de website van KPN overgelegd waaruit blijkt dat op het adres 8711 JJ, nr. 14 (één van de drie woningen van Appellante) geen interactieve televisie is.

2.5  De Coöperatie heeft in haar antwoord-akte van 12 mei 2009 gesteld dat het via de ADSL-verbinding waarover de woningen in het recreatiepark beschikken, zonder meer mogelijk is een downloadsnelheid van 8 Mb te kiezen. De meeste internetverbindingen in het park beschikken dan ook over een downloadsnelheid van 8 Mb, aldus de Coöperatie. Daarnaast, zo stelt de Coöperatie, bestaat de mogelijkheid via een zogenaamde dongel draadloos internet te ontvangen met voldoende downloadsnelheid voor ontvangst van tv. Ten slotte stelt de Coöperatie dat de mogelijkheid bestaat van een USB/TV-receiver, een apparaat waarmee eveneens digitale televisie kan worden ontvangen.

2.6  Appellante heeft ten aanzien van de USB/TV-receiver opgemerkt dat deze niet goed werkt (storingen en slechte beeldkwaliteit), en dat men hiermee alleen een aantal zogeheten vrije digitale kanalen, oftewel ongecodeerde zenders, kan ontvangen, maar niet regionale en religieuze zenders, en ook niet de aantallen zenders die Appellante heeft genoemd in haar akte van 16 september 2008.
De Coöperatie heeft een en ander niet (voldoende gemotiveerd) betwist, nu zij slechts algemeen heeft gesteld dat via de USB/TV-receiver de mogelijkheid bestaat om ook in het kader van artikel 10 EVRM voldoende zenders te ontvangen.
Het hof gaat er dan ook van uit dat gebruikmaking van een USB/TV-receiver geen voldoende adequaat alternatief vormt.

2.7  De vraag of de woningen beschikken over een internetverbinding met een download-snelheid van 8 Mb zal het hof onbeantwoord laten, evenals de vraag of gebruikmaking van draadloos internet met behulp van een dongel ontvangst van digitale televisie mogelijk maakt in de woningen, nu Appellante tevens in haar akte van 24 maart 2009 heeft aangevoerd dat men via internet bij bijvoorbeeld KPN slechts een beperkt zenderaanbod heeft, dat niet te vergelijken is met het zenderaanbod via een schotel. In haar akte van 16 september 2008 heeft Appellante de zenders opgesomd die zij via de schotel kan ontvangen. De Coöperatie heeft in haar antwoord-akte van 12 mei 2009 op zichzelf niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist dat via internet een aanzienlijk beperkter aantal zenders kan worden ontvangen dan via de schotel. De Coöperatie heeft in dit verband slechts gesteld dat de volgende internetmogelijkheden bestaan: www.tvopmijnpc.com, UPC, Digitenne, Tele2, Het Net, www.digitaaltvkijken.nl, dat de genoemde internetproviders claimen dat de mogelijkheden dezelfde zijn als via de eigen schotel en dat er aldus voldoende mogelijkheden bestaan om via internet “voldoende zenders in het kader van artikel 10 EVRM” te ontvangen.
Het hof gaat er daarom vanuit dat via internet een aanzienlijk beperkter aantal zenders kan worden ontvangen dan via de schotel.

2.8  In het tussenarrest heeft het hof reeds geoordeeld, onder verwijzing naar de uitspraak van het EHRM van 16 december 2008, LJN BH1809, EHRC 2009, 17 ([naam] c.s. / Zweden) dat het belang van de Coöperatie om geen discussies te krijgen over de al of niet toelaatbaarheid van antennes of schotels onvoldoende zwaarwegend is om ook in een geval waarin geplaatste schotels niet of nauwelijks zichtbaar zijn, een verbod op die schotels te rechtvaardigen en daarmee het fundamentele recht op ontvangst van informatie te beperken. Ook heeft het hof reeds geoordeeld dat het centrale antennesysteem, de krant en de radio geen adequate alternatieven vormen voor de ontvangst van televisieprogramma’s via de schotel. Thans voegt het hof daaraan toe dat via internet mogelijk een aantal televisiezenders kan worden bekeken, maar dat dat er aanzienlijk minder zijn dan via de schotel.
Het hof verwijst voorts naar hetgeen het onder 4.5 tot en met 4.9 van het tussenarrest heeft overwogen.

2.9  Daarmee komt het hof, alle omstandigheden van dit geval afwegende, tot het oordeel dat handhaving door de Coöperatie jegens Appellante van het verbod op schotelantennes en de daarop gestelde boete in de gegeven omstandigheden, mede in het licht van artikel 10 EVRM en de daarover bestaande jurisprudentie van het EHRM, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Grief II slaagt. Grief I slaagt ten dele en behoeft voor het overige geen behandeling meer.

2.10  Uit het vorenoverwogene volgt dat het incidenteel beroep moet worden verworpen.

3.  Slotsom

In het principaal beroep slaagt grief II en slaagt grief I gedeeltelijk, zodat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. De vorderingen van de Coöperatie dienen alsnog te worden afgewezen. De Coöperatie zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg en het principaal hoger beroep.
Het incidenteel beroep moet worden verworpen. De Coöperatie zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incidenteel hoger beroep.

4.  De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

in het principaal beroep:

vernietigt het vonnis van de rechtbank Utrecht van 6 juni 2007 en doet opnieuw recht;

wijst de vorderingen van de Coöperatie alsnog af;

veroordeelt de Coöperatie in de kosten van beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Appellante, wat betreft de eerste aanleg begroot op € 768,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 299,00 voor griffierecht en wat betreft het hoger beroep begroot op € 1264,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, € 405,00 voor griffierecht en € 70,85 voor explootkosten;

in het incidenteel beroep:

verwerpt het incidenteel beroep ;

veroordeelt de Coöperatie in de kosten van het incidenteel beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Appellante begroot op € 447,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;

in het principaal en in het incidenteel beroep:

verklaart dit arrest voorzover het de kostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

(Bron: www.rechtspraak.nl)

Conclusie

Uit de besproken uitspraken volgt dat de VvE schotelantennes niet op basis van haar belangen (ontsierend effect, schade aan gebouw of derden, precedentwerking) mag verbieden. Volgens het EHRM is een verbod op schotelantennes uitsluitend toegestaan, indien er sprake is van zwaarwegende algemene belangen, zoals genoemd in artikel 10 lid 2 EVRM. In de meeste gevallen zal daar niet snel sprake van zijn,

Artikel 10 EVRM heeft directe werking in de nationale rechtsorde, zodat in een gerechtelijke procedure een rechtstreeks beroep op dit artikel kan worden gedaan. Gezien de uitleg van artikel 10 EVRM zal een verbod op schotelantennes in de reglementen van de VvE geen stand houden, zodat het plaatsen van schotelantennes vermoedelijk wordt toegestaan.

In het kader hiervan doet de VvE er verstandig aan om in het Huishoudelijk Reglement aanvullende voorwaarden en richtlijnen voor schotelantennes op te nemen. Daarbij kan worden gedacht aan regels over de wijze van plaatsing, de grootte, het materiaal en de kleur van de schotel en over het aanleggen en wegwerken van kabels e.d..

Als binnen een VvE veel behoefte bestaat aan een uitgebreider zenderaanbod kan ook worden gedacht aan het plaatsen van een Gemeenschappelijke Satelliet Ontvangst (GSO). Een GSO maakt het mogelijk om centraal ontvangen satellietsignalen naar de individuele appartementen te distribueren. Door het plaatsen van een GSO vervalt de noodzaak om individuele schotelantennes te plaatsen. Zeker als de kosten laag blijven, biedt een GSO een goed alternatief voor schotelantennes.

Hebt u vragen omtrent het appartementrecht en/of een vereniging van eigenaren en wilt u direct juridisch advies dan kunt u kosteloos contact opnemen met TEAM Advocaten Utrecht, Dordrecht of en Bosch. U krijgt direct een gespecialiseerde advocaat aan de telefoon. Bel ons nu tegen lokaal tarief op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies van een advocaat is kosteloos.