Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding

Deze zaak draait om ontbinding arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Voorwaardelijk verzoek tot ontbinding toegewezen op grond van verandering in de omstandigheden; (de arbeidsverhouding is verstoord. Kantonrechter  verwijt werkgever: geen verslaglegging omtrent functioneren en beoordelen van de werknemer; geen afspraken gemaakt over begeleiding en /of verbetertraject. Vergoeding wordt vastgesteld op € 20.220,50 bruto.

Hebt u omtrent ontslag / ontbinding arbeidsovereenkomst vragen  dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos telefonisch contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Onze advocaten in Utrecht zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton

Locatie Heerlen

Beschikking op voorwaardelijk verzoek ex artikel 7:685 BW d.d. 20 oktober 2010

Zaak/Rep.nr. : 387363 ej 10-2552
Conc.: JS

De kantonrechter

gezien het verzoekschrift van de besloten vennootschap [verzoeker], gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats], op 30 juli 2010 ter griffie ingediend door mr.X, strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voorzover die nog bestaat, wegens gewichtige redenen met:
[verweerder], wonende te [adres], gemachtigde mr.Y;

voorts gezien het op 13 september 2010 ontvangen verweerschrift en de overige door partijen overgelegde stukken;

gehoord partijen ter zitting van 6 oktober 2009.

Overweegt:

1 [verweerder], geboren op[1967], is sedert 1 mei 1995 bij [verzoeker] in dienst, per 1 mei 2001 in de functie van administratief medewerkster, thans voor onbepaalde tijd en laatstelijk tegen een salaris van € 1.361,65 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.

2 [verzoeker] verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, voor zover vereist, wegens gewichtige redenen, gelegen in verandering van omstandigheden.
[verzoeker] stelt dat de arbeidsrelatie verstoord is geraakt door disfunctioneren c.q. de attitude van [verweerder]. Zij verwijt [verweerder] veel telefoneren voor privé doeleinden, puzzelen onder werktijd, boeken lezen, het doen van privé boodschappen en veelvuldig surfen op internet.
[verzoeker] geeft aan dat [verweerder] bij herhaling door diverse leidinggevenden over haar gedragingen is aangesproken, waarna [verweerder] vervolgens telkens in woedeaanvallen uitbarst.
[verzoeker] stelt verder ondermeer te hebben geconstateerd dat [verweerder] geregeld haar werkplek bij de receptie verlaat om verhaal te doen bij kennissen in de productieafdeling.
[verweerder] zou na discussie hebben toegegeven onder werktijd veelvuldig gebruik te maken van internet voor privé doeleinden.
[verzoeker] is van mening de nodige inspanningen te hebben verricht, ondermeer door [verweerder] in de gelegenheid te stellen in therapie te gaan en door tussenkomst van de bedrijfsarts [verweerder] therapie aan te bieden. Zij concludeert dat de gemoedsgesteltenis van [verweerder] echter verder achteruit is gegaan, naar aanleiding waarvan [verweerder] bij brief van 29 juni 2007 officieel is gewaarschuwd.
[verzoeker] verwijt [verweerder] onrust te veroorzaken in haar bedrijf en is van mening dat [verweerder] meer aandacht schenkt aan haar rechten dan aan haar plichten.
Zij verwijst ondermeer naar de op verzoek van [verweerder] geplande assertiviteitstrainingen onder werktijd, omdat [verweerder] daar bijzonder verlof voor krijgt.
Op 18 februari 2009 wordt aan [verweerder] een officiële waarschuwing verstrekt in verband met het naar elders solliciteren onder werktijd. Op 17 juli 2009 volgt de 3e schriftelijke waarschuwing op grond van het verzenden van privé post voor rekening van [verzoeker], althans ongeoorloofd gebruik van de frankeermachine hetgeen conform de regels van het huishoudelijk reglement wordt gezien als diefstal.
[verweerder] wordt tengevolge hiervan op 24 juni 2010 op staande voet ontslagen.
[verzoeker] verzoekt de arbeidsovereenkomst voor zoveel nodig te ontbinden, voor het geval deze nog voortduurt na 24 juni 2010, zonder toekenning van een vergoeding aangezien zij van mening is dat de ontstane situatie volstrekt toerekenbaar is aan [verweerder].

3 [verweerder] weerspreekt het door [verzoeker] gestelde, zij herkent zich niet als een werknemer met een slechte instelling en zij begrijpt niet waarom [verzoeker] zich stoort aan haar attitude.
Als mogelijke oorzaak voor ongepast gedrag geeft [verweerder] aan in 2007 een zware echtscheiding achter de rug te hebben.
Het door [verzoeker] gestelde “goed werkgeverschap” zoals het inschakelen van een bedrijfsarts, ziet zij als een plicht van iedere werkgever.
Zij verwijt [verzoeker] op de stoel van de bedrijfsarts te gaan zitten door conclusies te trekken omtrent haar gemoedsgesteltenis.
Voor wat betreft het gestelde over de planningen van de assertiviteitstrainingen, geeft zij aan dat deze buiten haar om gaan en plaatsvinden door het Riagg.
Terzake het solliciteren onder werktijd is [verweerder] van mening dat het internetprotocol aangeeft dat het toegestaan is incidenteel gebruik te maken van internet en email voor persoonlijke doeleinden.
[verweerder] stelt vanaf 2004 geen individueel beoordelingsgesprek meer te hebben gehad en nooit te zijn aangesproken op haar functioneren in een setting die dat tot doel had.
[verweerder] ontkent 3 officiële waarschuwingen te hebben gekregen.
Zij betwist het beweerdelijk verzenden van privé poststukken nu geen bewijzen daarvan bij het verzoekschrift zijn aangetroffen.
Het vermeende ontslag op staande voet op 24 juni 2010, voortvloeiende uit de 3e officiële waarschuwing, gegeven op 17 juni 2010, wordt door haar niet begrepen.
[verweerder] is van mening dat het op de weg van [verzoeker] had gelegen verbeterpunten in functionerings- en/of beoordelingsgesprekken aan te geven en deze schriftelijk vast te leggen.

4 [verzoeker] heeft [verweerder] op 17 juni 2010 een 3e officiële schriftelijke waarschuwing gegeven en stelt [verweerder] vervolgens op 24 juni 2010 op staande voet te hebben ontslagen. Verificatoire bescheiden omtrent het beweerdelijk gegeven ontslag op staande voet ontbreken, althans worden niet overgelegd.
Uit hetgeen partijen verder nog over en weer hebben aangevoerd is wel gebleken dat de arbeidsverhouding ten gronde verstoord is geraakt. [verweerder] geeft aan geen mogelijkheid meer te zien tot continuering van haar dienstverband bij [verzoeker], hetgeen een zodanige verandering in de omstandigheden oplevert die ontbinding van de arbeidsovereenkomst op korte termijn rechtvaardigt.

5 Partijen verschillen van mening over de toekenning van een vergoeding aan [verweerder] bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden.
Verslagen van functionerings- en/of beoordelingsgesprekken zijn niet overgelegd.

Mede door het ontbreken van verificatoire bescheiden van de diverse door [verzoeker] genoemde leidinggevenden en/of door beide partijen ondertekende gespreksverslagen omtrent de gedragingen van [verweerder] is de beweerdelijke dringende reden niet gebleken.
Het door [verzoeker] gestelde dat [verweerder] bij herhaling op haar functioneren zou zijn aangesproken is hierdoor niet dan wel onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat door [verzoeker] in dat kader met [verweerder] verdere afspraken zijn gemaakt over begeleiding dan wel het opstarten van een verbetertraject, is evenmin gebleken, al hetgeen verwijtbaar is aan de zijde van [verzoeker], waardoor toekenning van een vergoeding aan [verweerder] op haar plaats wordt geacht.

6 Gelet op het vorenstaande, de leeftijd van [verweerder], de duur van het dienstverband, de hoogte van het salaris inclusief vakantiegeld en verdere omstandigheden zoals uit de processtukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, wordt een vergoeding van € 20.220,50 bruto passend geacht.
De kantonrechter stelt partijen in kennis van het voornemen de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2010 te ontbinden met toekenning van een vergoeding aan [verweerder] van € 20.220,50 bruto ten laste van [verzoeker].
[verzoeker] zal overeenkomstig de wet de gelegenheid worden geboden haar verzoek desgewenst in te trekken.
Indien zij daartoe overgaat, zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, indien zij niet daartoe overgaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Beschikt:

De kantonrechter:

stelt [verzoeker] in de gelegenheid uiterlijk 28 oktober 2010 het verzoek in te trekken;

voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken:

ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 november 2010, voor het geval deze nog is blijven doorlopen na 24 juni 2010;

kent aan [verweerder] ten laste van [verzoeker] een vergoeding toe van € 20.220,50 bruto en veroordeelt [verzoeker] tot betaling van deze vergoeding aan [verweerder];

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;

en voor het geval het verzoek tijdig wordt ingetrokken:

veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
(Bron: www.rechtspraak.nl)