Werkgever had door werknemer ingediend ontslag beter moeten onderzoeken – doorbetaling loon

Vordering tot doorbetaling van loon wordt toegewezen. Werknemer had na onenigheid met collega ’s opgezegd. Vaststaat dat werkgever geen onderzoek heeft gedaan of de werknemer de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met alle gevolgen wenst. De kantonrechter oordeelt dat onder omstandigheden goed werkgeverschap, althans de beginselen van redelijkheid en billijkheid een beroep van de werkgever op art.3.35 BW in de weg staan , wanneer onvoldoende is komen vast te staan dat werkgever enig relevant nadeel zou ondervinden ingeval de werknemer niet aan de opzegging wordt gehouden.

Mocht u omtrent arbeidsrecht vragen hebben kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze advocaten. Bel ons nu op 030 252 35 20 of – tot 22.00 uur – op 030 252 35 20. U krijgt dan een van onze arbeidsrechtadvocaten aan de telefoon. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

vonnis in kort geding

RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Tiel

zaakgegevens  666033 \ VV EXPL 10-8014 \ 51/WHvE/MM
uitspraak van

vonnis in kort geding in de zaak van

[werkneemster]
wonende te [plaats] aan het adres [straat en nummer]
eisende partij
gemachtigde mr. X

tegen

ABC B.V.
gevestigd te (4153 BW) Beesd aan het adres [adres]
gedaagde partij
gemachtigde mr. Y

Partijen worden hierna [werkneemster] en ABC genoemd.

1.  De procedure

1.1.  Na daartoe verlof te hebben verkregen heeft [werkneemster] ABC B.V., hierna te noemen ABC, in kort geding gedagvaard voor de zitting van 3 maart 2010 van de voorzieningenrechter in Tiel.
Op de dienende dag zijn beide partijen voor de voorzieningenrechter verschenen, [werkneemster] in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde mr. X,
ABC vertegenwoordigd door haar directeur [naam directeur] en bijgestaan door
mr. Y.

1.2.  Beide partijen hebben hun standpunten nader toegelicht onder overlegging van pleitnota’s en producties. Deze stukken zijn gehecht aan de aantekeningen die de griffier van de mondelinge behandeling heeft gemaakt. Ter zitting heeft
ABC haar reconventionele vordering ingetrokken.

1.3.  De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.  Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.  Uitgegaan wordt van de volgende feiten:

a.  [werkneemster] is op 1 april 2009 bij ABC in loondienst getreden als kantine-medewerkster. De arbeidsovereenkomst werd aangegaan voor bepaalde tijd, tot 1 oktober 2010. Het overeengekomen salaris bedraagt € 1.521,30 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.

[werkneemster] heeft een afschrift van de arbeidsovereenkomst aan de inleidende dagvaarding gehecht; daarin is onder meer geregeld dat tussentijdse opzegging voor beide partijen mogelijk is met inachtneming van de wettelijke opzeg-termijn, waarbij opzegging tegen de eerste van een kalendermaand schriftelijk dient plaats te vinden.

b.  [werkneemster] heeft op 11 november 2009 aan haar leidinggevende [naam leidinggevende] laten weten dat zij het contract opzegde. Kort tevoren had [werkneemster] met een collega een woordenwisseling gehad.

c.  [naam leidinggevende] heeft de opzegging voor kennisgeving aangenomen. Zij heeft wel tegen [werkneemster] gezegd dat er schriftelijk opgezegd moest worden.
[werkneemster] heeft toegezegd dat te zullen doen.

d.  Een week later, op 16 november 2009 heeft [werkneemster] aan [naam leidinggevende] gevraagd of zij niet mocht terugkomen. [naam leidinggevende] gaf als antwoord dat zij dit met de directeur [naam directeur] zou opnemen.

e.  In de tussentijd heeft [werkneemster] nog getracht in gesprek te komen met de directeur [naam directeur]. Die gaf te kennen daarvoor geen tijd te hebben en verwees [werkneemster] naar haar leidinggevende.

f.  Bij brief d.d. 16 december 2009 van de toenmalige gemachtigde van [werkneemster], mr. X, is aan ABC medegedeeld dat [werkneemster] zich op het standpunt stelt dat de arbeidsovereenkomst niet tegen 1 januari 2010 is opgezegd. In de brief wordt melding gemaakt van de arbeidsongeschiktheid van [werkneemster]. Voorts houdt [werkneemster] zich beschikbaar om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. ABC wordt gesommeerd tot betaling van het aan [werkneemster] toekomende loon.

2.2.  [werkneemster] vordert op de in de inleidende dagvaarding vermelde gronden dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar verklaard bij voorraad, ABC zal veroordelen tot betaling van het loon vanaf 1 januari 2010 ter hoogte van € 1.531,20 bruto per maand vermeerderd met emolumenten tot het moment dat de arbeids-overeenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente en met veroordeling van ABC tot betaling van de proceskosten.

Kort samengevat stelt [werkneemster] dat de arbeidsovereenkomst met ABC niet per 1 januari 2010 is beëindigd. Van een opzegging van de arbeidsovereenkomst, waaraan zij gebonden zou zijn, is geen sprake. Gesteld wordt dat haar wilsverklaring niet duidelijk, ondubbelzinnig, gericht is geweest op de beëindiging van de arbeids-overeenkomst. Voorts stelt [werkneemster] dat zij arbeidsongeschikt is.
Zo zij al niet wegens ziekte verhinderd is tot het verrichten van arbeid, baseert zij haar loonvordering op artikel 7:628 BW.

2.3.  ABC heeft de vorderingen gemotiveerd betwist en concludeert tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [werkneemster] tot betaling van de proceskosten.

2.4.  De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [werkneemster] toe, met dien verstande dat er voor de voorzieningenrechter ambtshalve gronden aanwezig zijn de gevorderde wettelijke verhoging te matigen tot 25%. ABC wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde procespartij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Motivering

Ook wanneer in rechte aangenomen zou moeten worden dat er sprake is geweest
van een duidelijke, ondubbelzinnige verklaring van [werkneemster], gericht op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ([werkneemster] betwist dit: zij stelt dat zij vanwege een kort tevoren, kennelijk hoog opgelopen, woordenwisseling zich heeft uitgelaten zoals aangevoerd door ABC), is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat ABC (in de persoon van haar directeur [naam directeur], die personeelszaken in zijn portefeuille heeft) aan haar onderzoeksplicht heeft gedaan. Naar algemeen wordt aangenomen dient de werkgever immers voor een geslaagd beroep op artikel 3:35 BW te onderzoeken of de werknemer de beëindiging van de dienstbetrekking met alle gevolgen van dien werkelijk wenst. Vast staat dat dit onderzoek niet is gedaan door ABC (lees [naam directeur]). De enkele vraag van de leidinggevende van [werkneemster] – “weet je het zeker” – is onvoldoende, nog daargelaten dat [naam leidinggevende] in ontslagkwesties niet de bevoegdheid heeft om namens ABC op te treden.

Er is temeer aanleiding voor een dergelijk onderzoek omdat ABC wist dat zij, kort voordat [werkneemster] te kennen gaf dat zij haar functie opzegde, een woorden-wisseling met haar collega heeft gehad. Het had op de weg van ABC gelegen om na te gaan of de opzegging niet in een emotionele opwelling zou zijn gedaan.

Voorts is van belang dat de leidinggevende van [werkneemster] laatstgenoemde erop heeft gewezen dat opzegging schriftelijk dient plaats te vinden. Ook vanwege het uitblijven van deze schriftelijke opzegging had er voor ABC aanleiding moeten zijn een onderzoek in te stellen, zoals hiervoor is overwogen.

Daarbij komt dat onder omstandigheden goed werkgeverschap, althans de beginselen van redelijkheid en billijkheid, een beroep op artikel 3:35 BW in de weg staan.
In de onderhavige zaak is onvoldoende aannemelijk geworden dat ABC enig relevant nadeel zou ondervinden wanneer geoordeeld wordt dat [werkneemster] niet aan de opzegging d.d. 11 november 2009 is gebonden.

In deze overweging ligt besloten het voorlopige oordeel dat onder de omstandig-heden, zoals geschetst in deze zaak, [werkneemster] op haar eerder gedane opzegging heeft kunnen terugkomen. Daarbij is in deze zaak van belang dat niet is aangevoerd of anderszins voldoende aannemelijk is geworden, dat ABC, voordat [werkneemster] op 16 november 2009 feitelijk te kennen gaf dat zij op de opzegging wilde terugkomen, [werkneemster] heeft laten weten dat zij er van uitgaat dat de arbeidsovereenkomst ultimo december 2009 zou eindigen. Het wachten was nog steeds op de schriftelijke bevestiging van de opzegging.

De loonvordering van [werkneemster] moet worden toegewezen. Zo al niet op basis van de overgelegde stukken aannemelijk is geworden dat [werkneemster] vanwege ziekte niet in staat is tot het verrichten van arbeid, staat in ieder geval vast dat de omstandigheid dat [werkneemster] vanaf 1 januari 2010 geen arbeid heeft verricht een oorzaak heeft die in redelijkheid voor rekening van ABC behoort te komen. Deze oorzaak is het arbeidsconflict dat is ontstaan, waaraan uiteindelijk ABC debet is omdat zij
– hiervoor is overwogen op onjuiste gronden – meent dat zij [werkneemster] kan houden aan de opzegging van 11 november 2009.

2.5.  ABC wordt als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde procespartij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

3.  De beslissing

De kantonrechter oordelend bij wege van voorlopige voorziening

3.1.  veroordeelt ABC B.V. om aan [werkneemster]
het loon vanaf 1 januari 2010 ter hoogte van € 1.531,20 bruto per maand te betalen,
vermeerderd met de overeengekomen emolumenten tot de datum waarop de
arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, alsmede vermeerderd met de wettelijke verhoging tot een maximum van 25% en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van hoofdsom en wettelijke verhoging tot aan die der algehele voldoening.

3.2.  veroordeelt ABC B.V. tot betaling van de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [werkneemster] begroot op € 608,00, waaronder € 400,00 voor salaris gemachtigde;

3.3.  verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

3.4  wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. Z en in het openbaar uitgesproken

(bron: www.rechtspraak.nl)

Mocht u omtrent arbeidsrecht vragen hebben kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze advocaten. Bel ons nu op 030 252 35 20 of – tot 22.00 uur – op 030 252 35 20. U krijgt dan een van onze arbeidsrechtadvocaten aan de telefoon. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.