Uitleg huwelijkse voorwaarden


Uitleg huwelijkse voorwaarden, via toepassing van de Haviltex-maatstaf?

In de zaak die heeft geleid tot deze uitspraak van het Hof waren man en vrouw onder huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. Hierin stond een finaal verrekenbeding bij overlijden beschreven. Kort gezegd kwam dit beding erop neer dat indien het huwelijk zou worden ontbonden door overlijden van één van de echtgenoten, er zal worden afgerekend alsof zij in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd.

In 2009 is bij de vrouw borstkanker gediagnosticeerd. In 2012 diende zij een verzoek tot echtscheiding in. Op verzoek van de vrouw is de echtscheiding op 22 oktober 2012 vervroegd uitgesproken. Het verzoek om de akte van berusting tevens verzoek tot inschrijving van de echtscheiding te ondertekenen heeft de man geweigerd. De vrouw is vervolgens op 10 december 2012 overleden. Als gevolg hiervan is het huwelijk niet door echtscheiding, maar door de dood (van de vrouw) ontbonden. De vrouw heeft haar dochter als enig erfgename benoemd.

In de procedure bij de rechtbank heeft de man gevorderd dat de executeur (die de afwikkeling van de nalatenschap van de vrouw verzorgt) dient mee te werken aan het uitvoeren van het finale verrekenbeding en gevorderd dat de executeur hem in dat kader een geldbedrag dient te betalen. De executeur heeft daar tegenover een verklaring voor recht gevraagd dat de man geen aanspraak heeft of kan maken uit hoofde van het finale verrekenbeding. Ter beoordeling lag aldus voor of het finaal verrekenbeding (en dus afrekening als ware de man en de vrouw in gemeenschap van goederen gehuwd) in casu wel van toepassing was, nu de echtscheiding tussen de man en de vrouw eerder was uitgesproken dan het overlijden van de vrouw.

De rechtbank heeft de vordering van de executeur afgewezen (met toepassing van artikel 6:248 BW). Hiertegen is de man in hoger beroep gekomen. Hij stelde dat er finaal verrekend dient te worden tussen hem en (wijlen) de vrouw, op basis van een zuiver taalkundige betekenis van (het finaal verrekenbeding in) de huwelijkse voorwaarden.

Het Hof acht het in casu noodzakelijk om de huwelijkse voorwaarden uit te leggen, welke uitleg niet alleen zuiver taalkundig dient te geschieden. Ook indien er geen echtscheidingsprocedure tussen de man en de vrouw had plaatsgevonden, had de vraag wat de bedoeling van partijen bij de huwelijkse voorwaarden is geweest om “uitsluitend bij overlijden” te verrekenen, beantwoord dienen te worden (aldus het Hof). Het Hof verwijst verder naar artikel 1:99 BW en de gedachte achter deze bepaling, namelijk dat de door het hoofdstelsel veronderstelde solidariteit (in welk geval er wel finaal verrekend wordt) vanaf het moment van indiening van een echtscheidingsverzoek doorgaans niet meer aanwezig is en dat het daarom voor de hand ligt op dat moment de gemeenschap van goederen te beëindigen. Hiernaast acht het Hof (met betrekking tot de uitleg van het beding) relevant dat de vrouw haar dochter reeds in 2010 als enig erfgenaam heeft benoemd, de man in 2010 al wilde scheiden en hij in de procedure ook om uitspreken van de echtscheiding heeft verzocht, de man op het moment van het instellen van appel niet bekend zou zijn geweest met de actuele gezondheidstoestand van de vrouw en niet gebleken is dat er tussen partijen nog enig contact is geweest.

Hieruit moet volgens Hof worden afgeleid dat het in de situatie dat partijen reeds op papier gescheiden waren (vlak vóór het overlijden van de vrouw), niet hun bedoeling is geweest om alsdan (ook) finaal te verrekenen. Volgens het Hof heeft de man verder nagelaten om feiten en omstandigheden te stellen die (zouden kunnen) maken dat er wel finaal verrekend moet worden, terwijl er voor het overlijden van de vrouw een echtscheidingsprocedure heeft plaatsgevonden en de echtscheiding daarop is uitgesproken. In het verlengde van dit alles had de man volgens het Hof geen recht op finale verrekening als bedoeld in de huwelijkse voorwaarden.

Hof ’s-Hertogenbosch 25 oktober 2016