Hypothecaire lasten en gebruiksvergoeding

Als echtgenoten/samenlevers uit elkaar gaan, blijft meestal één van hen nog in de woning wonen, in afwachting van de verkoop van de woning aan een derde of de overname van de woning door één van de, inmiddels, ex-echtgenoten/ ex-samenlevers. Een vraag die dan vaak opkomt is: wie moet tot die tijd de hypotheeklasten betalen?

Zolang de woning nog niet is verkocht aan een derde of is overgenomen door één van de ex-echtgenoten/ ex-samenlevers is sprake van een gemeenschappelijk goed in de zin van artikel 3:166 lid 1 Burgerlijk Wetboek. Hierin is opgenomen: “Gemeenschap is aanwezig, wanneer een of meer goederen toebehoren aan twee of meer deelgenoten gezamenlijk.

De wijze waarop de kosten van die gemeenschap moeten worden verdeeld is opgenomen in artikel 3:172 Burgerlijk Wetboek (BW): “Tenzij een regeling anders bepaalt, delen de deelgenoten naar evenredigheid van hun aandelen in de vruchten en moeten zij in dezelfde evenredigheid bijdragen tot de uitgaven (…)”. Anders gezegd: als de ex-echtgenoten/ ex-samenlevers ieder voor de helft eigenaar zijn, dan moet ieder de helft van de hypotheeklasten dragen.

Dat kan natuurlijk onrechtvaardig voelen, voor degene die niet meer in de woning woont (en mogelijk ook nog andere woonlasten heeft). Ook daar heeft de wetgever aan gedacht. Op grond van artikel 3:169 BW kan degene die niet meer in de woning woont, maar wel de helft van de hypotheeklasten moet betalen, aanspraak maken op een gebruiksvergoeding. Immers, diegene is eigenaar van een goed (de woning) waarvan hij/zij geen gebruik kan maken. Hoe hoog de gebruiksvergoeding is, die de bewoner moet betalen aan de niet-bewoner, hangt af van alle omstandigheden van het geval. Het is echter niet zo dat de gebruiksvergoeding even hoog moet zijn als de helft van de hypothecaire lasten; het komt regelmatig voor dat de gebruiksvergoeding lager is.

Ex-echtgenoten/ ex-samenlevers kiezen soms voor een praktische oplossing door af te spreken dat degene die in de woning woont alle hypotheeklasten betaalt. In dat geval, zo heeft de rechtspraak uitgemaakt, kan degene die niet meer in de woning woont geen aanspraak maken op een gebruiksvergoeding (zie Hof Amsterdam, 30 augustus 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3550).

Als het in onderling overleg niet lukt om afspraken te maken, dan kan dus op basis van artikelen 3:169 en 3:172 BW aan de rechtbank een uitspraak worden gevraagd over de toekenning van een gebruiksvergoeding.