Opheffing beslag/gevonden schorsing vonnis

Opheffing beslag/gevonden schorsing vonnis

Op 6 september 2016 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een arrest gewezen in kort geding (appel). Bij vonnis in eerste aanleg (Voorzieningenrechter rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen) heeft de rechtbank op grond van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (6:248 lid 2 BW) geoordeeld dat beslag op een woning moet worden opgeheven omdat een beroep op een beding in een door partijen gesloten overeenkomst (authentieke akte in kwestie) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar werd geoordeeld. Dit oordeel hangt af van de waardering van tal van omstandigheden. Zoals de aard en de overige inhoud van de overeenkomst waarin het beding voorkomt, de wederzijdse kenbare belangen van partijen alsmede hun maatschappelijke positie en onderlinge verhouding. Het Hof bekrachtigt in appel het vonnis van de voorzieningenrechter en doet dit eveneens op de grondslag van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (6:248 lid 2 BW).

In het vonnis in eerste aanleg en arrest in appel is aan de orde gekomen dat het recht van parate executie op basis van een authentieke akte mogelijk is, op voorwaarde dat de te executeren verplichting daaruit (voldoende) duidelijk is op te maken. In deze zaak bleken de verplichtingen voldoende duidelijk uit de akte, nu daarin stond dat de lening te allen tijde opeisbaar was.

Voor de beantwoording van de vraag of de vordering tot opheffing van een beslag bij wijze van voorlopige voorziening kan worden toegewezen, zal een Voorzieningenrechter doorgaans eerst beoordelen of degene die executeert, daadwerkelijk deze bevoegdheid toekomt. In jurisprudentie is vervolgens uitgemaakt (dit via een bekend arrest (Ritzen-Hoekstra)) onder welke omstandigheden er sprake kan zijn van misbruik van recht (ook wel misbruik van bevoegdheid genoemd). Hiervan kan sprake zijn indien de te executeren titel klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag of indien de tenuitvoerlegging op grond van na de titel voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.

In deze zaak zijn de in Ritzen-Hoekstra ontwikkelde misbruikcriteria niet door eiseres in eerste aanleg en geïntimeerde in appel naar voren gebracht, doch is uitsluitend een beroep gedaan op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid.

De in het arrest Ritzen-Hoekstra ontwikkelde toetsingskader is overigens niet limitatief. De Hoge Raad spreekt in het arrest immers over ‘dit zou het geval kunnen zijn’, daarmee aangevend dat er in ieder geval nog enige (theoretische) ruimte is. Op grond van een geschetst feitencomplex kan een dusdanige “klemmendheid” worden aangenomen, dat daarmee het toetsingskader op de voet van 3:13 BW kan worden opgerekt. In het gewezen arrest d.d. 6 september 2016 van het Hof Arnhem-Leeuwarden volgt dat ook op een van de basisbeginselen van het recht, zijnde de derogerende redelijkheid en billijkheid, een schorsing van een executoriale titel dan wel het opheffen van een gelegd beslag, kan worden gerealiseerd.

Heeft u vragen over de executie van vonnissen dan wel de mogelijkheid tot het staken of schorsen hiervan, dan wel over het opheffen van gelegde beslagen, schroom dan niet om contact op te nemen met TEAM Advocaten. TEAM Advocaten heeft een team van procesrechtadvocaten die veelvuldig met dergelijke vragen in aanmerking komen en deze dan ook vanuit praktijkervaring voor u kunnen beantwoorden.
Vindplaats: ECLI:NL:GHARL:2016:7162