Kinderalimentatie: woonlasten

Sinds 1 april 2013 wordt kinderalimentatie forfaitair berekend. Anders gezegd: de draagkracht van de onderhoudsplichtigen wordt niet meer berekend aan de hand van de daadwerkelijke lasten, maar aan de hand van een vaste formule. In deze formule wordt 30 % van het netto besteedbaar maandinkomen meegenomen als netto woonlasten. Dat kan negatief uitpakken voor degene die de kinderalimentatie ontvangt, bijvoorbeeld omdat de onderhoudsplichtige samenwoont en dus zijn woonlasten deelt óf omdat de werkelijke woonlasten veel lager zijn dan 30 % van het netto besteedbaar inkomen. Inmiddels is in de rechtspraak al verschillende keren afgeweken van de forfaitaire rekenwijze, zo ook in de uitspraak van het Hof Den Haag van 29 juni 2016 (ECLI:NL:GHDHA:2016:2310).

Het Hof overweegt als volgt:

(…)
23. Kinderalimentatie heeft maatschappelijk gezien een zeer hoge prioriteit. Bij de vaststelling van kinderalimentatie dient de alimentatierechter in beginsel rekening te houden met alle feiten en omstandigheden van het geval. Dit laatste brengt niet met zich mede, (…), dat het in strijd is met het wettelijke kader indien de alimentatierechter bij de bepaling van de draagkracht rekening houdt met forfaitaire normen omdat niet iedere post met betrekking tot de draagkracht kan worden vastgesteld. Een forfaitair rekensysteem met betrekking tot de draagkracht kan naar het oordeel van het hof echter niet worden gehanteerd indien (i) de werkelijke lasten van de alimentatieplichtige aanmerkelijk lager zijn en (ii) uitsluitend als gevolg van deze rekenmethode niet meer in de (volledige) behoefte van het kind of de kinderen kan worden voorzien.

(…)

30. Met betrekking tot de woonlasten overweegt het hof als volgt. Ter zitting heeft de vrouw er bezwaar tegen gemaakt dat rekening wordt gehouden met de forfaitaire woonlast aangezien deze aanmerkelijk afwijkt van de werkelijke woonlasten die de man moet voldoen. De forfaitaire woonlast van de man bedraagt 30% x € 4.628,- = afgerond € 1.388,- per maand. Zijn werkelijke woonlast bedraagt afgerond € 484,- per maand. Dat deze woonlasten in de toekomst wellicht hoger zullen worden, zoals de advocaat van de man ter terechtzitting heeft gesteld, is een onzekere omstandigheid die het hof derhalve buiten beschouwing zal laten. Indien het hof met de forfaitaire woonlast rekening moet houden, heeft zulks tot gevolg dat niet volledig voorzien kan worden in de behoefte van de minderjarigen. Indien het hof rekening houdt met de werkelijke lasten van de man, heeft de man meer draagkracht om in de behoefte van de kinderen te voorzien. Naar maatschappelijke normen bezien, heeft kinderalimentatie een zeer hoge prioriteit en het is algemeen aanvaard dat kinderen geen last mogen hebben van de echtscheiding van hun ouders. Voor de kinderen is het van essentieel belang dat ook in financiële zin goed voor hen wordt gezorgd zodat zij zich op hun eigen toekomst goed kunnen gaan voorbereiden. Nu er een aanmerkelijke discrepantie is tussen de werkelijke woonkosten en de forfaitaire woonkosten en dit ten koste gaat van de kinderen, acht het hof het hanteren van het forfaitair systeem in het onderhavige geval in strijd met de uitgangspunten van de wetgever waarin is gekozen voor behoefte en draagkracht op grond van de werkelijke gegevens (maatwerk).

Het Hof ziet dus in dit geval aanleiding om bij de berekening van de draagkracht rekening te houden met de werkelijke woonlasten in plaats van de – veel hogere – forfaitaire woonlasten.