Nalatenschap zuiver aanvaard

In artikel 4:192 lid 1 Burgerlijk Wetboek is opgenomen:
Een erfgenaam die zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt doordat hij goederen van de nalatenschap verkoopt, bezwaart of op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt, aanvaardt daardoor de nalatenschap zuiver, tenzij hij zijn keuze reeds eerder heeft gedaan.

In een uitspraak van het Hof Den Haag van 28 juni 2016 (ECLI:NL:GHDHA:2016:1985) ging het om de toepassing van dit artikel. Uiteindelijk kwam het gebruik van de pinpas van erflaatster voor een bedrag van ongeveer € 1.200,- de erfgenaam duur te staan. Er werd hierdoor namelijk aangenomen dat zij de nalatenschap zuiver had aanvaard en was daardoor in privé aansprakelijk geworden voor de nalatenschap die een negatief saldo had van € 200.000,-.

De moeder van partijen was overleden op 21 december 2010. Een van de erfgenamen had op 14 januari 2011 de nalatenschap van moeder beneficiair aanvaard. In de tussenliggende periode had deze erfgenaam boodschappen gedaan waarvoor zij € 500,- heeft gepind en € 101,95 heeft betaald bij een supermarkt. Naar haar zeggen had zij boodschappen gekocht voor de mensen die van erflaatster in haar huis afscheid kwamen nemen. Verder had zij eenmaal benzinekosten van € 59,13 betaald van de rekening van erflaatster en op de dag van de crematie waren de familieleden van erflaatster uit eten gegaan voor € 428,25 overeenkomstig de wens van erflaatster. De erfgenaam heeft ongeveer een jaar later het totaalbedrag dat zij in genoemde periode heeft gepind van de rekening van erflaatster terug gestort op de rekening van erflaatster. Het hof overweegt dan als volgt.

(…)
9. Art. 4:192 lid 1 BW bepaalt dat een erfgenaam die zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt, daardoor de nalatenschap zuiver aanvaardt, tenzij hij zijn keuze (voor beneficiaire aanvaarding of verwerping) reeds eerder heeft gedaan. Het antwoord op de vraag of uit de gedragingen van een erfgenaam de bedoeling kan worden afgeleid de nalatenschap te aanvaarden, hangt af van de omstandigheden van het geval. De regel van art. 1095 (oud) BW, dat tot de handelingen waaruit geen stilzwijgende (zuivere) aanvaarding van de nalatenschap mag worden afgeleid moet worden gerekend “al hetgeen tot de begrafenis betrekking heeft”, heeft onder het huidige BW zijn gelding behouden. Immers, handelingen die erop gericht zijn de erflater een passende uitvaart te bezorgen, strekken naar hun aard niet ertoe ten eigen bate over nalatenschapsgoederen te beschikken. Uit de omstandigheid dat een erfgenaam tot dat doel in redelijkheid gemaakte kosten ten laste van de nalatenschap laat komen, kan dan ook niet diens bedoeling worden afgeleid de nalatenschap zuiver te aanvaarden.
Het antwoord op de vraag of sprake is van de hiervoor bedoelde handelingen, respectievelijk kosten, hangt af van de omstandigheden van het geval. (HR 22 mei 2015; ECLI:NL:HR:2015:1284).

10. Bij het antwoord op de vraag of uit de gedragingen van een erfgenaam de bedoeling kan worden afgeleid de nalatenschap zuiver te aanvaarden is naar het oordeel van het hof van belang of door deze gedragingen gelden aan het verhaal van de schuldeisers van de nalatenschap zijn onttrokken. De opname en betalingen ten laste van de rekening van erflaatster moeten als dergelijke onttrekkingen worden aangemerkt: door deze betalingen verminderde de nalatenschap. Appellante was zich ervan bewust dat zij betaalde met de pinpas van de rekening van erflaatster en dat er schuldeisers van de nalatenschap van erflaatster waren: zowel de beide zusters/legatarissen en hun broers, die mede-erfgenaam waren van de nalatenschap van de vader, hebben een vordering op de nalatenschap van erflaatster; de omvang van deze vorderingen was eerder na uitgebreid debat tussen partijen door de notaris vastgesteld.

11. Appellante beroept zich erop dat de ten laste van de rekening van erflaatster betaalde kosten redelijke kosten voor een passende uitvaart betreffen. Naar het oordeel van het hof kunnen in ieder geval de benzinekosten, de opname van € 500,- en de betaling bij AH niet als dergelijke kosten gelden. De kosten van de benzine zijn geen kosten van de uitvaart maar betreffen kosten van appellante zelf. Zij heeft ten eigen bate over de rekening van erflaatster beschikt. Dat de opname van € 500,- en de betaling bij AH ten behoeve van een passende uitvaart hebben gestrekt is niet aangetoond; appellante heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat kosten tot deze omvang voor dat doel zijn gemaakt. Overigens heeft appellante ter zitting verklaard dat zij geen executeur was in de nalatenschap van erflaatster, zodat zij steeds als erfgenaam heeft gehandeld.
(…)

12. Gelet op de genoemde geldopname en betalingen, in samenhang bezien, heeft appellante zich naar het oordeel van het hof gedragen als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam. Dat appellante deze kosten later heeft terugbetaald en de begrafeniskosten zou hebben betaald maakt dit niet anders. (…)