Erfrecht, opeisbaarheid legitieme portie, opheffing conservatoir beslag

Erfrecht, opeisbaarheid legitieme portie, opheffing conservatoir beslag

In een arrest van de Hoge Raad d.d. 24 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1271) stond de vraag centraal of het leggen van conservatoir beslag ook mogelijk is ter verzekering van een vordering die nog niet opeisbaar is. Het ging in deze zaak om de omvang van een aan verweerders in cassatie toekomende legitieme portie in de nalatenschap van hun vader. Nadat er aanvankelijk een bedrag aan legitieme portie aan één van de verweerders in cassatie was uitgekeerd, kwam aan een licht dat het saldo van een Zwitserse bankrekening van de vader niet bij de onderhandeling over de uitkering van de legitieme portie van verweerders in cassatie was betrokken.

In een daarop volgende gerechtelijke procedure is de omvang van de legitieme porties van verweerders in cassatie opnieuw vastgesteld en hebben verweerders in cassatie (het restant van) de aan hen toekomende legitieme portie gevorderd. Ter verzekering van die vordering hebben verweerders in cassatie conservatoir derdenbeslag gelegd onder een notaris bij wie een bedrag in depot was opgenomen. Eiseres in cassatie heeft daarop in kort geding verzocht om opheffing van het door de verweerders in cassatie gelegd conservatoir derdenbeslag. De voorzieningenrechter heeft het conservatoir derdenbeslag opgeheven voor wat betreft de verweerder in cassatie aan wie reeds een bedrag ter uitkering van zijn legitieme portie was uitbetaald, omdat diens vordering nog niet opeisbaar was. De vader had immers in zijn testament opgenomen dat de vordering bij het in leven zijn van eiseres in cassatie nog niet opeisbaar was. Het beslag voor wat betreft de vordering van de andere verweerder in cassatie bleef gehandhaafd, omdat hij nog geen uitkering had ontvangen.

Het Hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en heeft overwogen dat het belang van verweerders in cassatie om hun vordering zeker te stellen zwaarder weegt dan het belang van eiseres in cassatie om te kunnen beschikken over het bedrag waarop conservatoir derdenbeslag was gelegd. Daarbij is onder meer rekening gehouden met de hoge leeftijd van eiseres in cassatie (93 jaar), alsmede het feit dat zij regelmatig schenkingen aan haar eigen kinderen deed, waardoor de vordering van verweerders in cassatie gevaar liep.

Eiseres in cassatie heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Hoge Raad heeft overwogen dat conservatoir beslag onder omstandigheden ook mogelijk is ter verzekering van een vordering die nog niet opeisbaar is, waarbij is verwezen naar de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 441 Rv. Voorts heeft de Hoge Raad overwogen dat een redelijke uitleg van artikel 128 Overgangswet NBW met zich mee brengt dat de verweerder in cassatie als legitimaris zijn bevoegdheid kon uitoefenen door binnen vijf jaren na het overlijden van zijn vader te verklaren dat hij de legitieme portie wenste te ontvangen (art. 4:85 lid 1 BW), waarbij niet is vereist dat hij zijn legitieme portie ook daadwerkelijk opeist (r.o. 3.4.5). Het cassatieberoep is verworpen.
.
Bron: www.rechtspraak.nl