Publicatieverbod – afweging wederzijdse belangen

Publicatieverbod – afweging wederzijdse belangen

Een publicatieverbod houdt een beperking in van het in artikel 7 Grondwet en artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake wanneer de publicatie een zodanige inbreuk maakt op de eer en goede naam van [eiseres] dat die als onrechtmatig kan worden aangemerkt in de zin van artikel 6:162 BW.

Voor het antwoord op de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht op bescherming van de eer en goede naam – in het concrete geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.

Daarbij is onder meer relevant (i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben, (ii) de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die aan de kaak wordt gesteld, (iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, (iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen, (v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet en (vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon. Genoemde omstandigheden wegen niet allen even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.

Bij een beroep op het portretrecht (openbaarmaking van het portret is jegens geportretteerde onrechtmatig) dient een (soortgelijke) belangenafweging te worden gemaakt tussen enerzijds het door art. 8 EVRM beschermde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en/of eer en goede naam en anderzijds het door art. 10 lid 1 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting en informatievrijheid.