Schade begroten, winst

Artikel 6:104 BW bepaalt: Indien iemand die op grond van onrechtmatige daad of een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis jegens een ander aansprakelijk is, door die daad of tekortkoming winst heeft genoten, kan de rechter op vordering van die ander de schade begroten op het bedrag van die winst of op een gedeelte daarvan.

De in artikel 6:104 BW bedoelde schadebegroting houdt geen recht op winstafdracht in, maar vormt een wettelijke basis voor een vorm van abstracte schadebegroting. Op de voet van dit artikel kan de rechter de schade begroten op het bedrag van de door de onrechtmatige daad genoten winst of op een gedeelte daarvan (vgl. o.m. HR 24 december 1993, NJ 1995/421, HR 18 juni 2010 ECLI:NL:HR:2010:BL9662 en HR 18 juni 2010 ECLI:NL:HR:2010:BM0893).

Voor de toepassing van artikel 6:104 BW is niet vereist dat een verband bestaat tussen de aldus te begroten winst en de omvang van de schade van de benadeelde. De bedoelde winst hoeft niet ten koste van de benadeelde te zijn gemaakt (HR 18 juni 2010 ECLI:NL:HR:2010:BL9662 r.o. 3.3.4)

Onder winst in de zin van artikel 6:104 BW dient te worden verstaan: ieder financieel voordeel dat de schuldenaar door zijn onrechtmatig gedrag heeft genoten. Voor de begroting van de winst in deze zin moet worden uitgegaan van het netto-voordeel, dat wil zeggen het voordeel dat resteert na aftrek van de kosten en lasten die aan het verkrijgen daarvan verbonden zijn geweest. Het gaat daarbij in elk geval om de kosten en lasten – belastingen daaronder begrepen – die rechtstreeks samenhangen met het door het onrechtmatig handelen van de schuldenaar behaalde voordeel. Of in een concreet geval aanleiding bestaat om voor de bepaling van de winst ook andere – indirecte – kosten in aftrek te brengen, zoals de algemene kosten van de onderneming, is ter beoordeling van de rechter die de schade vaststelt en die daarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking kan nemen, waaronder de mate van verwijtbaarheid (HR 18 juni 2010 ECLI:NL:HR:2010:BL9662, r.o. 3.3.3). (bron:www.rechtspraak.nl)