Dwaling

Het feit dat één van partijen bij het aangaan van de overeenkomst niet een juiste voorstelling van zaken had, heeft in het algemeen geen invloed op de geldigheid van die overeenkomst. Een overeenkomst kan — kort gezegd — slechts vernietigbaar zijn op grond van dwaling als er sprake is van een verkeerde voorstelling van zaken als gevolg van (i) een inlichting van de wederpartij, (ii) schending van de mededelingsplicht of (iii) wederzijdse dwaling.

Voor een geslaagd beroep op dwaling gelden een drietal basisvereisten (MvA II, Parl. Gesch. Boek 6 , p. 909):
(1) De wederpartij kende de juiste stand van zaken (wetenschapsvereiste);
(2) De wederpartij begreep of moest begrijpen dat dit punt voor de dwalende causaal was (kenbaarheidsvereiste);
(3) De wederpartij moest er rekening mee houden dat de ander dwaalde.