Kennelijk onredelijk ontslag, beperking stuiting verjaringstermijn, redelijkheid en billijkheid

Uitgangspunt

Ingevolge artikel 3:317 lid 1 BW wordt de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.

Uit de jurisprudentie volgt dat deze laatst weergegeven zinsnede moet worden begrepen in het licht van de strekking van een stuitingshandeling van deze aard, welke neerkomt op een – voldoende duidelijke – waarschuwing aan de schuldenaar dat hij er, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering behoorlijk kan verweren. (HR 4 juni 2004, NJ 2004, 603).

Beroep op stuiting verjaring onaanvaardbaar naar redelijkheid en billijkheid

De wet stelt geen beperkingen aan het aantal keer dat de verjaring mag worden gestuit. In theorie zou de verjaring van een rechtsvordering door de schuldeiser dus ongelimiteerd gestuit kunnen worden, zolang dat steeds tijdig en volgens de daaraan gestelde wettelijke eisen gebeurt. Bij iedere rechtsgeldige stuitingshandeling vangt de verjaringstermijn opnieuw aan.

De Rechtbank ‘s-Hertogenbosch (LJN: BX5038) oordeelde echter op 16 augustus 2008 dat het onder omstandigheden in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om de verjaring gedurende een lange periode te stuiten. In deze zaak had een werknemer na 9 jaar bij de rechtbank een vordering ingesteld wegens ‘kennelijk onredelijk ontslag’. De verjaringstermijn in het arbeidsrecht tot het instellen van een dergelijke vordering bedraagt ingevolge artikel 7:683 BW zes maanden. Gedurende negen jaren is de verjaringstermijn door de ex-werknemer telkens rechtsgeldig gestuit.

De kantonrechter oordeelt in deze zaak onder meer:

Er is geen wettelijke beperking gesteld aan het aantal keren dat men een verjaring stuit.

De wetgever heeft zich echter kennelijk voorgesteld, dat een vordering als deze slechts kan worden ingesteld als nog niet veel tijd verstreken is nadat aan de arbeidsovereenkomst een eind gekomen is.

Het zou dan naar regels van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn als die mogelijkheid meer dan negen jaar zou kunnen worden opengehouden door de verjaringstermijn alsmaar te stuiten.

De vordering van werknemer wordt daarom afgewezen. Gevolg van deze uitspraak is dat een beroep op stuiting van de verjaring moet – wil de stuiting in stand blijven – niet alleen tijdig en in overeenstemming met de daaraan gestelde wettelijke vereisten zijn, de stuiting moet ook gebaseerd zijn op redelijke gronden om haar te kunnen rechtvaardigen. Deze uitspraak is gepubliceerd op de website rechtspraak.nl (LJN:BX5038).

Hebt u met betrekking tot de stuiting van een verjaringstermijn of een kennelijk onredelijk ontslag verdere vragen of behoefte aan advies of rechtsbijstand, kunt u altijd contact opnemen met mr. Paul van Esseveldt (pe@atmadvocaten). Of bel op 030 252 35 20. Dit gaat snel en daarvoor brengen wij u geen kosten in rekening.